Welke motieven bepalen de keuze van vwo-ers voor kunst- en cultuuraanbod in de onderbouw?
Geplaatst op 2 november 2020
Een algemeen keuzemotief voor leerlingen is of een onderwijsaanbod bijdraagt aan hun schoolloopbaan. Verder vinden ze dat een aanbod moet aansluiten bij hun capaciteiten en interesses. Over motieven van leerlingen die specifiek voor het kunst- en cultuuraanbod in de onderbouw van het voortgezet onderwijs kiezen, is weinig bekend. Net als bij andere schoolloopbaankeuzes is het belangrijk dat leraren een realistisch beroepsbeeld schetsen en aangeven wat de toegevoegde waarde van het kunst- en cultuuraanbod is.
Kunst- en cultuuronderwijs in de onderbouw van het voortgezet onderwijs richt zich op maatschappelijke aspecten, persoonlijke vorming en voorbereiding op vervolgopleidingen. Veelal gaat het om afzonderlijke projecten en vakken als muziek, dans, drama en beeldende kunst. Sommige scholen werken met geïntegreerde leergebieden. In de bovenbouw van havo en vwo is het vak culturele en kunstzinnige vorming verplicht en kunnen leerlingen een kunstvak als examenvak kiezen.
Uiteindelijke profielkeuzes
Vwo-leerlingen kiezen in de bovenbouw veel minder vaak voor de maatschappijprofielen en meer voor de natuurprofielen dan havo-leerlingen. Omgekeerd kiezen havo-leerlingen vaker voor de profielen economie en maatschappij, en cultuur en maatschappij. Zowel havo- als vwo-leerlingen laten het profiel cultuur en maatschappij steeds meer links liggen. De belangstelling voor natuur en techniek en voor natuur en gezondheid neemt juist toe.
Keuzemotieven bij de start van het voortgezet onderwijs
Naast het schooladvies was lange tijd denominatie een belangrijke factor bij de keuze van een school voor voortgezet onderwijs. Inmiddels wegen andere motieven zwaarder: reisafstand, pedagogisch-didactische visie van de school en bijzondere kenmerken. Bij dit laatste gaat het bijvoorbeeld om vernieuwingsscholen, een technasium, scholen met tweetalig onderwijs of een kunst- en cultuurprofiel. Steeds meer scholen profileren zich met zo’n specifiek onderwijsconcept. Vooral hoogopgeleide ouders kiezen voor een dergelijke school.
Basisschoolleerlingen zelf kijken meer naar sfeer, veiligheid en oordelen van klasgenoten bij het kiezen van een middelbare school. Overigens verschillen brugklassers sterk in de mate waarin ze thuis of in het basisonderwijs met kunst en cultuur in aanraking zijn gekomen.
Keuzemotieven in de onderbouw van het vwo
Er is geen onderzoek gedaan naar overwegingen specifiek voor het kiezen van kunst- en cultuuraanbod in de onderbouw van het vwo. Uit onderzoek naar andere keuzemomenten in het voortgezet onderwijs – keuze voor een school, vakken en profiel – zijn wel factoren af te leiden die mogelijk eveneens gelden bij de keuze voor een kunst- en cultuuraanbod. Zo blijken de interesses en capaciteiten van leerlingen een grote rol te spelen. Ook ouders, die grote invloed hebben op de keuzeprocessen van hun kind, vinden aansluiting bij de interesses van hun kind belangrijk. Verder kijken leerlingen naar toekomstige studieopties. Dat kan betekenen dat aankomende vwo-leerlingen mogelijk weinig interesse en/of capaciteiten hebben op het terrein van kunst en cultuur. Of dat ze het idee hebben dat een dergelijk aanbod weinig bijdraagt aan hun schoolloopbaan.
Beroepsbeeld
Leerlingen hebben vaak een onjuist of onvolledig sekse-stereotype beeld van een beroep. Dat zet het belang dat ze hechten aan hun schoolloopbaan in een ander daglicht. Hier ligt voor leraren een essentiële taak. Zij moeten een realistisch beeld schetsen van beroepen en toekomstmogelijkheden, en duidelijk aangeven welke bijdrage het kunst- en cultuurprofiel kan leveren. Leraren kunnen, in samenwerking met vertegenwoordigers van het beroepenveld, leerlingen kennis laten maken met verschillende aspecten van beroepen. Dit is al mogelijk bij de voorlichtingen voordat de leerlingen hun schoolkeuze maken.
