Kennisplatform
Schrijf nu in voor boeiende gratis webinars en leermodules!

Discussies doorstroomtoets (3): Objectieve graadmeter of versterker van ongelijkheid?

Nico den Breejen
Onderwijskundige bij Wij-leren.nl  

Den Breejen, N. (2025). Discussies over de doorstroomtoets. Deel 3: Objectieve graadmeter of versterker van ongelijkheid?.
Geraadpleegd op 27-03-2025,
van https://wij-leren.nl/discussies-doorstroomtoets-deel-3.php
Geplaatst op 11 maart 2025
discussies doorstroomtoets - deel 3 - objectief of subjectief

Deel 3: De doorstroomtoets, objectieve graadmeter of versterker van ongelijkheid?

Wat zegt de doorstroomtoets over de capaciteiten van leerlingen? Draagt de toets bij aan gelijke kansen, of juist niet? En hoe gaan we om met de spanningen tussen het adviseren van leerlingen en het meten van onderwijskwaliteit? In deze artikelenserie duiken we in de belangrijkste vragen en discussies rond de doorstroomtoets.

In dit derde deel over discussies rondom de doorstroomtoets onderzoeken we in hoeverre de doorstroomtoets de vaardigheden van leerlingen objectief meet en welke impact dit heeft op kansengelijkheid.


Lees ook de overige delen in deze serie:

  • Deel 1: Twee doelen, één toets: de doorstroomtoets zorgt voor uitdagingen
  • Deel 2: Overwaardering van een te smalle toets
  • Deel 4: Stigmatisering en prestatiedruk
  • Gratis module Wij-leren Academie met infographics

Draagt de doorstroomtoets bij aan een eerlijker schooladvies?

De doorstroomtoets wordt vaak gepresenteerd als een objectieve manier om de capaciteiten van leerlingen in kaart te brengen en zo bij te dragen aan kansengelijkheid. De toets zou een tegenhanger vormen van het voorlopig schooladvies, dat gebaseerd is op observaties en eerder behaalde resultaten. Onbewust kan dit voorlopig schooladvies beïnvloed worden door de verwachtingen en aannames van de leerkracht. Onderzoek van Lek (2020) laat zien dat leerkrachten bij het opstellen van deze adviezen de sociaaleconomische status van een leerling laten meewegen. Dit wordt bevestigd door recent onderzoek van Van Leest et al. (2024), waaruit blijkt dat percepties van leerkrachten een belangrijke rol spelen bij het schooladvies.

Deze bevindingen onderstrepen het belang van de doorstroomtoets als aanvulling op het voorlopig schooladvies van de leerkracht. Het combineren van het toetsadvies met het voorlopig schooladvies geeft een vollediger beeld van de vaardigheden en het potentieel van de leerling. Leerlingen van uiteenlopende achtergronden kunnen hierdoor gelijke kansen krijgen op het juiste vervolgonderwijs. De doorstroomtoets kan helpen door vooroordelen of onbewuste invloeden in het voorlopig schooladvies te corrigeren en zo kansengelijkheid te bevorderen.

Dit pleit voor de waarde van de doorstroomtoets als objectieve maatstaf. Maar hoe objectief is de toets zelf eigenlijk?


“De doorstroomtoets corrigeert mogelijke vooroordelen in het schooladvies – maar hoe objectief is de toets zelf?"


Subjectiviteit in de doorstroomtoets

Ondanks de reputatie van de doorstroomtoets als objectief meetinstrument, spelen subjectieve keuzes en menselijke invloeden een grotere rol dan vaak wordt aangenomen. Dit blijkt onder andere uit het proefschrift van Karen Heij (2021). Subjectiviteit sluipt al in de toets bij de selectie van onderwerpen en vraagstellingen en werkt door in de manier waarop resultaten worden geïnterpreteerd en gebruikt bij het toetsadvies.

Bij de ontwikkeling van toetsvragen wordt door de makers bijvoorbeeld vastgesteld welke kennis en vaardigheden worden gemeten en welke antwoorden als correct worden beschouwd. Deze beslissingen zijn niet volledig objectief, omdat ze beïnvloed worden door de interpretaties en aannames van de toetsontwikkelaars.


