De kleuterleraar als prototype van de 21e-eeuwse docent
Barend Last
Onderwijskundige, schrijver en spreker bij Barend Last
Geraadpleegd op 16-11-2025,
van https://wij-leren.nl/kleuterleraar-prototype-21e-eeuw-docent.php
Laatst bewerkt op 27 oktober 2025

Staatssecretaris Mariëlle Paul wil vanaf 2029 de pabo splitsen in twee varianten: een opleiding voor het jongere kind en een voor het oudere kind. Een verkeerde beslissing, betoogt Barend Last. Hij ziet in de kleuterleraar juist het prototype van de 21e-eeuwse docent. In dit artikel legt hij uit waarom de rijke praktijk van de kleuterklas een blauwdruk zou moeten zijn voor al het onderwijs.
Het is een doordeweekse ochtend in een kleuterklas ergens in Nederland. De ruimte gonst van de activiteit. In de ene hoek zijn kinderen verdiept in een bouwproject met blokken, in een andere hoek wordt enthousiast voorgelezen door een kind uit groep 7. Een klein groepje krijgt instructie over cijfers van de meester.
Sophie schildert op een ezel. “Meester, kijk eens wat ik gemaakt heb!” Ze wijst trots naar een grote paarse vlek met acht poten. De meester knikt begripvol. “Ah goed gewerkt! En eh... wat voor hond is het?” Sophie giechelt. “Dat is geen hond, gekke meester! Dat is oma op rolschaatsen!”
Een herkenbare, prachtige situatieschets. Want als je goed kijkt, zie je hier alle ingrediënten van goed onderwijs samenkomen. En dat is precies waarom ik steeds weer terugkeer naar de kleuterklas als het ultieme voorbeeld van hoe onderwijs zou moeten zijn. Juist nu er wordt gesproken over het opsplitsen van de pabo, is het essentieel om de unieke kracht van de kleuterklas te begrijpen.
Wie goed kijkt, ziet in de kleuterklas een blauwdruk voor betekenisvol onderwijs.
Wat maakt het zo bijzonder?
Laat ik de ingrediënten eens doorspreken. Allereerst begint elke dag met een check-in, met z’n allen in de kring. We branden een kaarsje voor de overleden opa van Yasmin, we kletsen over het konijn van Jacob. Er is ruimte voor verbinding, volgens de grootste motivatietheorie (de zelfdeterminatietheorie) een basisbehoefte van elk individu (1).
Kleuteronderwijs is daarnaast thematisch en geïntegreerd. Een project over de lente leert niet alleen over de natuur, het omvat ook tellen (hoeveel bloemen zie je?), taal (kun je je nog de eerste keer dat je ‘bloesem’ hoorde herinneren?), creativiteit (lentebloemen knutselen) en sociale vaardigheden (samenwerken aan een lente-collage). Vaak is het onderwijs ontwikkeld door het team zelf.
Ook autonomie en competentie, de andere twee basisbehoeften van elk mens, zijn ruimschoots aanwezig. Jayden wandelt na de check-in naar het activiteitenbord en plakt na enige twijfel zijn naamkaartje bij ‘bouwhoek’. Later besluit Sophie om haar tekenopdracht op een andere manier aan te pakken dan de juf had voorgesteld, omdat ze een eigen idee had dat beter bij haar verhaal past. Ze legt dit ook zelf uit aan de juf, die haar aanpak waardeert.
Verbinding, autonomie en competentie: de basisbehoeften van elk kind zijn zichtbaar in de kleuterklas.
Natuurlijk zijn er momenten waarop de leraar (doelgericht) kiest of dat (alle) kinderen meedoen aan een gezamenlijke activiteit, maar er is een doordachte balans tussen vrije keuze en gerichte instructie. De leerkracht creëert een gestructureerde omgeving voor spel en ontdekking, maar geeft ook doelgerichte begeleiding.
Op elk moment zie je in de kleuterklas verschillende vormen van leren: individueel, in kleine groepjes, met de hele klas. Soms geeft de leerkracht directe instructie (2), dan weer exploreren de kinderen zelf. Vaak geïntegreerd; een vloeiende synergie tussen benaderingen. Vanuit de ervaring van het kind is er continue variatie. Al deze ingrediënten komen samen in de praktijk van alledag, waar kleuterleerkrachten balanceren tussen begeleiden, loslaten en opnieuw verbinden.
