Kijk ook eens bij ons begeleidingsaanbod voor schoolontwikkeling!

Pesten en klasdynamiek (3): Het slachtoffer in beeld

Nathalie Hoekstra
Postdoctoraal onderzoeker ontwikkelingspsychologie bij Radboud Universiteit  

Hoekstra, N. (2025). Pesten en klasdynamiek, deel 3: Het beeld van het slachtoffer.
Geraadpleegd op 13-07-2025,
van https://wij-leren.nl/pesten-slachtoffer.php
Geplaatst op 18 juni 2025
Laatst bewerkt op 11 juli 2025
Pesten en klasdynamiek (3): Het slachtoffer in beeld

Hoe ontstaat een veilig klasklimaat? Welke rol speelt groepsdynamiek daarbij? En wat kun je als leraar doen als er sprake is van pesten? In deze artikelenserie duiken we dieper in de sociale processen binnen de klas en de mechanismen achter pesten, signaleren en ingrijpen. We verkennen de rol van pesters, slachtoffers, meelopers én leraren en laten zien hoe sociale veiligheid doelgericht versterkt kan worden.

Op basis van onderzoek en praktijkervaring beantwoorden we vragen als: Waar komt pestgedrag vandaan? Wat is de impact op het slachtoffer? Wat maakt een interventie effectief? En kan een andere zitplaatsindeling bijdragen aan een veiligere klas? Deze artikelenserie biedt concrete handvatten voor leraren, intern begeleiders, schoolleiders en ouders om actief bij te dragen aan een sociaal veilige leeromgeving – waarin ieder kind zich veilig, gezien en gesteund weet.

Het slachtoffer in beeld

In artikel 1 van deze serie bespraken we hoe groepsdynamiek samenhangt met het ontstaan van pesten. In artikel 2 stonden de vormen van pesten centraal. Dit derde artikel zoomt in op het slachtoffer. Wie wordt er gepest, waarom juist deze leerlingen en hoe kunnen we hen als leerkracht of ouder herkennen en ondersteunen?

Wie wordt gepest, waarom en hoe kun je dat als leraar of ouder herkennen?


Dit is het derde deel van een artikelenserie over pesten en klasdynamiek. Lees ook de overige delen van deze serie:

Deel 1: Sociale dynamiek in de klas

Deel 2: De vele gezichten van pesten

Deel 4: De pester onder de loep

Wil je op de hoogte blijven van nieuwe artikelen, tips en infographics? Schrijf je dan in voor het gratis kennisdossier van de Wij-leren Academie. 


Hét slachtoffer bestaat niet

Waarom wordt een kind gepest? Dat is een complexe vraag die niet eenduidig te beantwoorden is. Er bestaat geen universeel profiel van het slachtoffer: ieder kind is anders, en pesten kan iedereen overkomen. Daarbij is het cruciaal om weg te blijven van victim blaming: het idee dat slachtoffers iets aan het pesten zouden hebben bijgedragen of het zelf zouden hebben uitgelokt. Pesten is nooit de verantwoordelijkheid van het slachtoffer, maar van de pester én van de groep die het gedrag toelaat of versterkt.

Tegelijkertijd laat onderzoek zien dat sommige kinderen kwetsbaarder zijn dan anderen. Die kwetsbaarheid hangt samen met individuele eigenschappen, groepsnormen en sociale contexten. Inzicht in deze risicofactoren is niet bedoeld om schuld toe te wijzen, maar om pesten beter te herkennen en gerichter te kunnen voorkomen. Dat helpt leraren om op tijd in te grijpen. 

Pesten is nooit de schuld van het slachtoffer, wél de verantwoordelijkheid van de groep.

Individuele kenmerken – afwijken van de norm 

Onderzoek laat zien dat er individuele kenmerken zijn die de kans op slachtofferschap vergroten. Vaak komt het erop neer dat deze kinderen en jongeren afwijken van wat binnen een groep als ‘normaal’ wordt gezien. Het gaat hierbij niet eens altijd om objectieve verschillen, maar om sociale constructies van wat binnen een groep als wenselijk, geaccepteerd of ‘gewoon’ wordt beschouwd. Afwijken van deze norm kan leiden tot stigmatisering, uitsluiting en uiteindelijk pestgedrag. 