"Zelfs een gestandaardiseerde toets bevat subjectieve keuzes die de uitkomst beïnvloeden."


Bepaalde toetsvragen kunnen ongemerkt groepen leerlingen bevoordelen, terwijl andere leerlingen juist op achterstand worden gezet. De toets veronderstelt soms voorkennis die niet voor alle leerlingen vanzelfsprekend is. Teksten over wintersport, kastelen of een museumbezoek kunnen bijvoorbeeld gemakkelijker te herkennen en begrijpen zijn voor leerlingen uit gezinnen waar zulke vakanties normaal zijn. Leerlingen die deze ervaringen niet hebben, zullen gemiddeld genomen meer moeite hebben met deze teksten. Hierdoor wordt niet alleen leesvaardigheid, maar ook sociaal-culturele achtergrond onbedoeld een factor in de beoordeling.

Daarnaast kunnen culturele elementen in afbeeldingen, taalgebruik of contexten onbedoeld een rol spelen. Zo kunnen afbeeldingen van typisch Nederlandse situaties of contexten die specifieke culturele kennis vereisen, de interpretatie van een vraag bemoeilijken. Dit kan nadelig zijn voor leerlingen uit andere culturele achtergronden, omdat zij minder herkenning of aansluiting vinden bij de voorbeelden die in de toets worden gebruikt.


“Teksten over wintersport zijn voor de ene leerling herkenbaar, voor de andere leerling niet. Dat beïnvloedt de score."


Kansengelijkheid onder druk

De discussie over de objectiviteit van de doorstroomtoets is onlosmakelijk verbonden met de vraag in hoeverre de toets bijdraagt aan kansengelijkheid. Hoewel de toets ongelijkheid in schooladviezen zou moeten corrigeren, blijkt in de praktijk dat niet alle leerlingen dezelfde uitgangspositie hebben. De toets lijkt objectief, maar kent onderliggende mechanismen die bestaande ongelijkheid onbedoeld kunnen versterken. Drie factoren spelen hierin een cruciale rol: vroege selectie, de nadruk op taalvaardigheid en de invloed van schaduwonderwijs.


“Achter de schijnbare objectiviteit van de toets gaan mechanismen schuil die gelijke kansen ondermijnen."


1. Vroege selectie leidt tot oneerlijke kansen

In Nederland vindt de selectie naar onderwijsniveau al plaats op 11- of 12-jarige leeftijd. Dit is veel eerder dan in andere landen, waar leerlingen langer de tijd krijgen om hun potentie te ontwikkelen. Deze vroege selectie kan nadelig uitpakken voor leerlingen uit kansarmere milieus.

Onderzoek van Tucker-Drob et al. (2013) toont aan dat omgevingsinvloeden (nurture) bij jonge kinderen een grote rol spelen in hun leerprestaties en ontwikkeling. Dit betekent dat de omstandigheden waarin een kind opgroeit, zoals de mate van stimulatie thuis en toegang tot leerondersteuning, sterk bepalen wat een kind op jongere leeftijd kan bereiken. Naarmate kinderen ouder worden, neemt de invloed van hun omgeving af en komt genetische aanleg (nature) steeds meer naar voren.


“De invloed van de thuisomgeving is op jonge leeftijd doorslaggevend – en dat maakt vroege selectie riskant."


Dit lijkt op het eerste gezicht tegenstrijdig. Vaak wordt gedacht dat genetische aanleg (nature) vooral in de vroege jeugd bepalend is, terwijl omgevingsfactoren (nurture) later een grotere rol spelen. Onderzoek wijst echter uit dat juist de vroege thuisomgeving een doorslaggevende invloed heeft op de ontwikkeling van kinderen. Naarmate ze ouder worden en meer mogelijkheden krijgen om zichzelf te ontplooien, wordt hun genetische aanleg beter zichtbaar. In Figuur 1 wordt dit proces geïllustreerd.

