Mijn kind heeft haast - Boekrecensie
Ewald Vervaet
Ontwikkelingspsycholoog en docent bij Stichting Histos
Geraadpleegd op 18-04-2025,
van https://wij-leren.nl/mijn_kind_heeft_haast_recensie.php

Esther Grit-Tegelaar werkt als pedagogisch hulpverlener in de jeugdzorg. Omdat ze bij haar eerste kind merkte dat het hoogbegaafd was, is ze zich op het onderwerp hoogbegaafdheid binnen de kinderopvang gaan specialiseren. Sinds 2024 is ze na een cursus specialist hoogbegaafdheid en sinds 2018 heeft ze in Kampen een praktijk, Kiene Kids geheten. Daarbinnen organiseert ze oudercontact en peutergroepen.
Ze kreeg nog twee kinderen en ook die bleken hoogbegaafd te zijn. Alles bij elkaar is Esther Grit dus als moeder en beroepsmatig zeer betrokken bij en ervaren in hoogbegaafheid.
Wanner is je kind hoogbegaafd? Als het snelle hersenen lijkt te hebben. Dat wil zeggen, als het op een aantal ontwikkelingsgebieden duidelijk vóór ligt op de gemiddelde ontwikkeling. Al met twee jaar vroeg haar dochter bij de letter S: ‘Mama, wat is dit?’ – zij: ‘De letter S, van schoen’. Even later kwam weer zo’n vraag. Toen rinkelde er in haar hoofd een belletje: ‘Waarom heeft ze zo’n haast?’ – ik neem aan: vandaar de titel van haar boek, Mijn kind heeft haast.
Al vanaf de geboorte van dit meisje bleek ze ‘wakker en vlot’ te zijn. Ze doorliep in lichamelijk opzicht alle ontwikkelingsstappen heel snel. Met 7 maanden kroop ze; met 8 maanden stond ze op haar voeten; met 10 maanden liep ze helemaal los. Dat laatste is inderdaad betrekkelijk vroeg: gemiddeld loopt een kind los met 15 maanden, maar kruipen met 7 maanden is maar een maandje eerder dan het gemiddelde. Staan is naar mijn onderzoekservaring een lastig onderwerp: staat een kind echt in de zin van ‘van binnenuit een houding in de derde diemensie aannemen’ of strekt het alleen zijn benen en kan het dat het beste met optimale tegenkracht doen in een houding die wij ‘staan’ noemen?
Met anderhalf jaar zei haar eerste dochter al volzinnen en rond haar tweede verjaardag leerde ze zich al letters aan. Dat is inderdaad allebei erg vroeg. Ik mis concrete voorbeelden, maar weet wel dat kinderen gemiddeld vanaf 26 maanden grammaticaal correcte zinnen maken.
Esther Grit spreekt van ontwikkelingsvoorsprong als het op één of meer gebieden van de ontwikkeling voorloopt (p.11). Die gedachte werkt ze uit voor vier periodes: van borelingtijd tot en met kleutertijd. Telkens geeft ze veel voorbeelden die in duidelijke kaders staan, wat het boek prettig doet lezen.
Hoogbegaafd zijn of een ontwikkelingsvoorsprong hebben hoeft geen onverdeeld genoegen te zijn. In het hoofdstuk over kleuters met een voorsprong schetst Mijn kind heeft haast duidelijk wat op mij overkomt als hét probleem. Bij Sam van 3,5 jaar begint het al in de peuterspeelzaal. Hij begint met het tekenen van het hoofd van een poppetje. Dan ziet hij dat een ander kind, Arnold, een vel vol heeft gekrabbeld en gestreept. Dat brengt Sam aan het twijfelen want juf komt langs en prijst Arnold uitvoerig om zijn prachtige kleuren en vraagt Sam wat hij gaat maken. Sam denkt even na en neemt het besluit om toch maar geen poppetje te tekenen. Op Arnolds manier gaat hij ook uitbundig kleuren. Hij voelt zich opgelucht want juf vond wat Arnold had gedaan mooi en nu kan hij denken dat hij ook goed bezig is.
