Dat doe je toch niet alleen?! Van zelfregulerend leren naar samen (regu)leren
Nico den Breejen
Onderwijskundige bij Wij-leren.nl
Geraadpleegd op 12-06-2025,
van https://wij-leren.nl/dat-doe-je-toch-niet-alleen.php

Samenvatting
Boek: Dat doe je toch niet alleen?! Van zelfregulerend leren naar samen (regu)leren
Auteurs: Barend Last & Derk Bransen (2025)
Het boek Dat doe je toch niet alleen?! van Barend Last en Derk Bransen biedt een praktische en inhoudelijk onderbouwde verkenning van het reguleren van leren in onderwijscontexten. De auteurs pleiten voor een verschuiving van het klassieke, geïndividualiseerde begrip van zelfregulerend leren naar een bredere benadering waarin coregulatie een centrale plaats inneemt. Het uitgangspunt is dat leren en het reguleren daarvan fundamenteel sociale processen zijn en dus niet alleen op het niveau van het individu moeten worden geanalyseerd en gefaciliteerd.
Het boek is met name geschreven voor onderwijsprofessionals in het mbo, hbo, wo en volwassenenonderwijs, maar is ook relevant voor andere onderwijsniveaus. De auteurs richten zich expliciet op zowel studenten, docenten als lerenden in het algemeen. Ze zetten in op een netwerkperspectief, waarbij regulatie gezien wordt als een gedeelde verantwoordelijkheid binnen een leergemeenschap.
Het boek bestaat uit drie delen. In deel 1 wordt de theoretische basis gelegd, met aandacht voor verschillende vormen van reguleren van leren en de begrippen die daarbij horen. Deel 2 vertaalt deze inzichten naar de praktijk en laat zien hoe docenten (co)regulatie kunnen vormgeven in onderwijsontwerp, toetsing, interactie, leeromgevingen en docentprofessionalisering. In deel 3 worden zeven praktijkcasussen besproken die laten zien hoe regulatieprincipes in uiteenlopende onderwijscontexten daadwerkelijk worden toegepast. Zo vormt het boek een geïntegreerde combinatie van theorie, praktijk en reflectie.
Van theorie naar praktijk: dit boek laat zien hoe (co)regulatie écht vorm krijgt in het onderwijs.
Deel 1 – Kernprincipes
In deel 1 wordt de theoretische basis gelegd voor het reguleren van leren. Er is aandacht voor begripsvorming en gedeelde taal.
Hoofdstuk 1: (Regu)leren doe je niet alleen
In dit hoofdstuk wordt het uitgangspunt van het boek uiteengezet: het reguleren van leren is geen solitaire activiteit, maar vindt plaats binnen sociale netwerken. De auteurs introduceren het concept coregulatie – het samen met anderen reguleren van leren – als alternatief voor een te sterke nadruk op autonomie en zelfsturing. Coregulatie wordt gezien als een brug tussen begeleid en zelfstandig leren. Het belang van dit netwerkperspectief wordt uitgelegd met de prachtige metafoor van de blinde mensen en de olifant.
Leren reguleren doe je niet in je eentje, maar in verbinding met anderen. Net als bij de olifant zie je het geheel pas als je samen leert kijken.
Figuur 1. Blinde mensen komen er samen achter dat het om een olifant gaat. Bron: Dat doe je toch niet alleen?!
De auteurs definiëren coregulatie als de interacties waarbij één of meerdere personen (zoals een docent, medestudent of collega) het leerproces van een ander ondersteunen en sturen, met als doel het leren beheersbaar te maken voor die persoon.
Hoofdstuk 2: Drie vormen van reguleren van leren
Er worden drie vormen van regulatie onderscheiden:
- Zelfregulatie: het zelfstandig plannen, monitoren, bijstellen en evalueren van het eigen leerproces.
- Teamregulatie: het gezamenlijk sturen van leerprocessen binnen een groep of team, bijvoorbeeld bij groepsopdrachten.
- Coregulatie: het ondersteunen van andermans leerproces, waarbij begeleiders en peers scaffolding bieden, zodat de lerende zelfstandig(er) kan worden.
De auteurs benadrukken dat deze vormen niet los van elkaar staan, maar in wisselwerking met elkaar functioneren binnen een netwerkperspectief.
Onderwijs wordt krachtiger wanneer regulatie niet op zichzelf staat, maar gedeeld wordt.
Hoofdstuk 3: Gedeelde taal
In dit hoofdstuk wordt het belang van een gedeeld begrippenkader besproken. Concepten zoals motivatie, eigenaarschap, metacognitie, feedback, scaffolding en expliciete instructie worden gedefinieerd en met elkaar in verband gebracht. De auteurs pleiten voor expliciete afstemming op deze begrippen binnen onderwijsteams om misverstanden te voorkomen.
Deel 2 – Ontwerp en uitvoering in de praktijk
Het tweede deel vertaalt de theorie naar concrete onderwijspraktijken. Het boek biedt geen blauwdruk, maar een gereedschapskist vol handvatten die docenten kunnen gebruiken om het reguleren van leren te bevorderen.
Hoofdstuk 4: Reguleren van leren in onderwijsontwerp
Onderwijsontwerp moet het reguleren van leren expliciet ondersteunen. Daarbij kunnen zeven kernprincipes als leidraad dienen. De kernprincipes zijn gebaseerd op het werk van Van Laer en Elen (2017, 2018).
- Authenticiteit: Zorg voor realistische, betekenisvolle leeractiviteiten die relevant zijn voor de beroepspraktijk of maatschappelijke context.
- Personalisatie: Bied ruimte voor individuele keuzes en sluit aan bij de behoeften, voorkennis en interesses.
- Controle: Geef studenten op gepaste wijze zeggenschap over hun leerproces, zodat ze betrokkenheid en eigenaarschap kunnen ontwikkelen.
- Ondersteuning: Bied doelgerichte begeleiding en scaffolding die afgestemd is op het niveau en de ontwikkelfase van de student.
- Interactie: Stimuleer samenwerking en uitwisseling tussen studenten en docenten om leren sociaal en betekenisvol te maken.
- Reflectie: Integreer momenten waarop studenten bewust nadenken over hun leerproces, keuzes en voortgang.
- Kalibratie: Help studenten bij het verbeteren van hun zelfinschatting door middel van feedback, vergelijking en gesprek.
Steeds worden praktijkvoorbeelden aangehaald om deze zeven ontwerpprincipes extra duiding te geven.
Goed onderwijsontwerp ondersteunt leren niet alleen inhoudelijk, maar ook het reguleren van leren.
Hoofdstuk 5: Toetsing als katalysator voor het reguleren van leren
In hoofdstuk 5 betogen de auteurs dat toetsing een krachtig instrument kan zijn om het reguleren van leren te bevorderen, mits het bewust en doelgericht wordt ingezet. Te vaak wordt toetsing nog gezien als afsluiting of controle, terwijl het ook een leerbevorderende functie kan vervullen. Centraal staat het onderscheid tussen summatieve en formatieve toetsing. Formatieve toetsing, waarbij het geven van feedback en het ondersteunen van het leerproces vooropstaat, wordt gepresenteerd als essentieel voor het ontwikkelen van zelfregulatievaardigheden.
De auteurs bespreken diverse toetsvormen die regulatie kunnen stimuleren, zoals rubrics, portfolio’s, zelf- en peerevaluatie, en diagnostische toetsen. Deze instrumenten maken leerdoelen expliciet, geven inzicht in voortgang en helpen studenten om hun eigen leerproces te monitoren en bij te sturen. Toetsing wordt zo niet alleen een moment van beoordeling, maar ook een kans tot reflectie, feedback en interactie – bij uitstek momenten voor coregulatie.
Toetsing is geen eindpunt, maar een kans om het leerproces te verdiepen.
Hoofdstuk 6: Regulatie van leren in directe interactie
Hoofdstuk 6 richt zich op hoe reguleren van leren vorm krijgt in directe interacties tussen studenten en docenten. De auteurs beschrijven hoe momenten van interactie – zoals lesmomenten, gesprekken en begeleiding – cruciaal zijn voor het stimuleren van zelfregulatie en vooral coregulatie. Ze benadrukken dat studenten vaak moeite hebben met leerdoelen formuleren of leerbehoeften verwoorden. Doelgerichte gespreksvoering om dit proces op gang te brengen, is onmisbaar.
Het hoofdstuk bevat een reeks concrete werkvormen en gespreksvragen die docenten kunnen gebruiken om het regulerend vermogen van studenten te versterken. Denk aan het samen analyseren van een taak, hulp bieden bij planning, het stellen van denkvragen en het geven van gerichte feedback. Zowel expliciete als impliciete instructie wordt besproken: bij expliciete instructie wordt kennis doelgericht overgedragen, terwijl impliciete strategieën inspelen op het leren door observatie en participatie.
De auteurs pleiten voor het ontwikkelen van een ‘toolbox’ van interventies die docenten flexibel kunnen inzetten, afgestemd op het leerdoel, het moment en de behoefte van de student. Reflectie, monitoring en feedback staan centraal als kernprocessen. In directe interactie ligt volgens de auteurs de sleutel tot betekenisvolle begeleiding – een kans om coregulatie tastbaar en effectief te maken binnen de dagelijkse onderwijspraktijk.
Directe interactie is hét moment waarop leren en regulatie samenkomen.
Hoofdstuk 7: Reguleren van leren vanuit de onderwijsomgeving
In dit hoofdstuk verkennen de auteurs hoe de fysieke en digitale onderwijsomgeving het reguleren van leren kan ondersteunen. Ze pleiten ervoor om de leeromgeving niet te zien als neutraal decor, maar als actieve factor die gedrag beïnvloedt. Via nudging, inrichting van ruimten, toegang tot bronnen en digitale tools kan regulatie gestimuleerd of juist belemmerd worden. Er wordt ingegaan op het ontwerp van klaslokalen, digitale leerplatforms en de inzet van technologieën zoals planners en feedbacksystemen. De boodschap is helder: een zorgvuldig ingerichte omgeving kan studenten helpen om zelfstandig én samen hun leerproces effectiever te sturen.
Wie regulatie serieus neemt, ontwerpt ook bewust de ruimte waarin geleerd wordt.
Hoofdstuk 8: De do’s en don’ts van doelen
Dit hoofdstuk behandelt het formuleren en gebruiken van leerdoelen als fundament voor regulerend leren. Goede leerdoelen geven richting, maken voortgang zichtbaar en ondersteunen reflectie. De auteurs onderscheiden verschillende soorten doelen en benadrukken het belang van doelen die gericht zijn op leren in plaats van presteren. Studenten hebben vaak hulp nodig bij het formuleren van concrete, haalbare en betekenisvolle doelen. Docenten spelen hierin een cruciale coregulerende rol. Daarnaast waarschuwen de auteurs voor valkuilen, zoals overmatige focus op doelen ten koste van het leerpcoes of demotivatie bij te hoge of te lage doelen.
Reguleren van leren begint vaak met het samen verhelderen van wat je eigenlijk wilt leren.
Hoofdstuk 9: Netwerken als broedplaats voor regulatie
Dit hoofdstuk biedt praktische handvatten voor het in kaart brengen en activeren van netwerken waarin lerenden elkaar ondersteunen. Studenten én docenten maken deel uit van zulke netwerken, die dynamisch en contextafhankelijk zijn. De auteurs laten zien hoe het in kaart brengen en visualiseren van deze netwerken – bijvoorbeeld via buddysystemen of netwerkgesprekken – kan bijdragen aan bewustwording en versterking van onderlinge steun. Door actief te reflecteren op wie in het netwerk welke rol vervult, ontstaat meer inzicht in hoe regulatie zich ontwikkelt binnen relaties. Coregulatie wordt hiermee verankerd in de sociale structuur van het onderwijs.
Door zichtbaar te maken wie ondersteunt, groeit het bewustzijn over hoe leren samen vorm krijgt.
Hoofdstuk 10: Coregulatie en teamregulatie in docentprofessionalisering
Hoofdstuk 10 richt zich op de professionalisering van docenten en benadrukt dat ook zij voortdurend lerenden zijn. De auteurs pleiten voor een verschuiving van geïsoleerde, individugerichte ontwikkeling naar gedeelde, interactieve leerprocessen binnen teams. Coregulatie en teamregulatie vormen daarbij de sleutel. Werkvormen zoals intervisie, lesson study, co-teaching en professionele leergemeenschappen worden besproken als effectieve manieren om gezamenlijk te reflecteren, kennis te delen en onderwijs te verbeteren. Docenten stimuleren zo niet alleen het leren van studenten, maar ook dat van elkaar. Het hoofdstuk onderstreept dat duurzame ontwikkeling vraagt om een cultuur van samenwerken, feedback en gedeelde verantwoordelijkheid.
Ook docenten leren het beste in verbinding met anderen.
Hoofdstuk 11: Risico’s in de praktijk
De valkuilen en risico’s die gepaard gaan met het implementeren van (co)regulatieprincipes in het onderwijs worden behandeld. De auteurs waarschuwen voor oppervlakkige toepassing, doel-middelverwarring, overbelasting van docenten en een te eenzijdige focus op autonomie. Ook wordt het risico van misverstanden rond begrippen als zelfregulatie en eigenaarschap besproken. De auteurs benadrukken het belang van een zorgvuldige, contextspecifieke aanpak, waarbij voortdurende dialoog, reflectie en bijstelling essentieel zijn. Ontwikkeling van regulatie vraagt tijd, ruimte en vertrouwen. Een doordachte implementatie is belangrijk: niet alles tegelijk, maar stapsgewijs en in samenspel met alle betrokkenen.
Goede intenties kunnen verkeerd uitpakken als begrippen als autonomie en eigenaarschap te simplistisch worden gebruikt.
Deel 3 – Praktische casuïstiek
In deel 3 van het boek worden zeven praktijkcasussen gepresenteerd die de theorie uit de eerdere hoofdstukken concreet maken. De casussen zijn afkomstig uit verschillende onderwijssectoren (mbo, hbo, wo) en illustreren hoe het reguleren van leren – met name via coregulatie en teamregulatie – in uiteenlopende contexten wordt toegepast.
Elke casus belicht een ander aspect: zo gaat het in de ene casus over flexibel onderwijs en studentsturing (casus 1), in een andere over de inzet van technologie bij het ondersteunen van leerprocessen (casus 2), of over coregulatie binnen een geneeskundecurriculum (casus 3). Ook thema’s als het ontwikkelen van professionele vaardigheden, het gebruik van assessment als leerbron, team-based learning en just-in-time begeleiding komen aan bod.
De casussen laten zien hoe (co)regulatie vorm krijgt in realistische situaties, met aandacht voor ontwerpkeuzes, interactie, toetsing en docentprofessionalisering. Ze bieden handvatten voor implementatie en reflectie binnen de eigen onderwijspraktijk.
In de praktijk blijkt hoe krachtig coregulatie kan zijn – mits goed ingebed in het onderwijsproces.
Slotboodschap
De slotparagraaf is met humor en warmte geschreven. De auteurs onderstrepen dat onderwijs geen solo-onderneming is. Reguleren van leren is geen trucje, maar een fundamenteel onderdeel van een duurzame leeromgeving. Leren is chaotisch, relationeel, en bovenal iets wat je samen doet. Juist in interactie ontstaat wijsheid.
Bespreking van het boek
Het boek ‘Dat doe je toch niet alleen’ van Barend Last en Derk Bransen valt op door de toegankelijke en speelse schrijfstijl. De auteurs weten complexe onderwijskundige thema’s begrijpelijk te maken, zonder aan diepgang in te boeten. Met een flinke dosis creativiteit – zoals het 'kortste voorwoord ooit' – nodigen ze lezers uit om verder te denken over onderwijs. Dat maakt het boek niet alleen inhoudelijk sterk, maar ook prettig om te lezen voor een breed onderwijspubliek.
Tussen de regels door lees je: onderwijs is mensenwerk – en dat mag best met een knipoog.
Heldere visie als fundament
Het boek is stevig geworteld in een sociaal-constructivistische en pragmatische visie op leren: kennis ontstaat in interactie, en onderwijs moet praktisch bruikbaar zijn. Leren is niet iets dat je in je eentje doet, maar gebeurt in samenwerking en dialoog. De docent wordt dan ook niet gezien als eindstation van kennis, maar als facilitator en mede-lerende. Daarbij maken de auteurs expliciet welke uitgangspunten zij kiezen, maar gaan ze kritische noten over het sociaal-constructivisme niet uit de weg. Dat maakt hun houding genuanceerd en zelfkritisch.
Vernieuwend perspectief op zelfregulatie
Een van de sterkste punten van het boek is de manier waarop het begrip zelfregulatie wordt herijkt. Waar in veel onderwijsvisies de nadruk ligt op zelfstandigheid en autonomie van de student, leggen de auteurs een misverstand bloot: in de praktijk wordt zelfregulatie vaak gezien als iets wat studenten ‘moeten kunnen’, nog voordat ze hebben geleerd hoe dat werkt. Ze noemen dit doel-middelverwarring en roepen op tot een andere aanpak. Zelfstandigheid is immers een einddoel, geen vertrekpunt.
Een treffende metafoor die de auteurs gebruiken, is die van leren fietsen. Je begint niet op een racefiets in het verkeer, maar met een loopfiets zonder trappers, om vertrouwd te raken met balans en beweging. Vervolgens komt er een trapfiets met zijwieltjes en een ouder die vasthoudt en langzaam loslaat. Dit hele proces is gereguleerd en ondersteund: dat is precies wat coregulatie inhoudt.
In het onderwijs daarentegen lijkt men vaak te verwachten dat studenten al zelfstandig kunnen ‘fietsen’ zonder ooit instructie of begeleiding te hebben gekregen – laat staan dat ze de ‘verkeersregels’ van het leren begrijpen. Het gevolg is frustratie bij studenten - die zich overvraagd voelen - én bij docenten, die zich afvragen waarom studenten het ‘nog steeds niet zelf kunnen’. De boodschap van de auteurs is helder: zelfstandigheid ontstaat niet vanzelf, maar via gerichte, geleidelijke ondersteuning.
Dit vernieuwende perspectief van het boek past goed bij de huidige maatschappelijke roep om meer verbinding, minder individualisme en meer gezamenlijke verantwoordelijkheid voor leren.
Zelfregulerend leren is geen startpunt, maar het resultaat van goed geleide samenwerking.
Last en Bransen halen zelfregulatie dus weg uit de individuele sfeer. Ze laten zien dat reguleren van leren plaatsvindt in interactie – tussen studenten onderling, tussen student en docent en ook tussen collega’s. Het boek benadrukt dat studenten niet de enige lerenden zijn. Ook docenten leren voortdurend: onderwijs ontwikkelen, doelen stellen, leerstrategieën ontwerpen en evalueren doe je samen. Coregulatie is dus niet alleen een didactisch concept, maar ook een professionele praktijk.
Duidelijke opbouw en structuur
De opbouw van het boek is helder en systematisch:
- Deel 1 biedt begripsmatige verdieping: termen als metacognitie, motivatie, scaffolding en eigenaarschap worden helder uitgelegd en in context geplaatst.
- Deel 2 vertaalt deze begrippen naar de praktijk: hoe ontwerp je onderwijs dat regulerend leren ondersteunt, en welke rol spelen doelen, instructie, toetsing en netwerken daarin?
- Deel 3 bevat praktijkvoorbeelden uit mbo, hbo en wo. De cases laten zien hoe docenten regulerend leren vormgeven in uiteenlopende contexten.
Een sterke structuur en heldere taal maken dit boek tot een praktische gids voor regulerend onderwijs.
