Kennisplatform
Schrijf nu in voor boeiende gratis webinars en leermodules!

Discussies over de doorstroomtoets (1): twee doelen, één toets

Nico den Breejen
Onderwijskundige bij Wij-leren.nl  

Den Breejen, N. (2024). Discussies over de doorstroomtoets. Deel 1: Twee doelen, één toets: de doorstroomtoets zorgt voor uitdagingen.
Geraadpleegd op 18-02-2025,
van https://wij-leren.nl/discussies-doorstroomtoets-deel-1.php
Geplaatst op 21 januari 2025
discussies doorstroomtoets - deel 1 - twee doelen

Deel 1: Twee doelen, één toets: de doorstroomtoets zorgt voor uitdagingen

Wat zegt de doorstroomtoets over de capaciteiten van leerlingen? Draagt de toets bij aan gelijke kansen, of juist niet? En hoe gaan we om met de spanningen tussen het adviseren van leerlingen en het meten van onderwijskwaliteit? In deze artikelenserie duiken we in de belangrijkste vragen en discussies rond de doorstroomtoets.

Hoe kan één toets leerlingen adviseren én de onderwijskwaliteit meten? De doorstroomtoets, misschien wel de belangrijkste toets in het Nederlandse onderwijs, probeert dit te combineren. Met een primaire focus op schooladvies en een secundaire rol in kwaliteitsmonitoring, roept deze toets echter vragen op. In dit artikel onderzoeken we hoe deze doelen worden nagestreefd, welke spanningen hierbij ontstaan en welke stappen nodig zijn om de effectiviteit van de toets te vergroten.

De doorstroomtoets heeft twee belangrijke doelen:

  1. Advies geven over vervolgonderwijs: De toets geeft een toetsadvies aan alle leerlingen in groep 8. De toets bepaalt -in aanvulling op het schooladvies- welk type voortgezet onderwijs het beste past bij de capaciteiten van een leerling. 
  2. Inzicht bieden in leeropbrengsten en onderwijskwaliteit: De toets biedt data over schoolprestaties en de kwaliteit van het landelijke onderwijs. 

In Figuur 1 zijn de doelen van de doorstroomtoets samengevat.
 


Figuur 1.
De doelen van de doorstroomtoets.

Wil je deze infographic in hoge resolutie downloaden, of wil je meer te weten komen over de doorstroomtoets? Schrijf je in voor de e-learnings van de Wij-Leren Academie. Het eerste deel over de doorstroomtoets is gratis!

Het primaire doel: Advies geven over vervolgonderwijs

Het hoofddoel van de doorstroomtoets is leerlingen te adviseren over het type voortgezet onderwijs dat het beste bij hen past. In Nederland zijn er verschillende niveaus in het voortgezet onderwijs: praktijkonderwijs (pro), vmbo (basis, kader, gemengd/theoretisch), havo en vwo. De toetsresultaten van de doorstroomtoets geven altijd een dubbel advies, zoals pro/vmbo b of vmbo k/gt. Alleen bij een vwo-advies wordt geen dubbel advies gegeven.

Sinds 2024 is de doorstroomtoets leidend geworden bij het vaststellen van het definitieve schooladvies. Het proces begint met een voorlopig advies van de school. Daarna volgt de doorstroomtoets. Als een leerling hoger scoort dan verwacht, moet het advies worden opgehoogd, tenzij dit niet in het belang van de leerling is. Als een school besluit het schooladvies niet op te hogen, moet de school deze beslissing onderbouwen in het leerlingvolgsysteem. Andersom wordt het advies niet verlaagd als een leerling lager scoort dan verwacht. De doorstroomtoets kan dus alleen zorgen voor de verhoging van een schooladvies.


“De doorstroomtoets speelt een centrale rol in het bepalen van een passend vervolgonderwijs voor leerlingen."


Het verplicht ophogen van adviezen is ingevoerd om kansengelijkheid te bevorderen. Onderzoek naar de Centrale Eindtoets (2015-2021) toont aan dat leerlingen uit kansarme milieus minder vaak een hoger advies kregen, ook als ze vergelijkbare of betere toetsresultaten hadden dan hun kansrijkere leeftijdsgenoten. Door toetsresultaten leidend te maken, probeert de huidige aanpak deze ongelijkheid te verminderen en elk kind een eerlijke kans te geven op passend vervolgonderwijs.