Uitgebreide beantwoording
Opgesteld door: Monique Dijks, Feline Nieuwkoop (antwoordspecialisten), Niek van den Berg en Ruud van der Aa (kennismakelaars)
Vraagsteller: onderwijsassistent vo-instelling
Vraag
Welke keuzemotieven (mede in relatie tot gepercipieerde pedagogisch-didactische kenmerken van het aanbod) bepalen de keuze van vwo-ers voor kunst- en cultuuraanbod in de onderbouw?
Kort antwoord
In de onderzoeksliteratuur is niks te vinden over keuzemotieven van (vwo-)leerlingen specifiek voor het kunst- en cultuuraanbod in de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Wel is er ander onderzoek naar keuzemotieven dat doet vermoeden dat het voor leerlingen voornamelijk belangrijk is wat het aanbod betekent voor hun verdere (school)loopbaan en/of het aansluit bij hun interesses. Leraren spelen voor leerlingen een belangrijke rol in het bijdragen aan het realiseren van een goed beroepsbeeld en zicht op de toegevoegde waarde van het kunst- en cultuuraanbod op school. Verder blijkt het belangrijk dat een aanbod past bij de capaciteiten en interesses van de leerling; ook daarbij hebben leraren een belangrijke rol.
Toelichting antwoord
Kunst en cultuur in de onderbouw van het voortgezet onderwijs
Kunst- en cultuuronderwijs in het voortgezet onderwijs richt zich zowel op algemene maatschappelijke voorbereiding en persoonlijke vorming, als op voorbereiding op inhoudelijk verwante vervolgopleidingen. Vo-scholen geven kunst- en cultuuronderwijs op verschillende manieren vorm. Veelal gaat het in de onderbouw om afzonderlijke kunstvakken (muziek, dans, drama, beeldende vakken) en projecten; een beperkter aantal scholen werkt met meer geïntegreerde leergebieden. In de bovenbouw van havo en vwo is het vak CKV verplicht en kunnen leerlingen een kunstvak als examenvak kiezen. Welke vakken dat precies zijn verschilt tussen scholen (SLO, 2015; 2018).
Een deel van de scholen profileert zich met kunst en cultuur in de onderbouw. Een aantal daarvan is als CultuurProfielSchool lid van de desbetreffende Vereniging) en voldoet in dat verband aan een aantal specifieke kenmerken. Zo streven deze scholen ernaar om kunst en cultuur in heel het onderwijs van de school te laten doorklinken.
Leerlingen die instromen in het voortgezet onderwijs verschillen sterk in de mate waarin ze thuis of in het primair onderwijs met kunst en cultuur in aanraking zijn gekomen. Er is geen doorlopende leerlijn po-vo op dit vlak. Voor po, vmbo, praktijkonderwijs en vso zijn er wel subsidieregelingen om kunst- en cultuuronderwijs te versterken. Voor vmbo, havo en vwo zijn nieuwe examenprogramma’s ontwikkeld (SLO, 2018). Voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs zijn er echter geen specifieke regelingen naast de ruimte die de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) biedt.
Leerlingen op de verschillende niveaus van het voortgezet onderwijs maken verschillende keuzes. Een voorbeeld hiervan is dat leerlingen op het vwo veel minder vaak kiezen voor de maatschappijprofielen en meer voor de natuurprofielen dan havoleerlingen (VHTO, z.j.). Omgekeerd kiezen havo-leerlingen vaker voor de profielen economie en maatschappij (E&M) en cultuur en maatschappij (C&M) (Inspectie van het Onderwijs, 2018). Bovendien blijkt dat zowel havo- als vwo-leerlingen steeds minder vaak kiezen voor het profiel cultuur en maatschappij (C&M), terwijl de belangstelling voor natuur en techniek (N&T) en voor natuur en gezondheid (N&G) toeneemt (t.a.p.).
Keuzes bij de start van het voortgezet onderwijs
Belangrijk bij de overgang van primair naar voortgezet onderwijs was lange tijd (naast het advies voor een schooltype) de denominatie van de school. In toenemende mate zijn echter andere keuzemotieven een rol gaan spelen: de reisafstand, de pedagogisch- didactische visie of bijzondere kenmerken van de school (Allen, Bijlsma, Borghans & Poulissen, 2016). Bij dit laatste gaat het in de operationalisering in het genoemde onderzoek onder meer om zogeheten vernieuwingsscholen en om scholen met tweetalig onderwijs, een technasium, of een kunst- en cultuurprofiel. Een toenemend aantal scholen profileert zich met dergelijke bijzondere kenmerken (Inspectie van het onderwijs, 2018, in Bus & Roode, z.j.). Substantiële groepen ouders hebben een voorkeur voor een bepaald profiel en zijn bereid om hun kind hiervoor meer te laten reizen dan naar de dichterbij gelegen andere scholen zonder dat profiel (Allen, Bijlsma, Borghans & Poulissen, 2016). Met name hoogopgeleide ouders kiezen eerder dan lager opgeleide ouders voor een school met een specifiek onderwijsconcept of -aanbod (Ten Broeke et al., 2004 in Bus & Roode, z.j.). Leerlingen zelf vinden voornamelijk sfeer, veiligheid en kwaliteit belangrijke indicatoren bij het kiezen van een school (Tudjman et al., 2019).
Omdat scholen zich in toenemende mate profileren, nemen de keuzemogelijkheden toe en daarmee het belang van keuzes en keuzemotieven (Godschalk, 2012). Naast rationele keuzes gericht op zo gunstig mogelijke opbrengsten gaat het ook om contextueel, sociaal bepaalde keuzes. Voor leerlingen spelen bijvoorbeeld oordelen van klasgenoten mee (Godschalk, 2012) en ouders vinden pragmatische overwegingen en de algehele indruk van een school erg belangrijk. In dit totaalplaatje wordt ook het onderwijsconcept, zoals een school met een kunst- en cultuuraanbod of (sterker) en kunst- en cultuurprofiel, meegenomen. Dit laatste geldt voornamelijk voor hoogopgeleide ouders (Tudjman et al., 2019).
Keuzemotieven voor kunst en cultuur in de onderbouw van het vwo
Over overwegingen specifiek bij het kiezen van kunst- en cultuuraanbod in de onderbouw van het vwo is niets bekend uit wetenschappelijk onderzoek. Wanneer we kijken naar andere, soortgelijke keuzemomenten in het voortgezet onderwijs (keuze voor een school, profielkeuze, vakkenkeuze bij andere vakken) zien we wel duidelijke factoren die mogelijk ook gelden voor de keuze voor een kunst- en cultuurschool. Ten eerste blijkt dat bij keuzes in verschillende onderwijscontexten de interesses en capaciteiten van leerlingen een grote rol spelen (Dijks et al., 2019; Van Tuijl, Walma van der Molen & Grol, 2014). Ook ouders (die een belangrijke rol spelen in de keuzeprocessen van de leerlingen) vinden aansluiting bij de interesses van de leerling belangrijk (Van den Berg, 2013). Ten tweede blijken ook de (studie)keuzeopties in de toekomst meegenomen te worden in de keuzes (Dijks et al., 2019; Schäffer, 2018). Dat zou kunnen betekenen dat aankomend vwo-leerlingen mogelijk weinig interesse en/of capaciteiten hebben op het terrein van kunst en cultuur, of dat ze het idee hebben dat een dergelijk aanbod weinig bijdraagt aan hun (studie)keuzeopties in de toekomst. Hierover is echter geen onderzoek beschikbaar.
Een belangrijke kanttekening bij het feit dat leerlingen hun verdere loopbaan als belangrijk motief zien bij schoolgerelateerde keuzes, is dat leerlingen vaak (incorrecte) sekse-stereotype beroepsbeelden hebben (Hartung, Porfeli, & Vondracek, 2005). Ook bij de keuze voor groen beroepsonderwijs blijkt dat leerlingen en ouders vaak met stereotiepe of onvolledige beelden in hun hoofd hun keuze maken (Van den Berg, 2013). Waar het gaat om het tegengaan van incorrecte beelden en onbekendheid lijkt een grote rol voor de docenten te liggen (Van Tuijl, Walma van der Molen, & Grol, 2014). Hierdoor wordt de zinvolheid van kunst en cultuur(vakken) duidelijker, wat de motivatie van leerlingen verhoogt (Sierens & Vansteenkiste, 2009). Docenten kunnen - in samenwerking met vertegenwoordigers van het beroepenveld - leerlingen kennis laten maken met verschillende aspecten van beroepen. Dit is al mogelijk bij de voorlichtingen voordat de keuze voor de school gemaakt wordt.
Geraadpleegde bronnen
- Allen, J., Bijlsma, I., Borghans, L., & Poulissen, D. (2016). Schoolkeuzemotieven van ouders en leerlingen in het voortgezet onderwijs (ROA—R-2016/5). Maastricht: ROA.
- Bus, A. & Roode, A. (z.j.). Schoolkeuzemotieven voor het voortgezet onderwijs. Een literatuurstudie. Rotterdam: Gemeente Rotterdam.
- Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2000). The" what" and" why" of goal pursuits: Human needs and the self-determination of behavior. Psychological inquiry, 11(4), 227-268.
- Dijks, M.A., Warrens, M.J., Korpershoek, H., Wichgers, I.J.M., & Bosker, R.J. (2019). Profielkeuze verklaard vanuit de Theory of Planned Behavior. Presentatie in: Warrens, M.J., Jonker, H., Dijks, M.A., & Wichgers, I.J.M., Profielkeuze in het voortgezet onderwijs. Symposium 209, Onderwijs Research Dagen (ORD) 2019, Heelen, 26-28 juni.
- Godschalk, M. (2012). Van het basisonderwijs naar de middelbare school (masterscriptie). Utrecht: Universiteit Utrecht, Bestuurs- en Organisatiewetenschap.
- Hartung, J., Perfeli, E. J., & Vondracek, F. W. (2005). Child vocational development: A review and reconsideration. Journal of Vocational Behavior, 66, 385-419.
- Inspectie van het Onderwijs (2018). De staat van het onderwijs 2016/2017. Technisch rapport sectorhoofdstuk voortgezet onderwijs. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
- Schäffer, L. (2018). Invloeden op het keuzegedrag van leerlingen op het technasium: Onderzocht op de RSG Slingerbos|Levant (scriptie). Enschede: Universiteit Twente, Science Education & Communication.
- SLO (2015). Kunst en cultuur. Vakspecifieke trendanalyse 2015. Enschede: SLO.
- SLO (2018). Kunst en cultuur. Meewerken aan het onderwijs van morgen. Enschede: SLO
- Tudjman, T., Lusse, M., Walraven, G., & Emans, B. (2019). Rapportage Schoolkeuze aan de Maas. Rotterdam: Kenniswerkplaats Rotterdams Talent.
- Van den Berg, N. (2013). Doorstroom tussen groen vmbo en mbo. Onderzoek naar relevante factoren en sturingsmogelijkheden: Onderzoek op basis van literatuuronderzoek, gesprekken met deskundigen en interviews bij scholen. Rotterdam: Stric Aluco - onderzoek & innovatie.
- Van Tuijl, C., Walma van der Molen, J., & Grol, M. (2014). Techniek? Niks voor mij! Vroege beroepsuitsluiting. Jeugd in School en Wereld, 98, 12-15.
- Sierens, E., & Vansteenkiste, M. (2009). Wanneer ‘meer minder betekent’: motivatieprofielen van leerlingen in kaart gebracht. Begeleid zelfstandig leren, 24, 17-36.
- VHTO (z.j.). Cijfers havo/vwo. Amsterdam: VHTO.
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!
Gerelateerd

oo.nl


ANWB


Wij-leren.nl Academie







































