Hoe geef je een passend schooladvies? (3)
Nico den Breejen
Onderwijskundige bij Wij-leren.nl
Geraadpleegd op 18-01-2025,
van https://wij-leren.nl/passend-schooladvies-deel-3.php
Deel 3: De rol van toetsen en leerkrachten bij het schooladvies
Tussen 10 en 31 januari 2025 krijgen alle groep 8-leerlingen in Nederland hun voorlopig schooladvies. Maar hoe komt zo'n advies tot stand? Welke factoren spelen een rol? Hoe verhouden toetsresultaten en het oordeel van de leerkracht zich tot elkaar? En welke valkuilen moeten worden vermeden? In deze artikelenserie worden 10 veelvoorkomende vragen over schooladvisering beantwoord en worden praktische handvatten geboden om tot een passend advies te komen.
Deze artikelenreeks geeft antwoord op de volgende veelgestelde vragen over het schooladviesproces:
- Wanneer wordt het schooladvies gegeven?
- Wie zijn er betrokken bij het schooladvies?
- Hoe worden ouders en leerlingen geïnformeerd over het schooladvies?
- Welke factoren worden meegenomen in een passend schooladvies?
- Hoe worden LVS-toetsscores gebruikt bij het schooladvies?
- Wanneer adviseer je praktijkonderwijs en wanneer vmbo basis?
- Wie weet het beter: toetsen of de leerkracht?
- Welke valkuilen zijn er bij het geven van het schooladvies?
- Wat gebeurt er als ouders of leerlingen het niet eens zijn met het schooladvies?
- Hoe heeft de invoering van de doorstroomtoets het schooladviesproces veranderd?
In dit derde deel wordt ingegaan op de vragen 5 tot en met 7. De rollen van toetsen en leerkrachten worden uitgediepd.
De overige delen in deze reeks zijn:
- Deel 1: Het proces achter een passend schooladvies;
- Deel 2: De bouwstenen voor een passend schooladvies
- Deel 4: Valkuilen bij het schooladvies
- Deel 5: Schooladvies in de praktijk: oudergesprekken en de rol van de doorstroomtoets
- Gratis module Wij-leren Academie met infographics
Hoe worden LVS-toetsscores gebruikt bij het schooladvies?
Een veelgebruikte indicator voor het schooladvies zijn de LVS-toetsscores. Basisscholen maken meestal gebruik van de I t/m V-variant of de A t/m E-variant om het prestatieniveau van leerlingen te categoriseren. Deze scores geven een overzicht van hoe de leerling presteert ten opzichte van leeftijdsgenoten en zijn daarmee een voorbeeld van normgericht toetsen. Deze manier van toetsing verschilt fundamenteel van criteriumgericht toetsen, zoals gebruikt bij methodegebonden toetsen. Bij methodegebonden toetsen ligt de focus op het meten in hoeverre leerlingen specifieke vaardigheden of leerdoelen beheersen, zonder daarbij een vergelijking te maken met andere leerlingen.
“LVS-toetsscores geven inzicht in de prestaties van leerlingen ten opzichte van leeftijdsgenoten, terwijl methodegebonden toetsen focussen op het beheersen van specifieke leerdoelen."
In Figuur 1 wordt de betekenis van de LVS-toetsscores verder uitgelegd. Bij leerlingen met niveaus V of E wordt vaak aanvullend gekeken naar Didactische Leeftijdsequivalenten (DLE’s) om een scherper beeld te krijgen van het prestatieniveau van de leerling.
Figuur 1. Betekenis van de I t/m V-variant en de A t/m E-variant.
Rekenen en begrijpend lezen wegen bij veel scholen het zwaarst mee in het schooladvies, omdat deze vaardigheden sterk samenhangen met succes in het voortgezet onderwijs (Hebbink et al., 2022; Lek en Van de Schoot, 2019). Andere vaardigheden, zoals Engels, taalverzorging, woordenschat en technisch lezen, worden ook meegenomen, maar spelen doorgaans een minder bepalende rol.
In de Tabel hieronder staat de normering per niveau-advies samengevat. De normering kan per school enigszins verschillen. De meeste basisscholen gebruiken toetsscores als richtlijn en combineren deze gegevens met andere factoren, zoals werkhouding en motivatie, om tot een compleet advies te komen.
Tabel 1. Richtlijnen voor normering niveau-advies.