Figuur 1. De invloed van nature en nurture bij ontwikkeling. Bron: Tucker-Drob et al. (2013)

Kortom: Kinderen uit minder bevoorrechte milieus hebben op 12-jarige leeftijd vaak nog niet de kans gehad om hun volledige potentieel te laten zien, simpelweg omdat zij minder toegang hebben gehad tot stimulerende leeromgevingen. De vroege afname van de doorstroomtoets kan ertoe leiden dat sociaaleconomische achtergrond zwaarder weegt dan daadwerkelijke capaciteiten, waardoor kansenongelijkheid wordt vergroot in plaats van verkleind.

2. Nadruk op taalvaardigheid benadeelt kansarmere leerlingen

Een ander punt van zorg is de nadruk op taalvaardigheid in de toets. Niet alleen vormt het taaldomein een aanzienlijk deel van de toets, maar ook bij rekenopgaven (bijvoorbeeld redactiesommen), is taalvaardigheid essentieel om de vragen goed te begrijpen en te interpreteren. Leerlingen moeten de tekst goed kunnen lezen, de vraag kunnen analyseren en de juiste informatie kunnen extraheren om tot het juiste antwoord te komen. Dit legt een extra belasting op leerlingen die moeite hebben met de taal of minder vertrouwd zijn met de complexiteit van de Nederlandse taal.

De doorstroomtoets bevoordeelt daarmee leerlingen die opgroeien in een taalrijke omgeving, waar zij dagelijks worden blootgesteld aan taalrijke gesprekken en boeken. Aan de andere kant benadeelt de toets leerlingen die thuis minder toegang hebben tot de Nederlandse taal. Dit geldt bijvoorbeeld voor kinderen uit gezinnen waar een andere thuistaal wordt gesproken, of voor kinderen die opgroeien in een omgeving waar minder nadruk wordt gelegd op taalontwikkeling. 

Daarnaast wordt in de toets regelmatig gebruik gemaakt van figuurlijk taalgebruik, zoals metaforen en uitdrukkingen. Dit vormt een belemmering voor de groep leerlingen die in een minder taalrijke omgeving opgroeit. Het begrijpen van figuurlijk taalgebruik vereist vaak een dieper begrip van cultuur, context en de impliciete betekenis achter woorden. Dit kan lastig zijn voor kinderen die deze ervaringen niet in hun dagelijkse leven tegenkomen.


“Leerlingen met minder taalervaring lopen een extra hindernisrace op de doorstroomtoets."


3. Schaduwonderwijs: het verschil in voorbereiding is groot

Extra oefenprogramma’s en bijlessen geven sommige leerlingen een oneerlijke voorsprong op de doorstroomtoets. Schaduwonderwijs groeit: steeds meer leerlingen volgen bijlessen of gebruiken betaalde oefenprogramma’s om zich optimaal voor te bereiden. Online oefenmateriaal en bijlesinstituten spelen hier actief op in, waardoor toetsvoorbereiding steeds meer een commerciële markt wordt.

Ouders met voldoende financiële middelen kunnen hun kinderen ondersteunen door professionele begeleiding in te schakelen of uitgebreide en gespecialiseerde oefenpakketten aan te schaffen. Dit biedt hun kinderen de mogelijkheid om zich met meer zelfvertrouwen en voorbereiding aan de toets te wagen. Uiteindelijk kan dit leiden tot hogere scores en betere schooladviezen.

Voor leerlingen uit minder bevoorrechte gezinnen, waar deze financiële middelen niet beschikbaar zijn, blijft deze ondersteuning vaak buiten bereik. Daardoor kunnen twee leerlingen met hetzelfde talent een totaal verschillend advies krijgen, simpelweg omdat de één intensief heeft geoefend en de ander niet. Dit vergroot de kloof tussen leerlingen die zich optimaal kunnen voorbereiden en zij die afhankelijk zijn van de reguliere lesstof. In plaats van de kansenongelijkheid te verkleinen, kan de doorstroomtoets deze zo juist versterken.