Bespreking
Het is zeker een feit dat kinderen op een of meer ontwikkelingsgebieden voorlopen, maar daar staat volgens mij ook altijd tegenover dat een kind op een of meer gebieden achter loopt. Dat achterlopen kan op heel andere gebieden liggen: motorisch vóór, maar emotioneel achter; sociaal vóór, maar cognitief achter; enzovoort. Dat stelt het boek ook, onder meer op p.27. Toch schrijft Esther Grit niet of nauwelijks over dat achterlopen, terwijl het me voor een ouder die een kind met een ontwikkelingsvoorsprong heeft of meent te hebben, van belang lijkt om ook over die andere kant geïnformeerd te zijn.
Nieuw voor mij is de term: ‘ontwikkelingsgelijken’ (onder meer p.27 en 28). Dit zijn kinderen die op een of meer gebieden hetzelfde ontwikkelingsniveau hebben, terwijl ze wat kalenderleeftijd betreft (sterk) van elkaar kunnen verschillen. Ik was al langer op zoek naar een Nederlandse term voor het Engelse ‘peer’ en ga Grits voorbeeld navolgen: ‘ontwikkelingsgelijken’ vind ik een heel duidelijke term en dus een goede keuze!
Wat haar eerste kind betreft, ik weet niet in welk jaar het is geboren, maar als het in 2024 al ouder dan 7-8 jaar is, had ik graag wat meer gelezen over haar leesontwikkeling, wat nu niet het geval is. Immers, een tweejarige kan ook geïnteresseerd zijn in de letter S omdat het daar een slang in ziet. En in het algemeen vragen tweejarigen bij iets dat ze niet kennen, geregeld ‘Wat is dit?’. Die vraag bij ‘S’ kan, maar hoeft niets met vroege geletterdheid te maken te hebben.
Het voorbeeld van Sam van 3,5 vind ik problematisch. Wat het boek daarover beschrijft, kán erop duiden dat Sam hoogbegaafd is maar daar op school niets van laat zien omdat de juf op Arnold reageerde zoals ze reageerde. Echter, ik kan nu niet goed beoordelen of Sam echt dacht wat het boek schrijft wat hij dacht of dat Esther Grit dat erin interpreteert. Immers, als iemand op lichte gronden uitgaat van hoogbegaafdheid, kan men al gauw aan allerlei factoren toeschrijven dat die hoogbegaafdheid er niet uit komt en dat het kind ‘onderpresteert’. Wat Sam en Arnold betreft, naar mijn ervaring leven drie- tot zesjarigen heel erg in hun eigen wereldje en trekken ze zich weinig aan van wat andere kinderen doen. Het zou kunnen dat Sam een koppoter wilde tekenen. Dan zou hij daarmee een vroege zijn, want gemiddeld doen kinderen dat tussen 3 jaar en 9 maanden en 4,5 jaar (de fase van de oudere peuter). Maar misschien zit hij net als Arnold nog in de fase van onsamenhangende zelfportretten (gemiddeld tussen 3 jaar en 3 jaar en 9 maanden, de fase van de jonge peuter).
Sam is volgens het boek op school een vrolijk, meegaand kind, maar thuis is hij sjagrijnig en is hij negatief over school. Ja, dat kán komen doordat hij op school zijn hoogbegaafdheid niet kan/durft laten zien, maar het zou ook kunnen komen doordat zijn ouders te hoge verwachtingen van hem hebben en hij uit loyaliteit met hen negatief over de school doet.
Mijn hoofdpunt is dat Grit heel terecht geregeld schrijft dat we het kind in zijn ontwikkeling dienen te volgen: ‘Bied je kind uitdagingen die aansluiten bij zijn of haar ontwikkelingsniveau’ (p.27), ‘Het is essentieel dat het kind de ruimte krijgt om zijn eigen ontwikkelingspad te volgen’ (p.98) en ‘Werk samen met de school om een op maat gemaakt plan te ontwikkelen voor je kind’ (p.108). Het probleem in Nederland is echter – en daar kan Grit helemaal niets aan doen – dat de psychologische ontwikkeling van het kind wordt ontkend of genegeerd: de universiteiten doen er weinig of niets mee omdat die druk bezig zijn met vragenlijsten, statistiek en zo meer; ook aan de meeste pabo’s is die ontwikkeling een ondergeschoven kindje.
Aansluiten bij het ontwikkelingsniveau van het kind is lastig als de psychologische ontwikkeling wordt genegeerd.