Niveau-advies | Score I t/m V | Score A t/m E | Opmerkingen |
---|---|---|---|
Praktijkonderwijs | Lage V | Lage E | DLE wordt meegewogen |
Vmbo basis | Hoge V | Hoge E | DLE wordt meegewogen |
Vmbo kader | Hoge V, lage IV | D | |
Vmbo gemengd/ | Hoge IV, lage III | C | |
Havo | Hoge III, II | B | |
Vwo | I | A | Vaak criterium > A4.2 (=I-score) |
Vwo+ | I+ | A+ | Vaak criterium > A4.4 |
Wanneer adviseer je praktijkonderwijs en wanneer vmbo basis?
Bij een mogelijke uitstroom naar praktijkonderwijs of vmbo basis zijn toetsscores bijzonder relevant in de besluitvorming, omdat de criteria voor deze vormen van onderwijs op toetsscores zijn gefundeerd. Didactische Leeftijdsequivalenten (DLE’s) spelen een belangrijke rol in de beoordeling. DLE’s geven een beeld van de didactische ontwikkeling van een leerling.
Criteria voor praktijkonderwijs
Voor een advies naar praktijkonderwijs moet een leerling voldoen aan de volgende criteria:
- IQ tussen 55 en 80: Dit duidt erop dat de leerling het meest gebaat is bij een praktijkgerichte leeromgeving die aansluit bij zijn of haar cognitieve mogelijkheden.
- De leerling heeft een leerachterstand van 0,50 of meer op twee van de vier domeinen: begrijpend lezen, technisch lezen, spellen of inzichtelijk rekenen. Minimaal één van deze domeinen moet begrijpend lezen of inzichtelijk rekenen zijn. Een dergelijke achterstand komt overeen met een DLE < 30 en duidt op een vertraagde didactische ontwikkeling.
Wanneer een leerling niet aan deze criteria voldoet, is vmbo basis of kader doorgaans een geschikter advies. Bij twijfel kan aanvullende ondersteuning, zoals leerwegondersteunend onderwijs (lwoo), een optie zijn.
“Praktijkonderwijs biedt een passende leeromgeving voor leerlingen met praktische talenten, die zich op didactisch gebied in hun eigen tempo ontwikkelen."
Het samenwerkingsverband van het voortgezet onderwijs kan uitzonderingen maken op deze criteria. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer een leerling specifieke ondersteuningsbehoeften heeft die beter aansluiten bij de structuur en praktijkgerichte aanpak van het praktijkonderwijs. In dergelijke gevallen is het raadzaam contact op te nemen met de ontvangende school voor voortgezet onderwijs om te overleggen over de meest passende keuze.
Criteria voor lwoo
Lwoo is bedoeld voor vmbo-leerlingen die extra hulp nodig hebben om de leerstof goed te kunnen volgen. De criteria voor lwoo zijn:
- IQ tussen 75 en 90, of IQ tussen 91 en 120 met sociaal-emotionele problematiek.
- Leerachterstand van 0,25 tot 0,50 op twee van de vier domeinen: begrijpend lezen, technisch lezen, spellen of inzichtelijk rekenen. Minimaal één van deze domeinen moet begrijpend lezen of inzichtelijk rekenen zijn. Dit komt overeen met een DLE tussen 30 en 45.
Lwoo wordt het meest aangeboden op vmbo basis, omdat het achterstandscriterium hier vaker voorkomt. Het kan echter ook op vmbo kader of -in uitzonderlijke gevallen- op andere niveaus worden ingezet.
De manier waarop lwoo wordt aangeboden, verschilt per school. Niet alle vmbo-scholen bieden lwoo aan, aangezien dit niet verplicht is. Scholen die wel lwoo aanbieden, kunnen dit op verschillende manieren invullen, zoals:
- Kleinere klassen om meer persoonlijke aandacht te geven;
- Bijlessen of huiswerkbegeleiding;
- Ondersteuning binnen of buiten de reguliere lessen.
De indicatiestelling voor lwoo staat los van het basisschooladvies. Het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs neemt het uiteindelijke besluit over lwoo-bekostiging. Dit besluit wordt gebaseerd op de behoeften van de leerling, zoals vastgesteld door de ontvangende school in het voortgezet onderwijs.
“Lwoo biedt leerlingen met specifieke leerbehoeften extra ondersteuning, zodat zij de leerstof in een passende omgeving kunnen verwerken."