Een praktisch bruikbaar boek
Het boek blinkt uit in praktische bruikbaarheid. Hoofdstukken bevatten steeds duidelijke stappen en reflectievragen voor docenten, zoals: “Vind je dat dit doel voldoende concreet is?” of “In hoeverre is het doel gericht op leren in plaats van presteren?” Zo worden abstracte begrippen rondom zelfregulatie concreet toepasbaar in de lespraktijk.
In de bijlagen zijn handige werkvormen, checklists en instrumenten opgenomen, zoals rubrieken voor zelfregulatie, gesprekswijzers, feedbackformulieren en netwerktools. Dit maakt het boek zeer goed inzetbaar in de praktijk.
Een duidelijke rol voor toetsing
Ook de bespreking van toetsing is sterk. Er wordt ingegaan op de verschillende functies van toetsing (diagnostisch, formatief, summatief) en hoe toetsing kan bijdragen aan het reguleren van leren. Er worden rubrics aangereikt die helpen om regulatievaardigheden in beeld te brengen. Instructie wordt behandeld vanuit expliciete én impliciete invalshoeken. De auteurs onderscheiden vier instructiebenaderingen: uitleggen, demonstreren, bevragen en zoeken en koppelen die aan coregulatie. Zo ontstaat een rijk palet aan didactische strategieën waaruit docenten kunnen kiezen.
Een goede toets maakt het leerproces zichtbaar én stuurbaar.
Rol van feedback en doelen
De auteurs onderstrepen het belang van feedback als sturingsmechanisme voor leren. Ze behandelen zowel docent- als peerfeedback, en maken duidelijk dat feedback alleen effectief is als deze aansluit bij de leerfase van de student en tot reflectie aanzet. Eveneens sterk is de aandacht voor leerdoelen. Het boek biedt praktische strategieën om studenten te helpen bij het formuleren hiervan. De auteurs reiken strategieën aan om studenten te begeleiden bij het ‘smart’ maken van hun doelen en om onderscheid te maken tussen leren om te leren en leren om te presteren.
Kritische kanttekeningen
Hoewel het boek zeer volledig is en goed gestructureerd, zijn er ook enkele kritische kanttekeningen te maken:
- Beperkte aandacht voor emotieregulatie: De auteurs kiezen er bewust voor om zich te richten op de metacognitieve en gedragsmatige aspecten van zelfregulatie. Emotieregulatie valt daarmee buiten de reikwijdte van dit boek. Dit lichten de auteurs ook helder toe in het boek. Gezien de breedte en diepgang van de overige inhoud is die afbakening goed te begrijpen. Tegelijk blijft het een gemis voor wie juist meer inzicht zoekt in de rol van emoties bij leren, zeker omdat motivatie en emotieregulatie onlosmakelijk verbonden zijn met effectief leren.
- Hoog tempo van conceptuele introducties: In deel 1 worden veel begrippen in kort tijdsbestek behandeld. Voor lezers die wat minder bekend zijn met onderwijskundige terminologie kan dit als overweldigend worden ervaren. Een visuele begrippenkaart of samenvattende figuur zou hier ondersteunend kunnen zijn.
- Toepasbaarheid in primair en voortgezet onderwijs: Hoewel het boek ook relevant is voor het PO en VO, is het taalgebruik en de context sterk gericht op het hoger onderwijs. Sommige voorbeelden en strategieën vragen om vertaling voor jongere leerlingen of minder talige leeromgevingen.
De vertaalslag naar jongere leerlingen vraagt iets van de lezer zelf.
Conclusie
Dat doe je toch niet alleen?! biedt een overtuigend pleidooi voor het zien van leren als een gezamenlijk proces, waarin ondersteuning, feedback en samenwerking cruciaal zijn. De auteurs slagen erin om een brede theoretische basis te combineren met praktische handvatten. De kracht van het boek zit in de integrale benadering: het reguleren van leren wordt niet los gezien van context, interactie, toetsing en onderwijsomgeving. Daarmee is dit boek een waardevolle bron voor iedereen die het leren van studenten én docenten op een doordachte en duurzame manier wil ondersteunen.