Als we echter uitgaan van de psychologische ontwikkeling van het kind zoals die door Piaget is gevonden en door mijzelf onder meer voor schoolvakken als lezen, schrijven en rekenen is uitgewerkt, dan kunnen we elk kind op elk ontwikkelingsdomein geven wat het nodig heeft. Als Harm van 5,5 jaar op het teldomein nog een oudere peuter blijkt te zijn (doordat hij 7 voorwerpen bijvoorbeeld telt als ‘1, 2, 5, 6, 7, 4, 2, 5, 6, 7’), dan doen we geen telspelletjes met hem; als hij op het schrijfdomein een kleuter is (gemiddeld 4,5 – 6,5 jaar) en gespiegelde letters schrijft, laten we hem daar rustig mee doorgaan zonder hem te verbeteren; als hij op het leesdomein leesrijp blijkt te zijn (dus feitelijk een jong schoolkind; gemiddeld 6,5 – 8,5 jaar), dan kan hij met leesles beginnen.
Ik zou het bij die vaststellingen over Harm laten en bij zijn vroege geletterdheid niet stellen dat hij in dat opzicht hoogbegaafd is, haast heeft of een ontwikkelingsvoorsprong heeft. Hij is een late teller, een gewone schrijver en een vroege lezer. En dat is alles. En als hij in alle drie de gevallen krijgt wat hij aan kan, dan zal hij zich niet vervelen, zal hij niet onderpresteren en hoeft hij – omgekeerd – ook niet op zijn teentjes te lopen wanneer hij moet tellen en zonder gespiegelde letters moet schrijven.
Esther Grits boek Mijn kind heeft haast lijkt me een uitstekend boek voor ouders die met hun handen in het haar zitten omdat hun kind een aantal merkwaardige vroege rijpheden heeft. In hoofdstuk 8, ‘En dan verder nog…’, geeft het heel goede tips: verdere literatuur, de aanbeveling om toch vooral naar het hele kind te blijven kijken en niet alleen naar de voorsprongen.
Ik sluit af met drie opmerkingen.
- Het boek beschrijft dat ‘vijf peuters met een ontwikkelingsvoorsprong’ op de vraag ‘Waar is mama?’ antwoorden geven als dat mama boodschappen aan het doen is of naar oma is gegaan. Het stelt: ‘Dit betekent dat deze peuters abstract kunnen denken, buiten hun eigen zichtveld’ (p.13-14). Afhankelijk van de definitie van ‘abstract’ kan men dat zo noemen, maar volgens mij heeft het de voorkeur pas het formele redeneren van tieners abstract te noemen. Wat die peuters doen is volgens mij representeren. Dat is het in het hier-en-nu weergeven van wat buiten het zichtveld valt.
- Sam krijgt op school geen extra opdrachten die bij zijn ontwikkeling aansluiten. En bij wat hij krijgt aangeboden, is er geen ondersteuning. Daarom ‘vermijdt Sam deze extra uitdaging, omdat het voor hem te spannend is om dit zelfstandig op te pakken’ (p.101). Gezien vanuit de psychologische ontwikkeling van het kind is er een groot verschil tussen iets zelfstandig kunnen en iets met ondersteuning kunnen. ‘Kunnen’ en ‘kunnen’ zijn dan twee. Ik sluit niet uit dat sommige duidingen van ‘onderpresteren’ hierop terug te voeren zijn: wat het kind slechts met hulp kan, lijkt er sprake te zijn van onderpresteren als het iets op eigen kracht geacht wordt te kunnen, maar uiteraard nog niet mogelijk is.
- In het algemeen weet ik niet goed wat ik van hoogbegaafdheid en ontwikkelingsvoorsprongen moet denken. Dit boek heeft me daar niet verder bij geholpen. Vooralsnog houd ik het erop (maar laat me graag door Esther Grit verbeteren) dat we van hoogbegaafdheid of ontwikkelingsvoorsprong spreken als dat op gebieden is, die onze maatschappij hoog aanslaat. Er zijn echter kinderen die met 6 of 7 alle uitslagen van de eredivisie van de afgelopen weken kennen, maar dat noemen we over het algemeen niet hoogbegaafd of vooruitlopen in de ontwikkeling. Terwijl dat laatste wel het geval is.
Bestellen
Het boek Mijn kind heeft haast boekrecensie is te bestellen via bol.com: