Kennisplatform
Let op! Wij-leren.nl heeft een nieuwe vormgeving.

Ouderbetrokkenheid bij schoolbeleid van het primair onderwijs

Geplaatst op 1 juni 2016

Uit de surveys blijkt dat de informatie die de Inspectie van het Onderwijs op internet publiceert over de kwaliteit van basisscholen voor ouders nauwelijks een rol spelen bij hun schoolkeuze. Ouders maken in zeer beperkte mate gebruik van de website van de Inspectie van het Onderwijs, zeker in vergelijking met andere informatiebronnen. Het hoogst scoren een bezoek aan een school, persoonlijke gesprekken op school, schriftelijke informatie (waaronder de website van de school) en informatie van andere ouders. Ook de sfeer en uitstraling van de school spelen een belangrijke rol bij hun afweging. Daarnaast spelen bij ouders pragmatische overwegingen, bijvoorbeeld een school in de buurt, een belangrijke rol. Uit de surveys blijkt verder dat ouders gemiddeld de kwaliteit van de basisschool van hun kind(eren) hoog inschatten. Daarnaast komt het beeld naar voren dat naarmate de betrokkenheid van ouders toeneemt, de kwaliteitsbeoordeling van hun school juist afneemt. Ook is een frequenter bezoek van de website van de Inspectie van het Onderwijs gerelateerd aan een lagere beoordeling van de kwaliteit door ouders. Er is geen optimale ‘fit’ tussen de beleidstheorie van het ministerie van OCW / de Inspectie van het Onderwijs (‘rationele bias’) en de opvattingen van ouders over kwaliteit (‘subjectieve bias’).
Ouders percipiëren hun invloed op het kwaliteitsbeleid van basisscholen als laag. Zij schatten de invloed van teamleden, directie en schoolbestuur aanzienlijk hoger in. De gepercipieerde invloed van ouders in de (G)MR is eveneens gering. De leden van de (G)MR zijn in hoge mate afhankelijk van de gegevens die hen worden aangereikt. Ouders in de (G)MR ervaren vaak een informatieafstand tussen ouders en personeel. Daarnaast is naar voren gebracht dat de (G)MR soms laat bij processen wordt
betrokken en dat kan een gevoel van ‘nakaarten’ oproepen. Dit is een relevante observatie in het licht van het beoogde educatieve partnerschap tussen scholen en ouders, dat een gelijkwaardige relatie en informatiepositie veronderstelt. Een verdere professionalisering van de (G)MR is daarbij noodzakelijk.
Op basis van de inzichten uit de monitoren is in grote lijnen te stellen dat de samenhang tussen de oordelen van vertegenwoordigers van het bovenschoolse management en van de schoolleiders gering is. Aan de kwaliteit van onderwijs wordt door de direct betrokkenen binnen de school een hoge prioriteit toegekend. De Inspectie van het Onderwijs heeft volgens de betrokkenen vaak redelijk veel tot veel invloed op bestuursbeslissingen. Bij het kwaliteitsbeleid is een tweedeling te onderscheiden. De Inspectie van het Onderwijs heeft of nauwelijks een inbreng en wordt alleen geïnformeerd, of zij heeft een adviserende rol. Het algemene oordeel over de Inspectie van het Onderwijs is positief. De oordelen van de betrokkenen wijzen in dezelfde richting, maar de samenhang tussen deze oordelen is niet significant. De ‘fit’ tussen de percepties van vertegenwoordigers van het bovenschoolse management en de percepties van de schoolleiding is niet optimaal.
Uit de interviews blijkt dat de respondenten van de basisscholen doorgaans positief zijn over hun contacten met de Inspectie van het Onderwijs. De controlerende rol van de Inspectie van het Onderwijs zou in hun ogen wel verbreed mogen worden naar een adviserende rol, waarbij de Inspectie van het Onderwijs naast constateringen ook concrete verbetervoorstellen doet. Daarnaast is naar voren gebracht dat de Inspectie van het Onderwijs zich vooral richt op cognitieve opbrengsten (smalle benadering van kwaliteit), terwijl basisscholen naar de mening van de respondenten ook aandacht
moeten hebben voor de creatieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen en dat zijn aspecten die doorgaans moeilijker te meten zijn (brede benadering van kwaliteit). De respondenten hebben geen moeite met de openbaarheid die de Inspectie van het Onderwijs betracht. Kritische noten daarbij zijn dat de inspectiebevindingen slechts een momentopname zijn en dus niets zeggen over tussentijdse progressie die scholen boeken, dat de lijst met zwakke scholen niet als ‘afrekenmechanisme’ mag fungeren, dat achter cijfers doorgaans een genuanceerd verhaal schuil gaat en dat de Inspectie van het Onderwijs in de beleving van de respondenten meer oog zou moeten hebben voor scholen die het goed doen (‘excellente scholen’).
De prestatiegegevens die de Inspectie van het Onderwijs op internet openbaar maakt werken door in de beleidskaders van de scholen. Bij (zeer) zwakke scholen gebeurt dat noodzakelijkerwijs in de vorm van een reactieve reflex (in een poging om het negatieve stempel van de Inspectie van het Onderwijs kwijt te raken), terwijl scholen die het beter doen inspectienormen doorgaans integreren in hun documenten en systemen van kwaliteitsmonitoring vanuit een proactieve strategie (namelijk voorkomen dat ze in de toekomst een negatief inspectieoordeel krijgen). Er zijn ook schoolleiders die hebben aangegeven bewust hogere ambities dan de Inspectie van het Onderwijs te hebben, waarmee ze anticiperen op (verwachte) normverzwaringen. Wel is benadrukt dat het overnemen van inspectienormen niet ten koste mag gaan van de eigen identiteit van scholen en dat onderwijskwaliteit meer omvat dan gekwantificeerde opbrengstcijfers. Verreweg de meeste ouders geven aan dat ze het goed vinden dat er een Inspectie van het Onderwijs bestaat die de kwaliteit van het onderwijs bewaakt. Tegen die achtergrond kan de website van basisscholen kan een belangrijke schakel zijn om inspectiegegevens prominenter onder de aandacht van ouders te brengen. Daarbij is het van groot belang dat niet alleen negatieve resultaten, maar ook goede prestaties van scholen voor het voetlicht worden gebracht (‘naming and faming’). Dat biedt een wenkend perspectief voor scholen die de lat hoger willen leggen.

Deze tekst is overgenomen uit de samenvatting van het eindrapport; zie bij Publicatie(s) hieronder.

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Details van het onderzoek

  
NWO-projectnummer:  413-09-104
Titel onderzoeksproject:  Ouderbetrokkenheid bij schoolbeleid
Looptijd:01-11-2009 tot 20-12-2012

Projectleider(s)

Naam Instelling E-mail
Prof. dr. V.J.J.M. Bekkers Erasmus Universiteit Rotterdam bekkers@fsw.eur.nl

Projectuitvoerder(s)

Naam Instelling E-mail
Dr. D. de Kool Erasmus Universiteit Rotterdam  
Dr. G.F.M. Straten Erasmus Universiteit Rotterdam  

Publicatie(s)

Relevante links(s)

[Bron: Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO)]


Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.