“De doorstroomtoets geeft scholen inzicht in leeropbrengsten en helpt onderwijsdoelen te evalueren. "


Conclusie: Naar een eerlijker toetsbeleid

Hoewel de doorstroomtoets bedoeld is om objectief capaciteiten van leerlingen te meten, laat de praktijk zien dat verschillen in voorbereiding, leefwereld en ondersteuning leiden tot een ongelijk speelveld. In plaats van kansengelijkheid te vergroten, kan de toets bestaande ongelijkheden versterken. Dit vraagt om een kritische herziening van de toets en zijn rol binnen het onderwijssysteem.

Wat is nodig voor een eerlijker toetsbeleid?

  • Later selecteren, meer ontwikkeltijd

Door de doorstroomtoets later af te nemen of te combineren met een langer ontwikkeltraject, krijgen leerlingen meer kans om hun potentieel te laten zien. Leerlingen uit kansarmere milieus krijgen hierdoor meer tijd om tot hun recht te komen.

  • Een minder grote rol voor de toets

De doorstroomtoets zou een ondersteunend instrument moeten zijn in plaats van een doorslaggevende factor. Zoals Cito-bestuursvoorzitter Saskia Wools stelde in de Volkskrant: ‘Een toets is ook maar een toets, met allerlei beperkingen. Maak het belang van de toets kleiner.’ Geen enkele toets geeft een volledig beeld. Het advies van de leerkracht en de bredere ontwikkeling van een leerling moeten zwaarder wegen dan één toetsmoment.

  • Minder nadruk op taal bij niet-taaltoetsen

Rekenvragen zouden zo geformuleerd moeten worden dat taalvaardigheid niet onnodig de uitkomst beïnvloedt. Dit voorkomt dat taalzwakkere leerlingen worden benadeeld bij rekenen.

  • Blijvende aandacht voor toetsbias

Toetsontwikkelaars moeten zich voortdurend bewust zijn van culturele en sociaaleconomische invloeden in de toets en erkennen dat volledige objectiviteit niet haalbaar is. In het onderwijsveld is het essentieel dat deze bias wordt onderkend en leidt tot een kritische reflectie op de manier waarop toetsresultaten worden geïnterpreteerd en gebruikt.

  • Gelijke voorbereiding voor alle leerlingen

De invloed van schaduwonderwijs op de toetsvoorbereiding is momenteel te groot. Het is belangrijk dat alle leerlingen een eerlijke kans krijgen door de voorbereiding op de doorstroomtoets gelijk te houden. Dit begint met bewustwording over ongelijkheid in voorbereiding, een toegankelijke voorbereiding voor alle leerlingen en het stoppen met teaching-to-the-test.


“De doorstroomtoets beloofde kansengelijkheid, maar bevoordeelt vooral wie zich het best kan voorbereiden"


De doorstroomtoets wordt gepresenteerd als objectief, maar bevat in de praktijk veel subjectieve elementen. Om kansengelijkheid te bevorderen, moeten we kritisch kijken naar de impact van vroege selectie, taalvaardigheid en schaduwonderwijs op de toetsresultaten. Een eerlijker toetsbeleid vraagt om structurele verbeteringen die iedere leerling een gelijkwaardige kans bieden. De voorgestelde verbeteringen in dit artikel staan samengevat in Figuur 2.

Figuur 2. Vijf stappen naar een eerlijke doorstroomtoets.

Referenties:

  • Boonstra, C. (2024). De doorstroomtoets: een hoog-laag sorteermachine? LinkedIn. Geraadpleegd op 4 maart 2025, van: https://www.linkedin.com/pulse/de-doorstroomtoets-een-hoog-laag-sorteermachine-claire-boonstra-735dc/
  • Centraal Planbureau. (2019). Kansrijk onderwijsbeleid: Eindadvies bijgesteld? Ongelijke kansen door bijstelling van het schooladvies. Den Haag: CPB.
  • De Boer, H., Bosker, R. J., & Van der Werf, M. P. C. C. (2010). Sustainability of teacher expectation bias effects on long-term student performance. Journal of Educational Psychology,  102(1), 168–179. https://doi.org/10.1037/a0017289
  • De Bruyckere, P., Hulshof, C., & Missinne, L. (2021). Bijna alles wat je moet weten over psychologie: van kinderen en jongeren. Lannoo Meulenhoff-Belgium.
  • Hebbink, P., Warrens, M. J., Fleur, E., Dijks, M. A., & Korpershoek, H. (2022). De voorspellende waarde van het initiële schooladvies, het toetsadvies en het definitieve schooladvies in het Nederlandse onderwijs. Pedagogische Studiën, 99(1), 20-35.
  • Heij, K. (2021). Van de kat en de bel: Tellen en vertellen met de eindtoets basisonderwijs. [Academisch proefschrift]. Universiteit Tilburg. 
  • Inspectie van het Onderwijs. (2021). De Staat van het Onderwijs 2021: Verslag over de bevindingen van de inspectie in het schooljaar 2019/2020. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.
  • Inspectie van het Onderwijs (2022). Heroverwegen en bijstellen van schooladviezen na de eindtoets. Geraadpleegd op 4 maart 2025, van: https://www.onderwijsinspectie.nl/documenten/rapporten/2022/10/24/heroverwegen-en-bijstellen-van-schooladviezen-na-de-eindtoets
  • Korpershoek, H., Beijer, C., Spithoff, M., Naaijer, H. M., Timmermans, A. C., van Rooijen, M., Vugteveen, J., & Opdenakker, M.-C. (2016). Overgangen en aansluitingen in het onderwijs: Deelrapportage 1: reviewstudie naar de po-vo en de vmbo-mbo overgang. GION onderzoek/onderwijs.
  • Lek, K. M. (2020). Teacher knows best? On the (dis) advantages of teacher judgments and test results, and how to optimally combine them. [Academisch proefschrift]. Universiteit Utrecht.
  • Lek, K. M., van de Schoot-Hubeek, W., Kroesbergen, E. H., & van de Schoot, R. (2019). Wie weet het beter, de docent of de centrale eindtoets? De psycholoog, 10-21. Nederlandse overheid (2023). Wet Eindtoetsing Primair Onderwijs. Geraadpleegd op 4 maart 2025, van: https://wetten.overheid.nl/BWBR0035216/2023-08-01
  • Onderwijsraad. (2021). Later selecteren, beter differentiëren. Geraadpleegd op 4 maart 2025, van: https://www.onderwijsraad.nl/publicaties/adviezen/2021/04/15/later-selecteren-beter-differentieren
  • Ooijevaar, M. (2024). Doorstroomtoetsen en referentieniveaus. LinkedIn. Geraadpleegd op 4 maart 2025, van: https://www.linkedin.com/pulse/doorstroomtoetsen-en-referentieniveaus-martin-ooijevaar-bb0je/
  • PO-Raad (2024). Analyse doorstroomtoets. Geraadpleegd op 4 maart 2025, van: https://www.poraad.nl/schoolontwikkeling/innovatie-onderzoek/analyse-doorstroomtoets
  • PO-Raad (2024). PO-Raad wil latere selectie in strijd tegen problemen bij het schooladvies. Geraadpleegd op 4 maart 2025, van: https://www.poraad.nl/kind-onderwijs/doorlopende-leerlijn/overgang-po-vo/po-raad-wil-latere-selectie-in-strijd-tegen
  • Smeets, E., Van Kuijk, J., & Driessen, G. (2014). Handreiking bij het opstellen van het basisschooladvies. Guidelines for Drawing up Primary School advice. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit19(2.1), 1391-3929. https://doi.org/10.13140/2.1.1391.3929
  • Sociaal en Cultureel Planbureau. (2020). Kansen in het onderwijs: Sociale ongelijkheid onder leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs. Den Haag: SCP.
  • Van Leest, A., Hornstra, L., van Tartwijk, J., & van de Pol, J. (2024). Teachers taking perceptions of student attributes into consideration when formulating track recommendations? British Educational Research Journal. 50(3), 1127-1171. https://doi.org/10.1002/berj.3957
  • Tucker-Drob, E. M., Briley, D. A., & Harden, K. P. (2013). Genetic and environmental influences on cognition across development and context. Current directions in psychological science22(5), 349-355. https://doi.org/10.1177/0963721413485087
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.