Wie weet het beter: toetsen of de leerkracht?
Bij het geven van schooladviezen is de vraag vaak: wie weet het beter, de toetsen of de leerkracht? Zowel de eindtoets/doorstroomtoets als het advies van de leerkracht zijn waardevolle voorspellers van het onderwijsniveau waarop leerlingen terechtkomen en succesvol kunnen zijn.
Onderzoek laat zien dat beide benaderingen hun eigen sterke punten hebben. Volgens Lek en Van de Schoot (2019) is het advies van leerkrachten een betere voorspeller van het uiteindelijke niveau voor vmbo-leerlingen, terwijl de eindtoets/doorstroomtoets accurater is bij het voorspellen van succes op het vwo. Hebbink et al. (2022) bevestigen dat het leerkrachtadvies in de meeste gevallen betrouwbaar is, maar benadrukken ook dat toetsresultaten een belangrijke aanvullende waarde hebben. Uit het onderzoek van Feron et al. (2015) blijkt het leerkrachtadvies het onderwijsniveau van leerlingen in de derde klas van het voortgezet onderwijs beter te voorspellen dan het toetsadvies. Uit het proefschrift van Lek (2020) volgt dat een combinatie van leerkrachtbeoordelingen en toetsresultaten leidt tot nauwkeurigere adviezen.
“Toetsresultaten kunnen subjectiviteit verminderen, maar bieden geen volledig beeld van de bredere vaardigheden van leerlingen."
De rol van toetsresultaten
Het meenemen van toetsresultaten verkleint de invloed van subjectieve factoren, zoals de verwachtingen van leerkrachten of gedragskenmerken van leerlingen. Volgens Lek (2020) wegen leerkrachten bewust of onbewust sociaaleconomische factoren mee in hun adviezen. Dit kan tot onbedoelde verschillen leiden. Van Leest et al. (2024) benadrukken tevens dat subjectieve percepties van leerkrachten een belangrijke rol spelen in het formuleren van schooladviezen. Toetsresultaten kunnen deze subjectieve factoren deels neutraliseren en zorgen voor een meer objectieve basis. Het is echter belangrijk om te erkennen dat toetsen ook niet volledig objectief zijn. Elke toets is ontworpen binnen een bepaalde context en bevat onvermijdelijk een vorm van bias. Dit kan bijvoorbeeld voortkomen uit culturele verschillen, taalgebruik of de gekozen toetsvorm. Toetsen meten bovendien slechts een deel van het vermogen van een leerling en bieden geen volledig beeld van aspecten zoals motivatie, doorzettingsvermogen en sociale vaardigheden (zie Figuur 2).
Figuur 2. Vaardigheden die de doorstroomtoets niet toetst.
De rol van de leerkracht
Leerkrachten brengen een waardevolle menselijke dimensie in het adviesproces. Zij kennen de leerling over een langere periode en kunnen rekening houden met factoren die toetsen niet in kaart brengen. Dit maakt hun oordeel een essentieel onderdeel van het schooladvies, vooral bij het inschatten van het toekomstige succes van een leerling in een specifieke leeromgeving.
Een optimale combinatie
Het combineren van de inzichten van leerkrachten met de toetsresultaten biedt de beste kans op een nauwkeurig en passend schooladvies. Leerkrachten brengen een diepgaand begrip van de leerling mee, terwijl toetsen een consistent en vergelijkbaar kader bieden. Samen zorgen deze benaderingen voor een gebalanceerd en onderbouwd advies dat recht doet aan het potentieel van de leerling.
“Toetsen en leerkrachtobservaties vertellen elk een deel van het verhaal; samen bieden ze een vollediger beeld."
Tot slot
In dit artikel is besproken hoe toetsresultaten en leerkrachtoordelen elkaar kunnen aanvullen bij het formuleren van een passend schooladvies. Door beide benaderingen in samenhang te bekijken, ontstaat een gebalanceerd en onderbouwd advies dat recht doet aan het volledige potentieel van de leerling. Toetsen kunnen eventueel deels corrigeren voor subjectieve invloeden, terwijl leerkrachten de unieke kenmerken en ontwikkeling van de leerling in kaart kunnen brengen.
In de volgende delen van deze artikelenserie wordt dieper ingegaan op de valkuilen bij het geven van een schooladvies, meningsverschillen met ouders en de rol van de doorstroomtoets in het adviesproces. De gehele artikelenserie biedt een compleet overzicht van alles wat komt kijken bij het opstellen van een schooladvies. Lees ook deel 4 om praktische inzichten en handvatten te ontdekken die bijdragen aan een eerlijk en onderbouwd adviesproces.
Referenties
- Bosker, R. J., Van der Werf, M. P. C., & De Boer, H. (2007). De gevolgen van onder- en overadvisering. In Inspectie van het onderwijs (Ed.), Onderadvisering in beeld (pp. 83-92). Inspectie van het onderwijs.
- Centraal Planbureau. (2019). Kansrijk onderwijsbeleid: Eindadvies bijgesteld? Ongelijke kansen door bijstelling van het schooladvies. Den Haag: CPB.
- De Bruyckere, P., Hulshof, C., & Missinne, L. (2021). Bijna alles wat je moet weten over psychologie: van kinderen en jongeren. Lannoo Meulenhoff-Belgium.
- Driessen, G. (2006). Het advies voortgezet onderwijs: is de overadvisering over? Mens en Maatschappij, 81(1), 5-23.
- Feron, E., Schils, T., & Ter Weel, B. (2015). Does the teacher beat the test? The additional value of teacher assessment in predicting student ability. Maastricht University School ofBusiness and Economics.
- Hebbink, P., Warrens, M. J., Fleur, E., Dijks, M. A., & Korpershoek, H. (2022). De voorspellende waarde van het initiële schooladvies, het toetsadvies en het definitieve schooladvies in het Nederlandse onderwijs. Pedagogische Studiën, 99(1), 20-35.
- Heij, K. (2021). Van de kat en de bel: Tellen en vertellen met de eindtoets basisonderwijs. [Academisch proefschrift]. Universiteit Tilburg.
- Inspectie van het Onderwijs. (2021). De Staat van het Onderwijs 2021: Verslag over de bevindingen van de inspectie in het schooljaar 2019/2020. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.
- Inspectie van het Onderwijs (2022). Heroverwegen en bijstellen van schooladviezen na de eindtoets. Geraadpleegd op 30 september 2024, van: https://www.onderwijsinspectie.nl/documenten/rapporten/2022/10/24/heroverwegen-en-bijstellen-van-schooladviezen-na-de-eindtoets
- Korpershoek, H., Vugteveen, J., & Opdenakker, M. C. (2017). De overgang van het basis-naar het voortgezet onderwijs en de verdere schoolloopbaan. Pedagogische Studiën, 94(2).
- Korpershoek, H., Beijer, C., Spithoff, M., Naaijer, H. M., Timmermans, A. C., van Rooijen, M., Vugteveen, J., & Opdenakker, M.-C. (2016). Overgangen en aansluitingen in het onderwijs: Deelrapportage 1: reviewstudie naar de po-vo en de vmbo-mbo overgang. GION onderzoek/onderwijs.
- Korthals, R., Marie, O., & Webbink, D. (2016). Does early educational tracking increase inequality? Short and long term international evidence. In College for Interdisciplinary Educational Research (CIDER) International Conference.
- Lek, K. M. (2020). Teacher knows best? On the (dis) advantages of teacher judgments and test results, and how to optimally combine them. [Academisch proefschrift]. Universiteit Utrecht.
- Lek, K. M., van de Schoot-Hubeek, W., Kroesbergen, E. H., & van de Schoot, R. (2019). Wie weet het beter, de docent of de centrale eindtoets? De psycholoog, 10-21.
- Sociaal en Cultureel Planbureau. (2020). Kansen in het onderwijs: Sociale ongelijkheid onder leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs. Den Haag: SCP.
- Timmermans, A., Kuyper, H., & van der Werf, G. (2012). Schooladviezen en onderwijsloopbanen. Voorkomen, risicofactoren en gevolgen van onder-en overadvisering, Gronings Instituut voor Onderwijs van Onderwijs, Rijksuniversteit Groningen.
- Van Leest, A., Hornstra, L., van Tartwijk, J., & van de Pol, J. (2024). Teachers taking perceptions of student attributes into consideration when formulating track recommendations? British Educational Research Journal. 50(3), 1127-1171. https://doi.org/10.1002/berj.3957
- Van Spijker, F., Van der Houwer, K. & Van Gaalen, R. (2017). Invloed ouderlijk opleidingsniveau reikt tot ver in het voortgezet onderwijs. ESB Onderwijs en Wetenschap, 102, 234-236.