Hoe geef je een passend schooladvies? (2)
Nico den Breejen
Onderwijskundige bij Wij-leren.nl
Geraadpleegd op 18-01-2025,
van https://wij-leren.nl/passend-schooladvies-deel-2.php
Deel 2: De bouwstenen voor een passend schooladvies
Tussen 10 en 31 januari 2025 krijgen alle groep 8-leerlingen in Nederland hun voorlopig schooladvies. Maar hoe komt zo'n advies tot stand? Welke factoren spelen een rol? Hoe verhouden toetsresultaten en het oordeel van de leerkracht zich tot elkaar? En welke valkuilen moeten worden vermeden? In deze artikelenserie worden 10 veelvoorkomende vragen over schooladvisering beantwoord en worden praktische handvatten geboden om tot een passend advies te komen.
Deze artikelenreeks geeft antwoord op de volgende veelgestelde vragen over het schooladviesproces:
1. Wanneer wordt het schooladvies gegeven?
2. Wie zijn er betrokken bij het schooladvies?
3. Hoe worden ouders en leerlingen geïnformeerd over het schooladvies?
4. Welke factoren worden meegenomen in een passend schooladvies?
5. Hoe worden LVS-toetsscores gebruikt bij het schooladvies?
6. Wanneer adviseer je praktijkonderwijs en wanneer vmbo basis?
7. Wie weet het beter: toetsen of de leerkracht?
8. Welke valkuilen zijn er bij het geven van het schooladvies?
9. Wat gebeurt er als ouders of leerlingen het niet eens zijn met het schooladvies?
10. Hoe heeft de invoering van de doorstroomtoets het schooladviesproces veranderd?
In dit tweede deel worden de bouwstenen voor een passend schooladvies behandeld (vraag 4).
Lees ook de overige delen:
- Deel 1: Het proces achter een passend schooladvies;
- Deel 3: De rol van toetsen en leerkrachten bij het schooladvies
- Deel 4: Valkuilen bij het schooladvies
- Deel 5: Schooladvies in de praktijk: oudergesprekken en de rol van de doorstroomtoets
- Gratis module Wij-leren Academie met infographics
Welke factoren worden meegenomen in een passend schooladvies?
Het bepalen van een passend schooladvies is een complexe taak die vraagt om het zorgvuldig meewegen van verschillende aspecten. Elk kind is uniek. Het is belangrijk dat het advies niet uitsluitend gebaseerd is op cijfers en toetsresultaten, maar ook op een breder beeld van de leerling, zoals motivatie, welbevinden en werkhouding. In Figuur 2 worden acht belangrijke factoren samengevat, die hieronder verder worden toegelicht.
Figuur 2. De bouwstenen voor een passend schooladvies.
Wil je deze infographic in hoge resolutie downloaden, of heb je vragen over het artikel? Schrijf je gratis in voor de module van de Wij-Leren Academie.
1. Wensen van de leerling
De wensen en interesses van de leerling zijn een belangrijke factor bij het formuleren van een passend schooladvies. Een leerling die zich herkent in het gegeven advies en gemotiveerd is om een bepaalde richting te volgen, heeft meer kans op succes en voldoening in het voortgezet onderwijs. Het serieus nemen van de persoonlijke inbreng van de leerling bevordert niet alleen het gevoel van eigenaarschap, maar stimuleert ook de intrinsieke motivatie om zich in te zetten voor zijn of haar toekomst. Door leerlingen actief te betrekken in het proces, ontstaat er bovendien meer draagvlak voor het uiteindelijke advies. Het betrekken van de leerling is dan ook essentieel voor een goed onderbouwd schooladvies.
In de praktijk kan dit worden gerealiseerd door in groep 7 of 8 te starten met korte, gerichte leerlinggesprekken. Tijdens deze gesprekken kunnen leerlingen hun interesses en ambities delen, waardoor een meer persoonlijk en passend advies kan worden opgesteld.
2. Welbevinden
Het welbevinden van een leerling geeft inzicht in hoe de leerling zich voelt op school en in hoeverre de leeromgeving aansluit bij zijn of haar behoeften. Een leerling die zich veilig en prettig voelt, kan beter tot leren komen. Bij de overgang naar het voortgezet onderwijs is het daarom essentieel het welbevinden mee te wegen voor het advies.