Werken met kleuters is even ontwapenend als leerzaam
Een sleutelmoment in mijn korte tijd als kleutermeester staat me nog helder voor de geest. Op een ochtend trof ik twee kinderen aan die de gang bij de zandbak hadden omgetoverd tot hun persoonlijke speelparadijs. Met het tien-uurtje in aantocht, vroeg ik ze vriendelijk om op te ruimen. Even later, zag ik tot mijn verbazing dat ze nog steeds verdiept waren in hun spel. Een tikkeltje ongeduldig vroeg ik: “Waarom hebben jullie nog niet opgeruimd?” Een van de twee keek me onschuldig aan en vroeg: “Meester... wat is opruimen?”
Zulke momenten onthullen een sleutelcomponent van goed onderwijs: ken je leerlingen en sluit aan bij hun ontwikkeling. Check of ze je begrijpen en stem je taal daarop af. Lesgeven is immers niet hetzelfde als leren (3). Mijn tijd als kleutermeester was dan ook een openbaring: het gaf me niet alleen grondig respect voor kleuterleerkrachten, het vormde ook de basis voor mijn visie op goed onderwijs (4). In de kleuterklas leerde ikzelf misschien wel het meest. Die tijd heeft me bescheidener gemaakt en bewuster van de complexiteit van onderwijs. Waardevolle lessen waar ik nog dagelijks profijt van heb.
Een simpele vraag ‘wat is opruimen?’ laat zien hoe belangrijk het is om je taal af te stemmen op kinderen.
Alles bestaat naast elkaar
Wat mij intrigeert aan de kleuterklas is dat er alle schijnbare tegenstellingen waar men zich regelmatig over druk maakt in het onderwijsdebat oplossen. Docentgestuurd of leerlinggericht? Allebei: de leraar voert regie over het leren van de leerling, maar de ontwikkeling staat centraal. Gepersonaliseerd versus uniform? Bestaan naast elkaar, doordacht gekozen. Directe instructie of ontdekkend leren? Allebei hebben hun plaats, meestal geïntegreerd.
Deze gekunstelde dichotomieën, die in discussies zo vaak als onoverbrugbare tegenstellingen worden gepresenteerd, verliezen hun betekenis in de rijke, complexe praktijk van de kleuterklas. Hier zien we hoe verschillende benaderingen elkaar kunnen aanvullen en versterken, in plaats van elkaar uitsluiten.
In de kleuterklas bestaan veel minder tegenstellingen: instructie en ontdekking versterken elkaar.
School als vrijplaats
De kleuterklas is bovendien meer dan alleen een leslocatie; het is een soort mini-samenleving. Soms vraag ik me af of we zijn vergeten dat naar school gaan voor kinderen niet slechts voorbereiding is op het leven, het ís voor hen leven. Een plek waar ze niet alleen leren over de wereld, maar ook over zichzelf en elkaar. Ze ontdekken hoe ze moeten delen, samenwerken en conflicten oplossen. Zo bezien is de school een vrijplaats om je eigen vrijheid te ontdekken in relatie tot die van de ander.
Pauzes waren dan ook altijd een feestje. Jongens én meisjes oefenden in essentie dezelfde belangrijke sociale vaardigheden: samenspelen, grenzen verkennen, conflicten oplossen. Ruziemaken. Vrede sluiten. Repeat. Twee kleuters ruziën over wie er op de step mag. De juf vraagt: “Hoe kunnen jullie dit samen oplossen?” Na wat gepraat besluiten ze om de beurt te steppen. Een alledaagse situatie wordt een les in onderhandelen en compromissen sluiten.
Zo nu en dan struikelde er een over losse veters. Even keek het dan geschrokken op, ogen zoekend naar getuigen (lees: de juf of meester). Op zulke momenten keek ik altijd bewust even weg. Ervaring had me geleerd: was er écht hulp nodig, dan zou het kind me vinden. Meestal veerde de kleine weer op en rende vrolijk verder.
In de kleuterklas worden de fundamenten gelegd voor empathie, communicatie en probleemoplossend vermogen - vaardigheden die een leven lang meegaan. Geen weldenkend mens die stelt dat het in die periode puur om basisvaardigheden gaat.
Voor kinderen ís school leven: een plek om samen te spelen, te leren en jezelf te ontdekken.
Zit stil en luister
Maar dan ineens is daar groep 3. Bam! Uit met de pret. De rijke, geïntegreerde aanpak maakt plaats voor een meer gesegmenteerde benadering. Kinderen in rijen, luisterend naar de leerkracht die voor de klas staat. De nadruk verschuift van samen ontdekken naar luisteren naar de leraar, van spel naar ‘leren omdat het moet’ (5).