Wie afwijkt van de groepsnorm loopt meer risico om gepest te worden.

Hieronder bespreken we zes individuele kenmerken die gelinkt zijn aan gepest worden. Daarbij geven we voorbeelden van pestuitspraken. Voor leraren is het belangrijk om deze kwetsbaarheden tijdig te herkennen en waar mogelijk te verkleinen. 

1. Uiterlijk en fysieke beperkingen

Kinderen en jongeren die er anders uitzien dan hun klasgenoten, lopen een verhoogd risico om gepest te worden. Het uiterlijk is immers direct zichtbaar en daarmee een gemakkelijk doelwit voor pesters. Voorbeelden van uiterlijke kenmerken waar kinderen en jongeren mee gepest kunnen worden, zijn: hun kleding, haardracht, lichaamsgewicht of zichtbare lichamelijke kenmerken, zoals wijnvlekken, littekens of een andere manier van bewegen door een fysieke beperking. 

Wie zichtbaar anders is, is een makkelijk doelwit voor pesters.

Voorbeelden van pestopmerkingen: 

  • “Dikke, niemand wil met jou in het team.”
  • “Wat heb jij nou weer aan? Heb je dat uit de verkleedkist gehaald?”
  • “Heb je haar weer met die kromme vingers.”

2. Gedrag en gedragsproblemen

Kinderen en jongeren die in de ogen van de groep afwijken van de ongeschreven gedragsnormen, hebben een grotere kans om gepest te worden. Het gaat bijvoorbeeld om leerlingen die verlegen, teruggetrokken, onzeker, druk, impulsief, snel emotioneel of agressief zijn. 

Dit geldt ook voor kinderen en jongeren met diagnoses zoals ADHD of autisme, die soms tot uiting komen in het gedrag. Leerlingen met afwijkend gedrag en gedragsproblemen vallen vaak op in hun doen en laten en kunnen minder makkelijk meekomen in het groepsproces. Dat maakt hen kwetsbaarder voor pesterijen. Onderzoek toont bijvoorbeeld aan dat kinderen met ADHD tot wel 4 keer meer kans hebben om slachtoffer van pesten te worden. Bovendien lopen zij een verhoogd risico om zélf pestgedrag te vertonen én tegelijkertijd gepest te worden (18 keer meer kans). 

Kinderen met ADHD lopen niet alleen meer kans om gepest te worden, maar pesten zelf ook vaker.

Voorbeelden van pestopmerkingen:

  • “Kun je ook iets zeggen zonder meteen te gaan huilen?”
  • “Jij bent echt raar, niemand wil met jou samenwerken.”
  • “Wees eens wat minder autistisch, joh.”

3. Schoolprestaties of interesses

Ook schoolprestaties kunnen een bron van pesterijen zijn. Onderzoek laat zien dat met name leerlingen die moeite hebben met schoolse taken – bijvoorbeeld lezen, rekenen of taal – vaker het mikpunt zijn van pesten. Bij vooral jongens kunnen ook juist hoge prestaties tot negatieve reacties leiden. Een jongen die steevast goede cijfers haalt, veel weet of actief meedoet in de les, kan door klasgenoten als uitslover worden bestempeld en om die reden worden gepest. Dit hangt samen met groepsnormen rondom status, competitie en wat als ‘stoer’ of ‘normaal’ wordt gezien. 

Daarnaast kunnen afwijkende interesses - bijvoorbeeld als iemand liever leest dan sport, of zich verdiept in onderwerpen die als ‘vreemd’ worden gezien - aanleiding zijn voor pesters om iemand te pesten.

Als leren of interesses niet passen bij wat ‘stoer’ of ‘normaal’ is, liggen pesterijen op de loer

Voorbeelden van pestopmerkingen: 

  • “Nerd alert! Hij zit weer met zijn boek, hoor”
  • “Jij snapt ook nooit iets.”
  • “Wie boeit ruimtevaart iets? Jij bent echt raar.”

4. Etniciteit of culturele achtergrond

Kinderen en jongeren die tot een etnische of culturele minderheid behoren of een immigratie- of vluchtelingenachtergrond hebben, kunnen hiermee gepest worden. Wanneer hun uiterlijk, taal of religie zichtbaar afwijkt van de meerderheidscultuur zijn ze voor pesters een relatief gemakkelijk doelwit. Onderzoek toont aan dat kinderen en jongeren van etnische of culturele minderheden niet per se meer gepest worden dan jongeren van een meerderheidsachtergrond, maar dat etnisch pesten wel zeer schadelijk is. Het gaat namelijk over de identiteit van het kind of de jongere. Ze worden afgewezen om wie ze zijn. Etnisch pesten komt niet alleen voor tussen meerderheid en minderheid, maar ook binnen en tussen minderheidsgroepen.

Etnisch pesten raakt diep, omdat het gaat om wie iemand ís

Voorbeelden van pestopmerkingen:

  • “Ga terug naar je eigen land.”
  • “Je naam is veel te moeilijk hoor, ik noem je gewoon Appie.”

5. Seksuele oriëntatie en genderexpressie

Kinderen en jongeren die afwijken van de dominante normen rondom seksuele oriëntatie en gender zijn disproportioneel vaak slachtoffer van pesten. Dit kan al op jonge leeftijd beginnen, wanneer kinderen zich op een andere manier gedragen, kleden of uiten dan van hen of hun geslacht verwacht wordt. Vooral in de adolescentie krijgen veel jongeren die bijvoorbeeld tot de LHBTQ+-gemeenschap behoren of jongeren die zich identificeren als non-binair te maken met pesten. Onderzoek laat duidelijk zien dat LHBTQ+-jongeren die gepest worden, vaker denken aan zelfmoord of pogingen hiertoe ondernemen. 

Afwijken van gendernormen maakt jongeren extra kwetsbaar. Vaak al vóór ze zichzelf volledig begrijpen.

Voorbeelden van pestopmerkingen:

  • “Er zijn maar twee geslachten hoor, jij bent gewoon knettergek.”
  • “Wat ben jij een mietje, je loopt als een meisje!”

6. Sociale positie in de groep

Tot slot zijn kinderen en jongeren met een zwakkere sociale positie in de groep een makkelijk doelwit voor pesters. Leerlingen die moeilijk aansluiting vinden bij klasgenoten, omdat ze vaardigheden missen zoals het herkennen van emoties of het adequaat reageren bij conflicten, kunnen hierdoor buiten de groep komen te staan. Het gevolg is dat deze leerlingen zonder sociale connecties in de klas extra kwetsbaar worden. Onderzoek toont dat een gebrek aan sociale contacten de kans vergroot dat een kind of jongere gepest wordt. Ook tonen studies aan dat het hebben van tenminste één goede vriend(in) al het verschil kan maken in het welzijn van pestslachtoffers. 

Wie alleen staat in de groep, staat vaak ook alleen tegenover pesters.

Voorbeelden van pestopmerkingen:

  • “Heb je hem weer met al zijn vrienden.” (wanneer iemand alleen zit)
  • “Je denkt toch niet dat er ook maar iemand met jou gezien wil worden.”

Wat deze voorbeelden gemeen hebben, is dat het kind of de jongere opvalt door het niet volledig passen binnen de impliciete normen die in een klas of groep heersen. Wie afwijkt van die norm, loopt een groter risico doelwit te worden. Deze 'norm' is niet statisch of objectief, maar wordt gevormd en in stand gehouden door de groep. In groepen waar afwijking van deze normen leidt tot afkeuring of uitsluiting, is het risico op pesten groter. Hoe sterker de druk om 'normaal' te zijn, hoe kwetsbaarder het kind of de jongere dat daarvan afwijkt. In latere artikelen in deze artikelenserie gaan we dieper in op de rol van groepsnormen. 

In Figuur 1 zijn de individuele kenmerken die afwijken van de norm samengevat. In Figuur 2 is een kindvriendelijke versie weergegeven.

Figuur 1. Het slachtoffer in beeld. Welke afwijkingen van de norm maken kwetsbaar?

Wil je deze infographic gratis downloaden in hoge resolutie? Schrijf je dan in voor het kennisdossier van de Wij-leren Academie.