Het secundaire doel: Meten van leeropbrengsten en monitoren van onderwijskwaliteit

Naast het adviseren van leerlingen speelt de doorstroomtoets een belangrijke rol in het meten van leeropbrengsten en het monitoren van de kwaliteit van het onderwijs. Hiervoor worden de referentieniveaus gebruikt:

  • Fundamenteel niveau (1F): Dit niveau biedt basisvaardigheden die elke leerling nodig heeft om door te stromen naar het voortgezet onderwijs. Meer dan 85% van de leerlingen zou dit niveau aan het einde van de basisschool moeten behalen.
  • Streefniveau (2F/1S): Het niveau dat tussen 30% en 67% van de leerlingen zou moeten behalen, afhankelijk van de schoolweging.

Om scholen eerlijk met elkaar te vergelijken, worden toetsresultaten beoordeeld op basis van de schoolweging. Deze indicator houdt rekening met de achtergrond van de leerlingen, zoals het opleidingsniveau van de ouders, hun sociaaleconomische status en eventuele migratieachtergrond. Door resultaten te vergelijken met scholen die een vergelijkbare leerlingenpopulatie hebben, ontstaat een realistischer beeld van de prestaties van een school.

De doorstroomtoets laat scholen zien hoeveel leerlingen de referentieniveaus halen en hoe hun resultaten zich verhouden tot landelijke gemiddelden. Dit helpt scholen om doelen te stellen, onderwijs te evalueren en waar nodig aanpassingen te doen om toekomstige leeropbrengsten te verbeteren.


“De doorstroomtoets geeft scholen inzicht in leeropbrengsten en helpt onderwijsdoelen te evalueren. "


De Inspectie van het Onderwijs gebruikt de toetsresultaten om een totaaloordeel te vormen over reguliere basisscholen en trends in de onderwijskwaliteit te volgen. Hiermee geeft de toets niet alleen inzicht in de prestaties van leerlingen, maar draagt hij ook bij aan het bredere gesprek over de kwaliteit van het onderwijs in Nederland.

De spanningen tussen beide doelen

Veel toetsexperts uiten kritiek op de geschiktheid van de doorstroomtoets als instrument om zowel selectie als kwaliteitsmeting te dienen. Vooral het tweede doel – het meten van leeropbrengsten en onderwijskwaliteit – roept vragen op. Daarnaast is er twijfel of beide doelen effectief gecombineerd kunnen worden binnen één toetsafname. Deze spanningen zijn samen te vatten in drie kernproblemen.

Probleem 1: De doorstroomtoets is te smal om onderwijskwaliteit te meten.

De dubbele functie van de toets gaat vooral ten koste van het meten van onderwijskwaliteit. De doorstroomtoets richt zich op cognitieve vaardigheden in taal en rekenen, terwijl andere essentiële vaardigheden zoals samenwerking, probleemoplossend vermogen, doorzettingsvermogen en creativiteit buiten beschouwing blijven. Dit zorgt voor een eenzijdig beeld van zowel de capaciteiten van leerlingen als de kwaliteit van het onderwijs. 


“Het meten van onderwijskwaliteit vraagt om meer dan een focus op taal en rekenen."


Probleem 2: De doorstroomtoets is oorspronkelijk een normgerichte toets. 

De doorstroomtoets vergelijkt leerlingen met elkaar op basis van genormeerde, relatieve scores, een kenmerk van normgericht toetsen. Deze vorm van toetsing biedt inzicht in de prestaties van leerlingen ten opzichte van elkaar, maar geeft minder duidelijkheid over de mate waarin specifieke leerdoelen zijn bereikt. Hoewel normgerichte toetsen goed kunnen functioneren bij selectie, zijn ze minder geschikt voor het meten van onderwijskwaliteit.

Voor kwaliteitsmeting zijn juist criteriumgerichte toetsen nodig. Deze toetsen evalueren of leerlingen vooraf vastgestelde, objectieve doelen hebben bereikt en geven een duidelijk beeld van wat leerlingen kunnen. Denk bijvoorbeeld aan methodegebonden toetsen of het theorie-examen voor het rijbewijs.

De doorstroomtoets probeert met de referentieniveaus de kwaliteitsmeting te ondersteunen, maar deze aanpak is suboptimaal. Referentieniveaus zijn beschrijvende kaders en geen exacte meetlat. Daarnaast zijn zowel de referentieniveaus als de doorstroomtoets oorspronkelijk niet ontworpen om onderwijskwaliteit te meten. De huidige aanpak kan leiden tot onjuiste conclusies over de onderwijskwaliteit.