Oké, ik moet toegeven dat ik hier een karikatuur schets en bovendien generaliseer. Ook groep 3 en later kent momenten van begeleid ontdekken, creativiteit en spel. Toch durf ik mijn hand ervoor in het vuur te steken dat je begrijpt wat ik bedoel: de overgang van de kleuterklas naar ‘schools leren’ is behoorlijk en doet (deels) afbreuk aan de betekenisvolle leermethoden van spel en instructie, keuze en begeleiding, variatie en verbinding, die eerder zo vanzelfsprekend waren. Niet voor niets zijn er leraren en ouders die besluiten hun kind nog wat langer te laten ‘kleuteren’. Het is alsof we expres vergeten dat leren het meest effectief is wanneer het betekenisvol, contextrijk en actief is – precies zoals in de kleuterklas – gewoon omdat dat nu eenmaal zo gaat (6). Zouden we niet allemaal iets langer moeten kleuteren? Een leven lang, wellicht?
Zouden we niet allemaal iets langer moeten kleuteren? Een leven lang, wellicht?
Een leven lang leren
Dit is het vertrekpunt van het boek ‘Lifelong Kindergarten’ van Mitchel Resnick, hoogleraar Onderwijs & Technologie bij het Media Lab van het prestigieuze Massachusetts Institute of Technology – beter bekend als MIT.
De premisse is simpel: de principes van de kleuterklas zouden centraal moeten staan bij het hele onderwijssysteem en zelfs daarbuiten. Maar wat zijn die principes nu precies? Resnick identificeert vier sleutelprincipes die volgens hem de basis zouden moeten vormen van al het leren, ongeacht hoe oud je bent. Deze principes staan bekend als de vier P’s:
- Projecten: Leren door actief te werken aan betekenisvolle projecten – het genereren van nieuwe ideeën, ontwerpen van prototypes en iteratief verfijnen.
Voorbeeld: In plaats van losse rekensommen bouwen leerlingen een brug, waarbij ze wiskundige principes toepassen, zoals krachtberekening en meten van afstanden.
- Passie: Wanneer mensen werken aan projecten die hen aanspreken, werken ze langer en harder, volharden ze bij uitdagingen en leren ze meer in het proces.
Voorbeeld: Een leerling met interesse in natuur kan een project opzetten over bijen, waarbij hij onderzoek doet, een bijenhotel bouwt en hierover een presentatie geeft.
- Partners (Samenwerken): Leren floreert als een sociale activiteit, waarbij mensen ideeën delen, samenwerken aan projecten en voortbouwen op elkaars werk.
Voorbeeld: Leerlingen werken samen aan een theaterstuk, waarbij ze moeten overleggen, plannen en rollen verdelen, terwijl ze elkaars ideeën versterken.
- Plezier: Leren omvat speelse experimenten – nieuwe dingen proberen, materialen onderzoeken, grenzen testen, risico’s nemen en herhaaldelijk itereren.
Voorbeeld: Een klas doet mee aan een digitale escaperoom waarin leerlingen puzzels moeten oplossen, samen moeten werken en moeten experimenteren met oplossingen.
Resnick benadrukt dat deze principes niet alleen van toepassing zijn op jonge kinderen, maar op leerlingen van alle leeftijden. Stel je eens voor: een middelbare school waar leerlingen, net als in de kleuterklas, in hoeken werken aan projecten die hen interesseren. Waar ze samenwerken met anderen van verschillende leeftijden en de vrijheid hebben om te experimenteren en te spelen met ideeën. Waar ‘leren omdat het moet’ transformeert tot een bijna onbedwingbare nieuwsgierigheid naar de wereld. Is dit een utopische droom? Nee. Sterker nog, het gebeurt al: zeker het beroepsonderwijs bulkt inmiddels van de Makerspaces (7), Doe-labs en hackathons. Maar denk ook aan Agora-onderwijs, dat werkt met authentieke challenges (8), of het Experileer in Maastricht (9), waar VMBO-leerlingen samen ontdekken, onderzoeken en ontwerpen – begeleid, natuurlijk.
Wat in de kleuterklas vanzelfsprekend is, kan ook het fundament zijn voor middelbare scholen en beroepsonderwijs.
Pas op de plaats
Maar laat ik even een stapje terug doen. Want als ik zo enthousiast pleit voor het ‘verkleuteren’ van ons onderwijs, hoor ik je denken: “Is dit niet gewoon een pleidooi voor zelfontdekkend leren? Of dat leren altijd ‘leuk’ moet zijn?” Nee, integendeel. De kern zit ‘m in de balans tussen structuur en vrijheid, tussen instructie en ontdekking. Niet voor niets laat onderzoek overtuigend zien dat juist begeleid ontdekkend leren een krachtige benadering is (10).