Te hoge leerdruk kan leiden tot stress en een negatieve invloed hebben op zowel de prestaties als het zelfvertrouwen van een leerling. Tegelijkertijd kan een te laag advies, door onvoldoende uitdaging, leiden tot verveling en een gebrek aan motivatie. Het doel is om een niveau te adviseren waarin de leerling zich bevindt in de "leerzone" – een balans tussen de frustratiezone en de comfortzone, waar de leerling wordt gestimuleerd zonder overweldigd te raken.
In de praktijk kan het welbevinden in kaart worden gebracht door regelmatig observaties van het gedrag en de interacties van de leerling te combineren met gesprekken waarin de leerling zijn of haar gevoelens kan delen. Zo kan een advies worden geformuleerd dat niet alleen aansluit bij het cognitieve potentieel, maar ook bij het sociaal-emotionele welzijn van de leerling.
Door deze gezamenlijke aanpak wordt recht gedaan aan de complexiteit van het proces en wordt gewaarborgd dat elk advies de best mogelijke start biedt voor de leerling in het voortgezet onderwijs.
“Een passend schooladvies begint bij het serieus nemen van de wensen en interesses van de leerling."
3. Werkhouding en huiswerkhouding
De werk- en huiswerkhouding van een leerling vormen samen een belangrijke indicator van succes in het voortgezet onderwijs. De werkhouding van een leerling beschrijft hoe een leerling omgaat met taken. Het omvat factoren zoals concentratie, doorzettingsvermogen en nauwkeurigheid. Een leerling met een goede werkhouding kan opdrachten efficiënt volbrengen, uitdagingen aangaan en omgaan met taken die meer zelfstandigheid of doorzettingsvermogen vereisen. Dit vormt een solide basis voor succes in het voortgezet onderwijs, waar hogere eisen worden gesteld aan zelfstandigheid en discipline.
De huiswerkhouding gaat over de manier waarop een leerling opdrachten buiten school organiseert, plant, maakt en inlevert. Een goede huiswerkhouding getuigt van discipline, verantwoordelijkheidsgevoel en organisatievaardigheden. Een leerling met een positieve huiswerkhouding is beter in staat om leerdoelen te behalen en zijn of haar taken effectief te voltooien.
In de praktijk kunnen werk- en huiswerkhouding worden beoordeeld door observaties van leerkrachten in de klas en feedback op thuisopdrachten te combineren. Door al in groep 7 en 8 bewust aandacht te besteden aan de ontwikkeling van werk- en huiswerkhouding, krijgen leerlingen de kans om essentiële vaardigheden verder te versterken. Het is waardevol om niet alleen te kijken naar hoe een leerling op één moment functioneert op het gebied van werkhouding, maar naar de consistentie van zijn of haar inzet en gedrag over een langere periode. Hierdoor kan een advies worden gegeven dat aansluit bij zowel de cognitieve als metacognitieve vaardigheden van de leerling.
4. Motivatie
Motivatie is een cruciale factor in het leerproces. Het bepaalt de bereidheid van een leerling om te leren, uitdagingen aan te gaan en door te zetten, zelfs wanneer taken moeilijk of complex zijn. Leerlingen die gemotiveerd zijn, tonen niet alleen meer inzet, maar ontwikkelen ook een veerkrachtige houding die hen helpt om obstakels te overwinnen.
Autonome motivatie is van groot belang. Dit type motivatie ontstaat wanneer een leerling zich intrinsiek betrokken voelt bij het leerproces en het belang van leren begrijpt. Het kan eventuele hiaten in vaardigheden compenseren, omdat de leerling gedreven is om door te zetten en zichzelf te verbeteren. Autonome motivatie wordt daardoor gezien als een sterke voorspeller van toekomstig succes in het voortgezet onderwijs.
In de praktijk kan motivatie gestimuleerd worden door leerlingen kansen te bieden om hun interesses te ontdekken en hen te betrekken bij het leerproces. Het bespreken van persoonlijke doelen en het waarderen van de inspanningen van een leerling dragen bij aan een positief leerklimaat, waarin motivatie kan floreren. Het is dan ook essentieel om motivatie als een belangrijke pijler mee te nemen bij het opstellen van een passend schooladvies.
Door deze gezamenlijke aanpak wordt recht gedaan aan de complexiteit van het proces en wordt gewaarborgd dat elk advies de best mogelijke start biedt voor de leerling in het voortgezet onderwijs.