“Referentieniveaus bieden een beschrijvingskader, maar zijn geen solide meetlat voor onderwijskwaliteit."


Probleem 3: De doorstroomtoets geeft tegenstrijdige prikkels.

De gecombineerde doelen van de toets creëren ten derde conflicterende prikkels voor scholen.

  • Bij selectie: Het doel is om een realistisch en eerlijk beeld van de leerling te bieden, zodat het schooladvies aansluit bij de capaciteiten en behoeften. Het is belangrijk dat de toets niet tot een te hoge of te lage score leidt, omdat dit respectievelijk kan leiden tot overadvisering of het onderbenutten van potentieel.
  • Bij kwaliteitsmeting: Scholen worden gestimuleerd om hoge scores te behalen, omdat deze resultaten worden gebruikt om de onderwijskwaliteit te beoordelen. Dit kan ertoe leiden dat scholen prioriteit geven aan toetsvoorbereiding, in plaats van een breed en evenwichtig onderwijsaanbod.

Deze spanning kan het risico op teaching to the test vergroten, waarbij leerlingen vooral leren voor de toets in plaats van vaardigheden te ontwikkelen die bijdragen aan hun brede vorming. Als gevolg daarvan verliest de toets zijn betrouwbaarheid voor zowel selectie als kwaliteitsmeting.


“Conflicterende prikkels zetten de balans tussen eerlijke selectie en brede onderwijskwaliteit onder druk. "


Tot slot

De doorstroomtoets speelt een centrale rol in het Nederlandse onderwijs, maar de combinatie van twee uiteenlopende doelen – het adviseren van leerlingen en het meten van onderwijskwaliteit – roept fundamentele vragen op. Hoewel de toets waardevolle inzichten biedt, ondermijnt de huidige opzet zowel de betrouwbaarheid als de validiteit van de toets. Het is tijd om deze spanningen aan te pakken en te werken aan een toekomstbestendige doorstroomtoets.

Een eerste stap is het vergroten van bewustwording onder scholen en docenten over de beperkingen van de toets. De vermenging van doelen zorgt voor tegenstrijdige prikkels: een te sterke focus op hoge scores kan het onderwijsaanbod versmallen en een realistisch beeld van leerlingen in de weg staan. 

Daarnaast is het essentieel om serieus te overwegen de twee doelen te scheiden. Aparte instrumenten kunnen beter inspelen op de specifieke eisen van zowel selectie als kwaliteitsmeting. Een selectietoets kan een nauwkeurig advies geven dat aansluit bij de capaciteiten van leerlingen. Voor kwaliteitsmeting kunnen criteriumgerichte toetsen worden ingezet, die ontworpen zijn om objectieve leeropbrengsten te evalueren. Tevens verdient het aandacht om onderwijskwaliteit niet te beoordelen op basis van de output (zoals toetsresultaten en verantwoording), maar juist op de input (zoals de kwaliteit van het lesgeven en andere onderwijskundige processen). Door de doelen van de doorstroomtoets te scheiden, ontstaat ruimte voor een eerlijker, transparanter en effectiever proces.


“Een toets die alles wil meten, mist focus en doet uiteindelijk beide doelen tekort."


Een belangrijk aspect van deze herziening is het uitstellen van de selectie op 11- of 12-jarige leeftijd, zoals aanbevolen door de PO-Raad, VO-Raad en de Onderwijsraad. Kinderen ontwikkelen zich op verschillende tempo’s. Een later selectiemoment geeft hen meer ruimte om hun potentieel te laten zien. Dit verkleint de invloed van sociaaleconomische factoren en de mate van toetsvoorbereiding op hun toekomstperspectief.

Het herzien van de doorstroomtoets vraagt om moed en een visie op een eerlijker en inclusiever onderwijssysteem. Door te investeren in een toetsopzet die recht doet aan de unieke behoeften van leerlingen én de bredere doelen van ons onderwijs, creëren we een systeem dat bijdraagt aan gelijke kansen en een toekomstbestendig systeem.


“Later selecteren biedt leerlingen de ruimte om hun volledige potentieel te ontwikkelen."


In de komende opinieartikelen zullen we dieper ingaan op andere belangrijke discussies rondom de doorstroomtoets, zoals kansengelijkheid en de objectiviteit van de toets. Deze artikelen bieden nieuwe perspectieven en praktische handvatten voor een eerlijk en effectief gebruik van de doorstroomtoets. Blijf op de hoogte!

Referenties

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.