Figuur 2. Het slachtoffer in beeld - kindversie. Welke afwijkingen van de norm maken kwetsbaar?

Wil je deze infographic gratis downloaden in hoge resolutie? Schrijf je dan in voor het kennisdossier van de Wij-leren Academie.

Typen slachtoffers

Hoewel ieder kind en iedere jongere uniek is, worden in onderzoek naar pesten vaak verschillende typen slachtoffers onderscheiden. Vroeger lag de focus vooral op individuele kenmerken van het slachtoffer, zoals passiviteit vs. reactiviteit. Tegenwoordig richten onderzoekers zich meer op de dynamiek binnen het sociale netwerk en wordt pesten gezien als een groepsproces waarin elk lid van de groep een rol speelt. Toch blijft het klassieke onderscheid tussen slachtoffertypen behulpzaam voor het herkennen van signalen in de praktijk.

  • Passieve slachtoffers (ook wel submissive victims): deze kinderen trekken zich terug, vermijden conflicten, tonen angstig gedrag en hebben moeite om voor zichzelf op te komen. Ze hopen dat het pesten vanzelf stopt, maar reageren zelden assertief of verdedigend. Hun terughoudendheid kan ervoor zorgen dat het pestgedrag ongestoord doorgaat.
  • Reactieve slachtoffers (ook wel provocative victims): zij reageren impulsief of vijandig op plagerijen of negatieve interacties. Deze kinderen raken vaker verwikkeld in conflicten en krijgen minder steun van klasgenoten, mede doordat hun gedrag als storend wordt ervaren. 

Slachtofferschap kent vele gezichten – van terugtrekking tot explosieve reacties.

Een specifieke groep vormen de zogenaamde pester-slachtoffers (bully-victims). Dit zijn kinderen die zowel slachtoffer zijn van pesten als zelf pestgedrag vertonen. Zij bevinden zich in een complexe positie: ze zijn én kwetsbaar én agressief. Onderzoek toont aan dat pester-slachtoffers vaak worstelen met impulscontrole, moeite hebben met het volgen van sociale regels en sneller in conflicten terechtkomen. Hun pestgedrag komt vaak voort uit frustratie, onmacht of het zoeken naar sociale controle. Deze combinatie maakt hen tot een risicogroep voor langdurige sociaal-emotionele problemen. 

Uit onderzoek blijkt dat pester-slachtoffers vaak nog slechter af zijn dan slachtoffers die zelf niet pesten. Ze voelen zich vaak eenzaam, worden afgewezen door klasgenoten en behalen lagere schoolresultaten. Pester-slachtoffers beginnen vaak in één rol, nemen of krijgen dan de andere rol erbij en kunnen uiteindelijk één of beide rollen ook weer neerleggen, bijvoorbeeld onder begeleiding van onderwijsprofessionals en ouders.

De combinatie van dader en slachtoffer maakt pester-slachtoffers extra kwetsbaar voor langdurige problemen.

Verschillen in slachtofferschap: frequentie, duur en intensiteit

Niet alle slachtoffers van pesten maken hetzelfde mee. In de literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen stabiele en instabiele slachtoffers. Stabiele slachtoffers worden herhaaldelijk en langdurig gepest, vaak jarenlang. Hun sociale positie binnen de groep is structureel zwakker: ze ontvangen weinig steun, vallen vaak buiten groepsactiviteiten en worden herhaaldelijk als doelwit gekozen. Het pesten is in deze gevallen niet incidenteel, maar diep verankerd in de groepsdynamiek en wordt in veel gevallen als ‘normaal’ beschouwd. 

Instabiele slachtoffers daarentegen ervaren pestgedrag meer incidenteel of tijdelijk. Het kan bijvoorbeeld gaan om een kortdurende periode van uitsluiting na een klaswisseling of een conflict dat tijdelijk escaleert. Deze kinderen beschikken vaker over beschermende factoren, zoals sociale steun van klasgenoten of snelle interventie door een leraar. Daardoor herstellen hun relaties doorgaans sneller en is het risico op langdurige negatieve gevolgen kleiner.

Bij stabiel slachtofferschap is pesten geen incident, maar ingebed in het dagelijkse groepsleven.

De intensiteit van pesten verschilt eveneens sterk. Sommige slachtoffers krijgen vooral te maken met subtiele vormen van uitsluiting, anderen worden openlijk vernederd, fysiek belaagd of systematisch zwartgemaakt. Vooral chronisch slachtofferschap dat plaatsvindt in meerdere contexten (zoals school én sociale media) en waar geen ontsnappingsmogelijkheden zijn, blijkt uit onderzoek sterk schadelijk voor het welzijn en de ontwikkeling van kinderen.

Daarbij is het belangrijk om te beseffen dat slachtofferschap geen statische rol is. Kinderen kunnen over de tijd wisselen tussen rollen – van slachtoffer naar omstander, of zelfs naar pester. Deze dynamiek onderstreept het belang van structurele monitoring, signalering en ondersteuning. In een later artikel in deze serie gaan we dieper in op de verschillende rollen bij een pestproces. 

Waarom melden slachtoffers het pesten niet? 

Hoewel pesten grote impact heeft op het welzijn en de ontwikkeling van kinderen, blijft het in veel gevallen onopgemerkt door volwassenen. Veel slachtoffers kiezen er namelijk niet voor om hun ervaringen te delen. Het openlijk uiten of melden van pestervaringen staat in de literatuur bekend als disclosure of victimization

Schattingen lopen uiteen, maar zowel uit wetenschappelijk onderzoek als uit onderzoeken van de Landelijke Veiligheidsmonitor blijkt dat zo’n 30% van de slachtoffers het pesten nooit meldt. Zij geven aan dat ze hun ervaringen niet hebben gedeeld met een leraar, ouder of andere volwassene. De redenen hiervoor zijn divers en vaak diepgeworteld:

  • Schaamte: kinderen schamen zich voor het feit dat ze gepest worden en denken dat het iets over henzelf zegt. 

            "Het ligt vast aan mij. Misschien bén ik ook gewoon raar."

  • Angst: ze zijn bang dat het pesten erger wordt als ze er iets van zeggen.

            "Straks horen de pesters dat ik het gezegd heb en krijg ik er nog meer problemen bij."

  • Twijfel: kinderen vragen zich af of het wel echt pesten is, of dat ze misschien overdrijven.

             "Misschien stel ik me aan. Het zijn maar grapjes, toch?"

  • Normalisatie: in klassen waar pesten veel voorkomt, wordt het gedrag soms als 'gewoon' gezien. 

             "Iedereen wordt hier weleens uitgescholden. Dat hoort er gewoon bij."

  • Wantrouwen: eerdere ervaringen waarin pesten niet serieus werd genomen, kunnen leiden tot terughoudendheid. Uit de Landelijke Veiligheidsmonitor blijkt dat er in ongeveer 30% van de meldingen geen vervolgactie plaatsvindt. Wanneer meldingen geen zichtbare gevolgen hebben, verlaagt dat de bereidheid van kinderen om zich uit te spreken. 

             “De leraren zeggen wel dat ik moet praten, maar ze doen er toch niets mee.”

Pesten wordt vaak niet gemeld, uit schaamte, twijfel of omdat eerdere signalen niets opleverden.

Wat kunnen leraren en ouders doen?

Het is voor slachtoffers van pesten van het grootste belang dat zij zich gesteund voelen door leraren en ouders. Volwassenen spelen een belangrijke rol in het signaleren van kwetsbaarheden die het risico op pesten vergroten. Het vraagt om bewustzijn én alertheid: welke kinderen lopen meer risico, en wat kunnen we doen om hen te beschermen? Daarnaast is het cruciaal dat zij actief investeren in een veilige, open relatie met kinderen en jongeren, zodat deze zich vertrouwd genoeg voelen om het aan te geven als ze gepest worden. Enkele praktische aanbevelingen:

  • Breng als leraar sociale netwerken in de klas in kaart en spoor (verborgen) pesten op. Dit kun je doen met een simpele vragenlijst met sociometrische vragen, zoals “Wie in de klas vind je het meest aardig?” of “Wie in de klas kunnen goed met anderen samenwerken?”. 
  • Betrek de hele klas bij sociale ontwikkeling. Door klassikaal te werken aan groepsnormen zoals “iedereen hoort erbij”, “we helpen elkaar” en “we mogen allemaal zijn wie we zijn” verklein je de kans dat kinderen en jongeren met beperkte vaardigheden buiten de groep komen te staan en mogelijk gepest worden. 
  • Observeer sociaal gedrag actief tijdens werkvormen en pauzes. Benoem gewenst sociaal gedrag expliciet: “Ik zie dat je vraagt of je mee mag doen. Wat goed!”
  • Integreer als leraar sociale vaardigheidsoefeningen in je lessen. Denk aan kringgesprekken, coöperatieve werkvormen of rollenspellen waarbij kinderen oefenen met luisteren, reageren, overleggen of emoties benoemen.
  • Reageer als ouder én als leraar serieus en zorgvuldig op signalen of meldingen rondom pesten. Ook als het ogenschijnlijk om kleine incidenten gaat.
  • Complimenteer slachtoffers van pesten voor hun openheid: “Fijn dat je dit vertelt. Ik ben blij dat je dit durft te delen.” 
  • Volg meldingen altijd op en geef terugkoppeling aan het kind of de jongere over wat ermee wordt gedaan.

Een veilige klas ontstaat niet vanzelf – leraren moeten groepsnormen actief vormgeven én bewaken.

Tot slot 

Slachtoffers van pesten vormen geen eenduidige groep. Kinderen en jongeren kunnen om allerlei redenen en met allerlei zaken gepest worden, variërend van uiterlijk tot geaardheid en van gedrag tot etniciteit. Wat hen verbindt, is dat ze meestal afwijken van de sociale norm en daardoor buiten de groep komen te staan. Wanneer er vanuit de groep geen steun voor het slachtoffer is en het pesten wordt toegestaan of zelfs versterkt, blijft het leed vaak onzichtbaar, wordt het als normaal geaccepteerd en heeft het ernstige gevolgen voor het slachtoffer. 

Daarom moeten we het beeld van ‘het slachtoffer’ bijstellen. Niet als een zwak of zielig kind, maar als iemand die onvoldoende wordt beschermd door de groep en actief steun nodig heeft van volwassenen. Dit vraagt om een andere kijk op pesten: niet als individueel probleem, maar als een gedeelde groepsaangelegenheid. Alleen als we pesten serieus nemen als sociaal proces, kunnen we het effectief tegengaan.

Pesten bestrijden begint niet bij het gedrag van één kind, maar bij de cultuur van de hele klas.

In de volgende artikelen in deze reeks staan we stil bij andere kernaspecten van pesten. We onderzoeken waarom kinderen pesten en wat dit zegt over hun positie in de groep. Ook gaan we dieper in op groepsprocessen: hoe ontstaan groepsnormen, hoe beïnvloeden ze pestgedrag, en wat kun je als leraar of schoolteam doen om positieve normen te versterken? Pas als we de dynamiek van de hele klas begrijpen, kunnen we écht bouwen aan een sociaal veilige school.

Referenties

  • Bergold, S., Kasper, D., Wendt, H., & Steinmayr, R. (2020). Being bullied at school: The case of high-achieving boys. Social Psychology of Education, 23, 315-338. https://doi.org/10.1007/s11218-019-09539-w
  • Cook, C. R., Williams, K. R., Guerra, N. G., Kim, T. E., & Sadek, S. (2010). Predictors of bullying and victimization. School Psychology Quarterly, 25(2), 65-83. https://doi.org/10.1037/a0020149
  • DiRussa, C., Coyle-Eastwick, S., & Jeyanayagam, B. (2023). The bystander intervention model and bystander behavior: the impact of school climate on students’ likeliness to intervene in bullying. International Journal of Bullying Prevention, 7, 58-73. https://doi.org/10.1007/s42380-023-00178-6
  • De Lange, J., Baams, L., van Bergen, D. D., Bos, H. M., & Bosker, R. J. (2022). Minority stress and suicidal ideation and suicide attempts among LGBT adolescents and young adults: a meta-analysis. LGBT health, 9(4), 222-237. https://doi.org/10.1089/lgbt.2021.0106
  • Fogler, J. M., Weaver, A. L., Katusic, S., Voigt, R. G., & Barbaresi, W. J. (2022). Recalled experiences of bullying and victimization in a longitudinal, population-based birth cohort: The influence of ADHD and co-occurring psychiatric disorder. Journal of Attention Disorders, 26(1), 15-24. https://doi.org/10.1177/1087054720969981
  • Iyanda, A. E. (2022). Bullying victimization of children with mental, emotional, and developmental or behavioral (MEDB) disorders in the United States. Journal of Child & Adolescent Trauma, 15(2), 221-233. https://doi.org/10.1007/s40653-021-00368-8 
  • Kljakovic, M., & Hunt, C. (2016). A meta-analysis of predictors of bullying and victimisation in adolescence. Journal of Adolescence, 49, 134-145. https://doi.org/10.1016/j.adolescence.2016.03.002
  • Lodewick, J., Geurts, R., Lucas, K., Van den Broek, A., Ramakers, C. (2023). Veilig op school. Landelijke Veiligheidsmonitor 2021-2022: veiligheidsbeleid en veiligheidsbeleving in het primair en voortgezet onderwijs. ResearchNed.  
  • Ojeda, M., Elipe, P., & Del Rey, R. (2024). LGBTQ+ bullying and cyberbullying: Beyond sexual orientation and gender identity. Victims & Offenders, 19(3), 491-512. https://doi.org/10.1080/15564886.2023.2182855 
  • Rose, C. A., Monda-Amaya, L. E., & Espelage, D. L. (2009). Bullying and students with disabilities. International Journal of Special Education, 24(1), 31–44. https://doi.org/10.1080/01443410903254864
  • Salmivalli, C., Voeten, M., & Poskiparta, E. (2011). Bystanders matter: Associations between reinforcing, defending, and the frequency of bullying behavior in classrooms. Journal of Clinical Child & Adolescent Psychology, 40(5), 668-676. https://doi.org/10.1080/15374416.2011.597090
  • Sapouna, M., De Amicis, L., & Vezzali, L. (2023). Bullying victimization due to racial, ethnic, citizenship and/or religious status: A systematic review. Adolescent Research Review, 8(3), 261-296. https://doi.org/10.1007/s40894-022-00197-2 
  • Sentse, M., Scholte, R. H., Salmivalli, C., & Voeten, M. (2007). Person-group dissimilarity in involvement in bullying and its relation with social status. Journal of Abnormal Child Psychology, 35, 1009-1019. https://doi.org/10.1007/s10802-007-9150-3
  • Thornberg, R., & Knutsen, S. (2011). Teenagers' explanations of bullying. Child and Youth Care Forum, 40(3), 177-192. https://doi.org/10.1007/s10566-010-9129-z
  • Van der Ploeg, R., Stoltz, S. E., van den Berg, Y. H., Cillessen, A. H., & de Castro, B. O. (2022). To disclose or not? Children’s tendency to disclose peer victimisation in elementary school. Educational Psychology, 42(7), 857-874. https://doi.org/10.1080/01443410.2022.2048794
  • Veenstra, R., Lindenberg, S., Munniksma, A., & Dijkstra, J. K. (2010). The complex relation between bullying, victimization, acceptance, and rejection: Giving special attention to status, affection, and sex differences. Child Development, 81(2), 480-486. https://doi.org/10.1111/j.1467-8624.2009.01411.x 
  • Waseem, M., Boutin-Foster, C., Robbins, L., Gonzalez, R., Vargas, S., & Peterson, J. C. (2014). Perspectives on bullying among children who present to the emergency department with behavioral misconduct: a qualitative study. Pediatric emergency care, 30(11), 793-797. https://doi.org/10.1097/PEC.0000000000000261 
  • Zych, I., Farrington, D. P., & Ttofi, M. M. (2019). Protective factors against bullying and cyberbullying: A systematic review of meta-analyses. Aggression and Violent Behavior, 45, 4-19. https://doi.org/10.1016/j.avb.2018.06.008
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 4000+ artikelen.