“Een sterke werk- en huiswerkhouding en autonome motivatie vormen belangrijke bouwstenen voor succes in een zelfstandige leeromgeving."
5. Executieve functies
Executieve functies, zoals plannen, organiseren en zelfcontrole, spelen een sleutelrol in het leerproces en zijn essentieel voor effectief leren. Deze vaardigheden stellen leerlingen in staat om complexe taken op te splitsen, prioriteiten te stellen en deadlines te halen. Hierdoor kunnen ze zelfstandig en efficiënt werken.
Sterke executieve functies vormen een stevige bouwsteen voor succes, omdat ze leerlingen helpen om niet alleen hun leeractiviteiten te structureren, maar ook om met uitdagingen en onverwachte situaties om te gaan. Denk hierbij aan het organiseren van huiswerk, het overzicht houden over meerdere vakken tegelijk en het behouden van concentratie, zelfs bij afleidingen of moeilijkheden.
In de praktijk kunnen leerkrachten en ouders bijdragen aan de ontwikkeling van executieve functies door leerlingen te begeleiden in het maken van planningen, hen aan te moedigen om eigen verantwoordelijkheden te nemen en strategieën aan te leren voor zelfcontrole en probleemoplossing. Het actief ondersteunen van deze vaardigheden geeft leerlingen een waardevolle basis om te benutten in het voortgezet onderwijs en daarbuiten. Daarom is het belangrijk om executieve functies mee te wegen in het schooladvies.
6. LVS-toetsscores en andere toetsen
De resultaten uit het leerlingvolgsysteem (LVS) en van methodegebonden toetsen bieden waardevolle informatie over de leerprestaties van een leerling gedurende meerdere jaren. Deze scores geven niet alleen inzicht in de huidige vaardigheden van een leerling, maar laten ook zien hoe consistent deze presteert en welke groei er over tijd is geboekt. Dit maakt het mogelijk om patronen en trends te herkennen, zoals een stabiele ontwikkeling of juist fluctuaties in prestaties.
Toetsscores zijn vooral nuttig omdat ze een gestandaardiseerde basis bieden om de ontwikkeling van een leerling te beoordelen. Ze maken het mogelijk om sterke en zwakke punten in kaart te brengen en deze af te zetten tegen de gemiddelde prestaties van leeftijdsgenoten. Dit helpt bij het vormen van een gebalanceerd oordeel over het passende onderwijsniveau.
Hoewel toetsscores een belangrijk hulpmiddel zijn, moeten ze altijd in combinatie met andere factoren worden gebruikt. Dit voorkomt dat het advies enkel gebaseerd wordt op cijfers en zorgt ervoor dat het schooladvies recht doet aan het volledige potentieel van de leerling.
Door deze gezamenlijke aanpak wordt recht gedaan aan de complexiteit van het proces en wordt gewaarborgd dat elk advies de best mogelijke start biedt voor de leerling in het voortgezet onderwijs.
“Een passend schooladvies kijkt verder dan cijfers; het omarmt het volledige potentieel van de leerling."
7. Intelligentie (IQ)
Tests zoals de NIO (Nederlandse Intelligentietest voor Onderwijsniveau) of andere psychologische onderzoeken kunnen een belangrijk hulpmiddel zijn bij het opstellen van een passend schooladvies. Deze toetsen bieden inzicht in de cognitieve capaciteiten van een leerling, zoals logisch denken, probleemoplossend vermogen en abstracte redeneervaardigheden. Ze kunnen helpen om het advies verder te verfijnen, vooral wanneer andere factoren, zoals LVS-toetsscores of werkhouding, geen eenduidig beeld geven.
Sommige basisscholen kiezen ervoor om de NIO in groep 8 af te nemen bij alle leerlingen, terwijl andere scholen dit enkel doen bij leerlingen waarbij het uitstroomniveau niet direct duidelijk is. De resultaten van deze testen worden vaak gebruikt als aanvullende gegevens om een goed onderbouwd advies te formuleren. Het is belangrijk IQ-testen in context te plaatsen en ze niet als enige basis voor een schooladvies te gebruiken. Cognitieve capaciteiten zijn slechts één onderdeel van het bredere potentieel van een leerling.