Maar misschien zit het ‘m nog wel meer in de expliciete aandacht voor menswording, binding en betekenisvolle ontwikkeling. In het cultiveren van nieuwsgierigheid naar de wereld, waarbij de leraar of docent degene is die die wereld toont. ‘Onderwijzen’ stamt (vrij vertaald) niet voor niets af van de samenvoeging van ‘de weg wijzen’ en ‘ondersteunen’. Hier moeten we dus iets mee, want ja, de 21e-eeuwse arbeidsmarkt vraagt toch om creativiteit, aanpassingsvermogen en samenwerking? Precies de vaardigheden die in het kleuteronderwijs centraal staan. Vooruitstrevende bedrijven als Google hebben zelfs werkplekken die verrassend veel weg hebben van een kleuterklas: flexibele ruimtes, tijd voor vrije exploratie, en een cultuur van samenwerking (11).
Ik bedoel natuurlijk niet dat we letterlijk kleuterklassen moeten bouwen voor tieners of volwassenen. Kinderen van verschillende leeftijden hebben verschillende leerbehoeften. Bovendien kent elke praktijk uitdagingen: gedragsproblemen, diversiteit en soms beperkte middelen. Toch laten goede kleuterleerkrachten zien hoe je zelfs met deze obstakels een rijke leerervaring kunt creëren. De kracht zit in het vertalen van de achterliggende principes: samen eten, samen delen, samen spelen – aangepast aan een context. Ondersteunde keuzevrijheid, begeleid ontdekken en ook structuur en (directe) instructie.
Want vergis je niet: een goede kleuterklas is allesbehalve chaotisch. Er zijn duidelijke regels, routines en verwachtingen. Het verschil zit hem in de manier waarop die structuur wordt aangeboden: niet als een keurslijf, maar als een gedeelde en prikkelende thuishaven. Een ruggengraat, zo je wilt.
Goed onderwijs draait om de balans tussen structuur en vrijheid, instructie en ontdekking.
De kwaliteit van de leraar
Dit brengt me bij een belangrijk punt: het belang van gespecialiseerde leerkrachten. Vroeger hadden we de kweekschool (12), speciaal gericht op het jonge kind. De kweekschool bestaat niet meer, maar binnen de huidige pabo kunnen studenten na enkele jaren wel kiezen voor een specialisatie richting het jonge of oudere kind. Staatssecretaris Paul wil nu een stap verder gaan door de pabo weer volledig te splitsen in twee aparte opleidingen.
Maar wie ooit met kleuters heeft gewerkt, weet: het vraagt een unieke set vaardigheden om de schijnbaar moeiteloze balans tussen vrijheid en structuur te creëren. Juist die balans biedt een interessante blauwdruk voor wat kwaliteit van lesgeven in het algemeen zou kunnen betekenen. De voorgestelde splitsing van de pabo roept dan ook vragen op: verliezen we hiermee niet juist die rijke, geïntegreerde benadering die de kleuterklas zo typeert?
Misschien ligt hier ook wel een deel van de oplossing voor de worsteling met de (te) instrumentele benadering van het beroep van de leraar (waar Merel van Vroonhoven in haar Kohnstamlezing vorig jaar nog over uitweidde) (13). Misschien moeten we niet alleen kijken naar de vorm, maar juist naar de competenties die nodig zijn om die vorm tot leven te brengen.
Wat als we de principes van de kleuterklas – die mix van ontdekking en gerichte instructie, van keuzevrijheid en duidelijke kaders, van binding en persoonswording – als uitgangspunt zouden nemen voor de professionalisering van alle leerkrachten? Wat als we de kleuterleraar zouden zien als het prototype van de 21e-eeuwse docent, in plaats van als een ‘oppas’ voor de kleintjes?
Met onderwijs gebaseerd op de vier P’s: Projecten, Passie, Partners en Plezier. Daartoe is een splitsing van de pabo mijns inziens een slecht idee.
De kleuterleraar is geen oppas, maar het prototype van de 21e-eeuwse docent.
Omarm de complexiteit
Natuurlijk roept dit vragen op. Hoe zorg je voor een soepele overgang van de kleuterklas naar de ‘grote school’? Hoe verenig je deze benadering met de eisen van het curriculum en de eindtermen? En hoe bereid je leerlingen voor op een maatschappij die nog wel uitgaat van die traditionele scheiding tussen ‘schools leren’ en ‘het echte leven’? Geen eenvoudige vragen. Ook de huidige discussie over het splitsen van de pabo laat zien hoe we soms te simpele oplossingen zoeken voor complexe vraagstukken.
Maar wellicht is dat juist het punt: onderwijs is complex. En door te leunen op de wijsheid van de kleuterklas, waar complexiteit en diversiteit als vanzelfsprekend worden omarmd, kunnen we wellicht tot de broodnodige verbetering én nuance komen. Dus de volgende keer dat je een kleuterklas bezoekt, kijk dan eens goed. Zie hoe de juf of meester moeiteloos schakelt tussen instructeur, coach, manager, bediende, advocaat en hulpverlener. Observeer hoe de ruimte is ingericht om zowel structuur als spel te faciliteren; een leerplein in optima forma. Merk op hoe er feilloos afgewisseld wordt tussen directe instructie en ontdekken – alleen én samen. Hoe leerlinggericht werken vorm krijgt middels docentgestuurd onderwijs.
En vraag je dan af: wat als we de kleuterklas niet zien als een voorbereiding op ‘echt’ leren, maar als een blauwdruk voor een leven lang ontwikkelen? Een gedachte-experiment dat de moeite waard is. Wellicht schuilt in die ‘kleine’ klas wel het grote geheim van toekomstbestendig onderwijs. Een inzicht dat we niet moeten vergeten nu we nadenken over de toekomst van de lerarenopleiding.
Misschien ligt het grote geheim van toekomstbestendig onderwijs verborgen in de kleuterklas.
Referenties
- De zelfdeterminatietheorie (ZDT) van Deci en Ryan (2000) stelt dat mensen intrinsiek gemotiveerd raken wanneer aan drie universele psychologische basisbehoeften wordt voldaan: autonomie, de ervaring dat gedrag wordt uitgevoerd met een gevoel van vrijwilligheid en zelfregie, ook als dit wordt beïnvloed door externe factoren; competentie, de behoefte om effectief te handelen en uitdagingen aan te kunnen; en verbondenheid, de behoefte aan sociale relaties en verbondenheid met anderen.
- Directe instructie is een gestructureerde onderwijsmethode waarbij de leraar expliciete, stapsgewijze instructies geeft en duidelijke uitleg en demonstraties biedt, gevolgd door begeleide oefening en feedback.
- In het Engels werkt deze zin beter. Het Engelse ‘Teaching’ dat zijn oorsprong vindt in het Oud-Engels en zoiets betekent als ‘tonen’ verliest zijn rijkdom in de Nederlandse vertaling ‘Lesgeven’.
- Ik moet erkennen dat wat je kunt verstaan onder ‘goed’ onderwijs afhangt van je ideologische opvatting over het doel van onderwijs. Wat ‘goed’ is kan door iedereen een andere invulling krijgen, afhankelijk van je ideeën over het waarom en waartoe van onderwijs.
- Hoewel de overgang vaak abrupt voelt, heeft een meer gestructureerde aanpak in groep 3 ook voordelen. Het is een belangrijke periode voor het aanleren van basisvaardigheden. De uitdaging ligt echter in het behouden van de speelse, ontdekkende aanpak terwijl kinderen ook leren lezen, schrijven en rekenen.
- In het Onderwijsvragenboek (2019) onderzoeken Boonstra, De Graaf-Bierbrauwer en Carstens waarom ons onderwijssysteem is zoals het is en stellen ze onze standaardideeën en aannames over onderwijs op de proef.
- Een Makerspace in het onderwijs is een ruimte waar leerlingen of studenten met diverse tools en technologieën creatief kunnen experimenteren en leren, ondersteund door docenten en experts.
- Binnen het Agora-onderwijs is een “challenge” een zelfgekozen project waarbij leerlingen zelfstandig leren en vaardigheden ontwikkelen op basis van hun eigen interesses, met begeleiding en structuur van coaches die de voortgang volgen en feedback geven.
- Zie experileer.nl.
- Lector Vernieuwend Onderwijs Symen van der Zee schreef onlangs samen met Rogier Stappers een helder artikel over de huidige stand van zaken rondom de effectiviteit van directe instructie, zelfontdekkend leren en begeleid ontdekkend leren.
- Zie bijvoorbeeld Googleplex, een verzameling gebouwen met innovatieve werkplekken van Google.
- De kweekschool was de vroegere opleiding tot onderwijzer aan een lagere school.
- Haar lezing is getiteld: ‘Wie van leraren uitvoerders maakt, creëert een samenleving zonder toekomst’.
Dit artikel verscheen eerder bij IPON.