8. Kenmerken van de leerling
De unieke eigenschappen van een leerling, zoals creativiteit, werkgeheugen, leeftijd (bijvoorbeeld vroege of late leerlingen), verwerkingssnelheid, communicatievaardigheden en samenwerkingsvaardigheden, bieden waardevolle inzichten in zowel de sterke als zwakkere punten van een leerling. Deze individuele kenmerken spelen een belangrijke rol bij het bepalen van een passend niveau dat recht doet aan het ontwikkelingspotentieel van de leerling.
Zo kan creativiteit bijvoorbeeld bijdragen aan innovatieve probleemoplossing, terwijl een sterk werkgeheugen helpt bij het onthouden en toepassen van leerstof. Verwerkingssnelheid geeft inzicht in hoe snel een leerling nieuwe informatie kan opnemen en verwerken. Samenwerkingsvaardigheden zijn van belang voor het functioneren in groepsopdrachten en sociale leeromgevingen. Ook de leeftijd van de leerling is een belangrijk punt van aandacht. Uit onderzoek (bijvoorbeeld Korthals et al., 2016) blijkt dat vroege leerlingen vaker een te laag advies krijgen, mogelijk doordat hun emotionele en cognitieve rijpheid anders wordt ingeschat dan die van oudere klasgenoten. Het is daarom essentieel om leeftijd en ontwikkelingsfase altijd in samenhang met andere factoren te beoordelen, zodat het advies recht doet aan zowel de huidige mogelijkheden als het groeipotentieel van de leerling.
Tot slot
In dit artikel zijn de diverse bouwstenen besproken die van invloed zijn op het formuleren van een passend schooladvies. Door deze factoren in samenhang te beschouwen, ontstaat een volledig beeld van de leerling. Dit stelt scholen in staat om een advies op maat te geven dat niet alleen gebaseerd is op cijfers en werkhouding, maar ook op persoonlijke kenmerken en ontwikkelingsmogelijkheden. Zo wordt recht gedaan aan de unieke talenten en behoeften van elke leerling. Dat draagt bij aan een succesvolle start in het voortgezet onderwijs en een stevige basis voor hun verdere ontwikkeling.
In de volgende delen van deze artikelenserie zal dieper ingegaan worden op de rol van toetsscores en de valkuilen die vermeden moeten worden. De gehele artikelenserie biedt een compleet overzicht van alles wat komt kijken bij het opstellen van een schooladvies. Lees ook deel 3 om praktische inzichten en handvatten te ontdekken die bijdragen aan een eerlijk en onderbouwd adviesproces.
Referenties
- Bosker, R. J., Van der Werf, M. P. C., & De Boer, H. (2007). De gevolgen van onder- en overadvisering. In Inspectie van het onderwijs (Ed.), Onderadvisering in beeld (pp. 83-92). Inspectie van het onderwijs.
- Dawson, P., & Guare, R. (2009). Slim maar... help kinderen hun talenten benutten door hun executieve functies te versterken. Amsterdam: Hogrefe.
- De Bruyckere, P., Hulshof, C., & Missinne, L. (2021). Bijna alles wat je moet weten over psychologie: van kinderen en jongeren. Lannoo Meulenhoff-Belgium.
- Driessen, G. (2006). Het advies voortgezet onderwijs: is de overadvisering over? Mens en Maatschappij, 81(1), 5-23.
- Duckworth, A. L., & Seligman, M. E. (2005). Self-discipline outdoes IQ in predicting academic performance of adolescents. Psychological science, 16(12), 939-944.
- Korpershoek, H., Vugteveen, J., & Opdenakker, M. C. (2017). De overgang van het basis-naar het voortgezet onderwijs en de verdere schoolloopbaan. Pedagogische Studiën, 94(2).
- Korpershoek, H., Beijer, C., Spithoff, M., Naaijer, H. M., Timmermans, A. C., van Rooijen, M., Vugteveen, J., & Opdenakker, M.-C. (2016). Overgangen en aansluitingen in het onderwijs: Deelrapportage 1: reviewstudie naar de po-vo en de vmbo-mbo overgang. GION onderzoek/onderwijs.
- Korthals, R., Marie, O., & Webbink, D. (2016). Does early educational tracking increase inequality? Short and long term international evidence. In College for Interdisciplinary Educational Research. International Conference.
- Timmermans, A., Kuyper, H., & van der Werf, G. (2012). Schooladviezen en onderwijsloopbanen. Voorkomen, risicofactoren en gevolgen van onder-en overadvisering, Gronings Instituut voor Onderwijs van Onderwijs, Rijksuniversteit Groningen.