Wees welkom op het Onderwijsfestival 2025!

Cyberpesten bij kinderen en pubers: een meta-analyse

Jungup Lee
Associate Professor bij National University of Singapore  

Lee, J., Choo, H., Zhang, Y., Cheung, H. S., Zhang, Q., & Ang, R. P. (2025). Slachtofferschap van cyberpesten en symptomen van psychische problemen bij kinderen en adolescenten: een meta-analyse van longitudinale studies. Nederlandse vertaling,
Geraadpleegd op 19-11-2025,
van https://wij-leren.nl/wetenschap-cyberpesten.php
Geplaatst op 2 oktober 2025
Laatst bewerkt op 18 november 2025
wetenschap cyberpesten

Slachtofferschap van cyberpesten en symptomen van psychische problemen bij kinderen en adolescenten: een meta-analyse van longitudinale studies

Samenvatting

Cyberpesten en de psychische problemen die daarmee samenhangen, vormen wereldwijd een groeiende zorg voor kinderen en jongeren. Hoewel er steeds meer langdurige onderzoeken worden gedaan naar de relatie tussen cyberpesten en mentale gezondheid, is nog niet duidelijk hoe sterk het oorzakelijk verband precies is. In deze meta-analyse is daarom onderzocht wat het langetermijneffect is van cyberpesten op psychische klachten bij kinderen en adolescenten.

De onderzoekers voerden een systematische zoektocht uit naar Engelstalige studies die tussen januari 2010 en juni 2021 zijn gepubliceerd. Dit leverde 27 studies op, met in totaal 13.497 deelnemers tussen de 8 en 19 jaar. Uit de analyse bleek dat er een klein, maar consistent verband is tussen cyberpesten en psychische klachten bij kinderen en jongeren, ongeacht hun leeftijd of het moment van meten. Daarnaast kwamen drie factoren naar voren die het effect versterkten: het verband was sterker bij oudere kinderen, in groepen met relatief meer jongens en in recentere studies.

Er werd geen aanwijzing gevonden voor publicatiebias. Deze studie draagt bij aan de bestaande kennis door een nieuw perspectief te bieden op de langetermijneffecten van slachtofferschap van cyberpesten op de psychische gezondheid van kinderen en adolescenten. Tevens benadrukt het de noodzaak tot het ontwikkelen van effectieve preventieprogramma’s, interventies en wettelijke regelgeving om deze problematiek integraal aan te pakken.

Slachtofferschap van cyberpesten laat bij jongeren sporen na die niet zomaar verdwijnen.

Trefwoorden

Longitudinale studies, slachtofferschap van cyberpesten, psychische symptomen, kinderen, adolescenten, meta-analyse


Dit artikel is een vertaling van het Engelstalige artikel ‘Cyberbullying Victimization and Mental Health Symptoms Among Children and Adolescents: A Meta-Analysis of Longitudinal Studies' van Jungup Lee, Hyekyung Choo, Yijing Zhang, Hoi Shan Cheungh, Qiyang Zhang en Rebecca P. Ang. Een samenvatting en bespreking van het artikel vind je hier. Wil je meer weten over pesten en de gevolgen daarvan? Schrijf je dan in voor het gratis kennisdossier over pesten en klasdynamiek bij de Wij-leren Academie.  


Inleiding

Met de toename van digitale technologie is slachtofferschap van cyberpesten en de impact daarvan op psychische klachten wereldwijd een belangrijk zorgpunt geworden bij kinderen en adolescenten. Cyberpesten verwijst naar een vorm van agressie die opzettelijk en herhaaldelijk wordt gepleegd door een individu of groep via elektronische media – zoals chatrooms en instant messaging – met als doel schade toe te brengen aan iemand die zichzelf niet kan verdedigen (Smith et al., 2008). Lee et al. (2017) definieerden slachtofferschap van cyberpesten als “het doelwit zijn van agressief of schadelijk gedrag van anderen” via alle vormen van elektronische communicatietechnologieën (p. 457). Cyberpesten doet zich voor via berichten, games, sociale media en smartphones. Voorbeelden van cyberpestgedrag zijn onder meer: het versturen van kwetsende of bedreigende berichten, afbeeldingen of video's via berichtenapps; het verspreiden van roddels of het posten van beschamende afbeeldingen of video’s van iemand op sociale media; het zich voordoen als iemand anders en vervolgens gemene berichten sturen via nepaccounts; of het opzettelijk buitensluiten van iemand in chatgroepen (Lee et al., 2017; UNICEF, 2020). Volgens een overzichtsstudie heeft ongeveer 14% tot 58% van de jongeren ooit te maken gehad met cyberpesten (Zhu et al., 2021). Slachtofferschap van pesten werd in de Global Burden of Disease-studie van 2017 geïdentificeerd als een van de belangrijkste wereldwijde risicofactoren voor psychische gezondheidsproblemen (Gakidou et al., 2017). Evenzo wordt slachtofferschap van cyberpesten in verband gebracht met verschillende indicatoren van psychische gezondheid, zoals depressie (Calvete et al., 2016; Lee, 2021; Schneider et al., 2012; Zhong et al., 2021), angst (Chu et al., 2019; Lee, 2021; Lee et al., 2021), een laag zelfbeeld (Lei et al., 2020; Palermiti et al., 2017) en posttraumatische stressstoornis (PTSS; Holfeld & Mishna, 2021).

Cyberpesten gebeurt vaak in stilte, maar kan ernstige psychische schade tot gevolg hebben.

Effecten van slachtofferschap van cyberpesten op psychische symptomen

Er bestaan meerdere theorieën die verklaren hoe slachtofferschap van cyberpesten de psychische gezondheid van kinderen en adolescenten kan beïnvloeden. Volgens het stress-exposure model en het kwetsbaarheid-stress model voor depressie kan blootstelling aan negatieve of stressvolle levensgebeurtenissen de kans vergroten op het ontwikkelen van psychische symptomen zoals depressie (Alba et al., 2018; Cole et al., 2006). Een passieve reactie op stressoren – met name bij interpersoonlijke problemen – wordt gezien als een factor die bijdraagt aan psychische klachten.

Slachtofferschap van cyberpesten vormt een aanzienlijke stressor in het leven van kinderen en adolescenten, aangezien deze agressieve handelingen worden ervaren als negatieve feedback van leeftijdsgenoten en als sociale afwijzing. Dit versterkt de negatieve zelfevaluatie van het slachtoffer en kan psychische problemen veroorzaken (Van den Eijnden et al., 2014). Bovendien blijkt uit onderzoek dat kinderen en adolescenten die slachtoffer zijn van cyberpesten minder geneigd zijn om incidenten te melden dan slachtoffers van traditioneel pesten (Dooley et al., 2010; Lee, 2021). Dit komt door angst voor wraak van de pesters, angst om toegang tot digitale technologie te verliezen en een gebrek aan vertrouwen in het vermogen van ouders of leraren om hulp te bieden (Cassidy et al., 2013; Dennehy et al., 2020).

Talrijke studies tonen aan dat de relatie tussen cyberpesten en depressieve en angstklachten sterker is dan bij traditioneel pesten (Bonanno & Hymel, 2013; Campbell et al., 2013; Cole et al., 2016; Tennant et al., 2015). Als gevolg hiervan zijn slachtoffers van cyberpesten vaker geneigd om internaliserende problemen te ervaren, zoals depressie en angst.

De psychische impact van cyberpesten blijkt vaak groter dan bij traditioneel pesten, vooral bij depressie en angst.

Eerdere empirische studies tonen een positief verband aan tussen slachtofferschap van traditioneel pesten en internaliserende problemen. Twee decennia geleden wees de eerste meta-analytische review van cross-sectionele studies op sterke positieve correlaties tussen slachtofferschap van traditioneel pesten en psychosociale klachten (Hawker & Boulton, 2000). Vanwege de toenemende prevalentie van cyberpesten onder kinderen en adolescenten zijn diverse studies uitgevoerd naar longitudinale verbanden tussen slachtofferschap van cyberpesten en psychische klachten, waaronder depressie, angst, eenzaamheid, negatieve gedachten, lichamelijke klachten, piekeren en PTSS (bijv. Chu et al., 2019; Fahy et al., 2016; Holfeld & Mishna, 2021; Jose & Vierling, 2018; Stapinski et al., 2015).

Eerdere meta-analyses hebben slachtofferschap van pesten en psychische gezondheid onderzocht. Tot nu toe hebben verschillende meta-analyses gekeken naar het verband tussen slachtofferschap van pesten en psychische gezondheid, maar die richtten zich uitsluitend op traditioneel pesten (bijv. Hawker & Boulton, 2000; Reijntjes et al., 2010) of op meerdere vormen van pesten (bijv. Christina et al., 2021; Eyuboglu et al., 2021; Li et al., 2024; Yuchang et al., 2019). Zo hield Reijntjes et al. (2010) in hun meta-analyse geen rekening met cyberpesten in de definitie van slachtofferschap door leeftijdsgenoten.

Daarom is het, met een geactualiseerde definitie van cyberpesten, tijd voor een uitgebreidere review die de meest recente studies synthetiseert. Christina et al. (2021) onderzochten bijvoorbeeld het tweezijdige verband tussen alle vormen van pesten (fysiek, verbaal, relationeel en cyberpesten) en internaliserende problemen bij schoolgaande kinderen. Maar hun analyse bevatte vooral studies over traditioneel pesten, met slechts 13 studies over cyberpesten.

Het is belangrijk om specifiek te focussen op de effecten van slachtofferschap van cyberpesten bij kinderen en adolescenten, gezien hun intensieve digitale gebruik en de grotere dagelijkse stressoren waarmee ze geconfronteerd worden – factoren die het risico op psychische problemen verhogen (Charles et al., 2013; Kim et al., 2019). De bestaande meta-analyses over cyberpesten en psychische gezondheid bevatten studies naar de relatie tussen cyberpesten en depressie (Hu et al., 2021; Tran et al., 2023), cyberpesten en zowel depressie als angst (Yuchang et al., 2019) en cyberpesten en internaliserende problemen (Fisher et al., 2016; Kowalski et al., 2014).

Slechts enkele meta-analyses onderzochten het longitudinale verband tussen traditioneel pesten en internaliserende problemen (Reijntjes et al., 2010) of tussen verschillende vormen van pesten en internaliserende klachten (Christina et al., 2021). Hoewel deze meta-analyses aantonen dat slachtofferschap van cyberpesten samenhangt met negatieve psychische symptomen bij kinderen en adolescenten, blijft het onduidelijk of dit verband ook in longitudinale studies consistent is, en zo ja, hoe sterk het effect daadwerkelijk is.

Aangezien de meeste eerdere meta-analyses gebruikmaakten van cross-sectionele gegevens, hebben wij uitsluitend studies met longitudinale data opgenomen om de verbanden over tijd en de causale verbanden tussen slachtofferschap van cyberpesten en psychische uitkomsten bij kinderen en jongeren te onderzoeken.

Cyberpesten laat diepe sporen na. Juist omdat het stil en langdurig doorgaat.

Mogelijke modererende invloeden

Er zijn tegenstrijdige bevindingen met betrekking tot de effecten van mogelijke moderatoren in de longitudinale verbanden tussen slachtofferschap van cyberpesten en psychische symptomen. Deze moderatoren omvatten onder andere geslacht en leeftijd van het slachtoffer, cultuur, publicatiejaar en het tijdsinterval tussen de meting van slachtofferschap en psychische gezondheid. Voorlopige studies tonen aan dat meisjes die gepest worden meer internaliserende symptomen rapporteren dan jongens (Kowalski et al., 2014). Adolescente meisjes rapporteerden vaker dan jongens slachtofferschap van pesten met seksuele gedragingen en activiteiten (Brody & Vangelisti, 2017) en zij ervoeren ook sterkere emotionele gevolgen van seksueel expliciete inhoud die onderdeel was van het pesten (Sánchez et al., 2017). Daarnaast bleken meisjes gevoeliger te zijn voor online verbaal pesten dan jongens. Dit is mogelijk te verklaren door de manier waarop meisjes van jongs af aan vaak worden opgevoed met meer aandacht voor de gevoelens van anderen (Bennett et al., 2005). Aan de andere kant rapporteerden jongens volgens Cénat et al. (2019) vaker slachtoffer te zijn geweest van cyberpesten waarbij roddels werden verspreid via een valse identiteit. Andere studies vonden juist geen geslachtsverschillen (Tennant et al., 2015). Gezien deze heterogene bevindingen werd het geslacht van het kind als moderator opgenomen in de huidige meta-analyse.

Voorgaand onderzoek heeft bovendien leeftijdsverschillen gevonden in de relatie tussen slachtofferschap van cyberpesten en psychische symptomen. Specifiek bleek slachtofferschap van cyberpesten een niet-lineaire relatie met leeftijd te hebben: het percentage slachtoffers nam toe van 6,4% in groep 8 tot 11,6% in klas 4 van de middelbare school, om vervolgens weer te dalen tot 7,8% in klas 6 (Lessne & Harmalkar, 2013). Recente bevindingen van Pichel et al. (2021) laten zien dat slachtofferschap van cyberpesten bij adolescenten tussen 10 en 17 jaar een omgekeerd U-vormig patroon volgt, met een piek bij 14- tot 15-jarigen. Specifieke vormen van cyberpesten kwamen bij verschillende leeftijden vaker voor: 12- tot 13-jarigen rapporteerden vaker dat er online roddels over hen werden verspreid, 14- tot 15-jarigen kregen vaker te maken met gemene opmerkingen via online berichten of sms en 16- tot 17-jarigen meldden vaker dat afbeeldingen of video’s die zij online hadden geplaatst, waren gemanipuleerd (Pichel et al., 2021). Bovendien rapporteerden Kowalski en Limber (2013) dat leerlingen op de middelbare school (onderbouw) die slachtoffer waren van cyberpesten, hogere depressiescores hadden dan leerlingen in de bovenbouw van de middelbare school.

De piek in slachtofferschap van cyberpesten ligt rond de leeftijd van 14 tot 15 jaar – een kwetsbare fase in de adolescentie.

Culturele verschillen kunnen eveneens invloed hebben op de relatie tussen slachtofferschap van cyberpesten en psychische problemen (Ferreira et al., 2016). Een kwantitatieve review toonde aan dat culturen waarin interdependentie (wederzijdse afhankelijkheid), groepsharmonie en morele discipline belangrijk worden gevonden, minder agressie vertonen dan culturen waarin deze waarden minder centraal staan (Bergeron & Schneider, 2005). Zo wees een longitudinale studie van twee maanden uit dat Amerikaanse studenten meer cyberpestervaringen rapporteerden dan Japanse studenten. Dit schreven de auteurs toe aan de sterkere nadruk op groepsharmonie en interdependentie in Japan (Barlett et al., 2014). Een meta-analyse van Yuchang et al. (2019) vergeleek de effecten van slachtofferschap van cyberpesten op depressieve symptomen bij kinderen en adolescenten in drie culturen – Noord-Amerika, China en Europa (inclusief Australië) – en vond dat het effect het grootst was in Noord-Amerikaanse steekproeven, gevolgd door Chinese en Europese steekproeven. Hoewel deze verschillen niet volledig kunnen worden toegeschreven aan culturele factoren – zeker omdat Chinese en Europese gegevens in die studie werden samengenomen – bieden ze toch waardevolle inzichten. De auteurs schreven dit verschil toe aan verschillen in zelfbeeld: kinderen en adolescenten uit Aziatische regio’s zijn eerder geneigd pestgedrag toe te schrijven aan situationele factoren (bijv. iemand heeft een slechte dag) dan aan persoonskenmerken. Dit zou kunnen verklaren waarom Aziatische jongeren mogelijk beter beschermd zijn tegen de negatieve effecten van cyberpesten. Over het geheel genomen suggereren de bevindingen dat er verschillen zijn in de ervaringen met cyberpesten tussen kinderen en adolescenten uit Aziatische en westerse culturen. Toch is het merendeel van de studies uitgevoerd in westerse contexten en is vergelijkend onderzoek met Aziatische data schaars (Li, 2008). Een meta-analyse kan hierbij een geschikte methode zijn om empirische studies uit verschillende landen te synthetiseren en de modererende rol van geografische locatie en culturele contexten te onderzoeken.

Ook het publicatiejaar kan een moderator zijn. Naarmate technologie zich ontwikkelt, kan de prevalentie van cyberpesten toenemen (Slonje & Smith, 2008). Een recente meta-analyse vond dat het publicatiejaar een significante moderator was in de relatie tussen slachtofferschap van cyberpesten en depressie: meer recente publicaties lieten sterkere effecten zien (Hu et al., 2021). Daarnaast heeft de COVID-19-pandemie sinds 2019 geleid tot onvermijdelijke sociale isolatie, thuiswerken en online leren. Hierdoor is de online omgeving een voedingsbodem geworden voor pestgedrag, met negatieve gevolgen voor de psychische gezondheid van kinderen en adolescenten (Yang, 2021). Het is daarom mogelijk dat het verband tussen slachtofferschap van cyberpesten en psychische klachten tussen 2019 en 2021 sterker is geworden dan in eerdere perioden.

Tijdsinterval, oftewel de periode tussen het eerste meetmoment van cyberpesten en het laatste meetmoment van psychische symptomen, is een andere mogelijke moderator die in eerdere meta-analyses niet is meegenomen. Het is mogelijk dat de relatie tussen slachtofferschap van pesten in een vroeg stadium en latere depressieve symptomen in longitudinaal onderzoek afzwakt na verloop van tijd, doordat ook andere factoren kunnen bijdragen aan depressie (Winding et al., 2020). Kinderen en adolescenten maken immers in de tussenliggende tijd andere levensgebeurtenissen mee (bijv. een romantische relatie), die de impact van cyberpesten op hun psychische gezondheid kunnen verzwakken of juist versterken. De negatieve gevolgen van cyberpesten op psychische klachten kunnen dus na verloop van tijd vervagen als er beschermende factoren aanwezig zijn in de betreffende periode (Holfeld & Mishna, 2021).

Sinds de coronapandemie is de online leefwereld van jongeren gegroeid – en daarmee ook het risico op cyberpesten en psychische klachten.

De huidige studie

De huidige studie had als doel een meta-analyse uit te voeren van de bestaande wetenschappelijke literatuur om het longitudinale effect van slachtofferschap van cyberpesten op psychische symptomen te onderzoeken en om factoren te identificeren die deze relatie mogelijk modereren.

Het identificeren van mogelijke moderatoren is een bijzonder belangrijke bijdrage, omdat deze relatie waarschijnlijk verschilt naar leeftijd, geslacht van het kind, cultuur, publicatiejaar en tijdsinterval. Daarom werden alleen longitudinale studies meegenomen die cyberpestslachtofferschap en diverse typen psychische symptomen onderzochten bij dezelfde groep kinderen en adolescenten, gemeten op ten minste twee verschillende tijdstippen. Hoewel er al meerdere systematische reviews en meta-analyses zijn uitgevoerd naar het verband tussen cyberpesten en psychische gezondheid, zijn er naar ons weten slechts weinig meta-analyses die zich exclusief richten op het langetermijneffect van slachtofferschap van cyberpesten op psychische symptomen bij kinderen en adolescenten. Gezien de ernst en wijdverbreidheid van cyberpestslachtofferschap bij jonge populaties en de langdurige negatieve gevolgen ervan, is een meta-analyse naar de langetermijneffecten ervan op psychische klachten bij kinderen en adolescenten op dit moment zeer relevant. Deze kan richting geven aan toekomstig onderzoek, praktijk en beleid.

Hypothesen

Op basis van bovenstaande overwegingen werden de volgende hypothesen opgesteld. Allereerst werd verwacht dat er over de tijd een positief verband zou bestaan tussen slachtofferschap van cyberpesten en verslechterde psychische gezondheidssymptomen, in het bijzonder depressie, angst en psychisch leed. Deze hypothese is gebaseerd op resultaten uit cross-sectionele en longitudinale studies en eerdere meta-analyses die het verband tussen slachtofferschap van cyberpesten en negatieve psychische gevolgen bevestigen (Chu et al., 2019; Fisher et al., 2016; Kowalski et al., 2014; Yuchang et al., 2019).

Er werd geen specifieke hypothese geformuleerd over de effecten van de mogelijke moderatoren, vanwege de gemengde bevindingen in de bestaande literatuur – dit deel bleef dan ook exploratief. Wel werden specifieke hypothesen geformuleerd voor leeftijd, geslacht van het kind en het publicatiejaar, op basis van eerder onderzoek.

Op basis van eerdere studies werd voorspeld dat cyberpesten leidt tot verslechterde mentale gezondheid op langere termijn.

Methode

Zoekstrategie en screening van studies

Een literatuurzoektocht werd uitgevoerd door twee auteurs (JL en YZ) in acht elektronische databases (PsycINFO, SCOPUS, Web of Science, PubMed, MEDLINE, ERIC, ProQuest en Google Scholar) naar Engelstalige studies die zijn gepubliceerd tussen januari 2010 en juni 2021. Aanvullende zoekacties vonden plaats via referentielijsten van verzamelde publicaties. De gebruikte zoektermen zijn terug te vinden in Bijlage A. Bij het uitvoeren van de meta-analyse werd de PRISMA-richtlijn gevolgd (Shamseer et al., 2015).

Studies werden opgenomen als ze voldeden aan de volgende inclusiecriteria:

  1. Geschreven in het Engels
  2. Kwantitatief longitudinaal ontwerp met ten minste twee meetmomenten
  3. Een onderzoekspopulatie van kinderen² en adolescenten³ in de leeftijd van 8 tot 19 jaar
  4. Cyberpestslachtofferschap als onafhankelijke variabele
  5. Psychische gezondheidsindicatoren (d.w.z. depressie, angst, psychisch leed) als afhankelijke variabelen

Publicaties werden uitgesloten indien zij jonge volwassenen, universiteitsstudenten of oudere populaties onderzochten; enkel betrekking hadden op daderschap van cyberpesten; traditionele vormen van pesten of cybercriminaliteit (zoals cyberoplichting, cyberporno, cyberstalking of online seksueel geweld) behandelden; of als het ging om kwalitatieve studies, casusbeschrijvingen, opinieartikelen, interventie- of experimentele studies.

Om te worden opgenomen in de meta-analyse moest het volledige artikel voldoen aan de volgende criteria:

  • Het rapporteren van correlatiecoëfficiënten (β), of r-, t- of F-waarden die konden worden omgezet naar β-waarden
  • Het bevatten van kwantitatieve data uit ten minste twee meetmomenten.

Studies met dubbele steekproeven werden uitgesloten.

Slechts studies met een longitudinaal ontwerp bij kinderen en adolescenten én meetbare psychische uitkomsten werden opgenomen.

Na de initiële zoekactie werd een stapsgewijze screeningsprocedure uitgevoerd door drie onafhankelijke auteurs (JL, YZ en QZ), zoals weergegeven in Figuur 1. De eerste stap bestond uit het verwijderen van dubbele vermeldingen. Vervolgens werden titels en samenvattingen beoordeeld op relevantie. Studies die op basis van titel en samenvatting voldeden aan de inclusiecriteria, gingen door naar de volgende ronde van beoordeling van de volledige tekst. Twee auteurs beoordeelden onafhankelijk van elkaar de volledige tekst om de geschiktheid te bepalen en overlegden om consensus te bereiken. De eerste auteur beslechtte eventuele meningsverschillen binnen het team. De PRISMA-flowchart is weergegeven in Figuur 1. We volgden de aanbeveling van Polanin et al. (2019) om regelmatige teamoverleggen te houden ter vermindering van interpretatieverschillen. Hoewel er af en toe meningsverschillen ontstonden, werd telkens volledige consensus bereikt (100% interbeoordelaarsbetrouwbaarheid). Uiteindelijk werden 27 studies opgenomen in de meta-analyse.

Gegevensextractie en codering binnen de meta-analyse

Voor de 27 longitudinale studies die aan de inclusiecriteria voldeden, werden gegevens geëxtraheerd en gecodeerd door drie auteurs (JL, YZ en QZ). Net als tijdens de screening werden er tweewekelijkse overleggen gehouden om meningsverschillen in codering te bespreken. Elke studie werd onafhankelijk gecodeerd door twee auteurs, conform de aanbeveling van Bergstrom en Taylor (2006), waarna verschillen besproken werden tot overeenstemming.

De volgende informatie werd gecodeerd uit elk artikel in de meta-analyse:

  • Opzet van het longitudinaal onderzoek (auteurs, publicatiejaar, cultuur, aantal meetmomenten, tijdsinterval in maanden tussen de eerste en laatste meting);
  • Steekproefkenmerken (steekproefgrootte, percentage meisjes, gemiddelde leeftijd bij de eerste meting);
  • Meetinstrumenten voor slachtofferschap van cyberpesten (als voorspeller);
  • Psychische gezondheidsproblemen (als uitkomstmaat).

Figuur 1. PRISMA-stroomschema met het selectieproces van studies voor opname in de meta-analyse.

De landen van de opgenomen studies waren:

  • De Verenigde Staten (n = 12)
  • China (n = 7), Spanje (n = 2)
  • Zweden (n = 1), Nederland (n = 1)
  • België (n = 1)
  • Zwitserland (n = 1)
  • Australië (n = 1)
  • Nieuw-Zeeland (n = 1).

In de meta-analyse werden deze landen gecodeerd als één variabele (cultuur) met twee categorieën: Westerse en Aziatische culturen.

Effectgrootte

Als maat voor de effectgrootte werden correlatiecoëfficiënten gecodeerd. Indien studies meerdere metingen over de tijd rapporteerden, werden de correlatiecoëfficiënten gemiddeld. Bijvoorbeeld: als een studie drie correlaties rapporteerde tussen cyberpestslachtofferschap en psychische symptomen voor T1-T2, T1-T3 en T2-T3, werd het gemiddelde van deze drie waarden gebruikt voor de analyse. Indien in een studie meerdere mentale gezondheidsuitkomsten werden gerapporteerd, werd het gemiddelde van de correlaties over al deze uitkomsten berekend. Op die manier leverde elke studie slechts één correlatiecoëfficiënt op voor de analyse.

Beoordeling van methodologische kwaliteit

Voor de beoordeling van de methodologische kwaliteit van elke studie werden vijf kenmerken meegenomen:

  • Steekproeftrekking (probabilistische vs. niet-probabilistische steekproef)
  • Uitvalpercentage (%) tussen de eerste en laatste meting
  • Systematische controle van uitval tussen initiële en geanalyseerde steekproef
  • Type omgang met ontbrekende data (zie Bijlage C).

De onderzoekers beoordeelden de methodologische kwaliteit onder meer op steekproeftrekking, uitval en omgang met missende data.

Statistische analyses

Er werd een random-effects model gebruikt voor de analyse, omdat ervan werd uitgegaan dat er sprake is van een spreiding in werkelijke effectgroottes tussen studies (Borenstein et al., 2010). De test op homogeniteit voor het verband tussen cyberpesten en psychische symptomen liet een significante heterogeniteit zien (Q = 335,48, p < .001; I² = 92,25%). Dit maakte het gebruik van een random-effects model noodzakelijk voor het berekenen van de gepoolde correlatie.

Moderatoranalyses werden uitgevoerd op basis van: gemiddelde leeftijd, geslacht van het kind (percentage meisjes in de steekproef), cultuur en publicatiejaar. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat deze variabelen een significante modererende rol kunnen spelen in de relatie tussen slachtofferschap van pesten en psychische gezondheid (Marciano et al., 2020; Yang, 2021). Een subgroepanalyse werd uitgevoerd om te bepalen of cultuur als moderator fungeerde. Daarnaast werd een meta-regressie uitgevoerd om te onderzoeken of het percentage meisjes, gemiddelde leeftijd, tijdsinterval en publicatiejaar significante moderatoren waren.

Om publicatiebias te beoordelen, werden een funnel plot, Egger’s regressietest en Rosenberg’s Fail-Safe N gebruikt. Alle analyses werden uitgevoerd met behulp van het programma Comprehensive Meta-Analysis.

Resultaten

Kenmerken van de studies

Tabel 1 geeft een overzicht van de 27 opgenomen studies en hun kenmerken. De steekproefgroottes varieerden van 113 tot 3.961 deelnemers. De studies werden uitgevoerd in negen landen, met de meeste studies in de Verenigde Staten (44,4%) en China (25,9%). De totale steekproefomvang bedroeg 27.133 deelnemers. Veertien van de 27 studies (59%) betroffen twee metingen (two-wave) en dertien studies gebruikten drie metingen (three-wave). Alle studies vonden een positief verband tussen slachtofferschap van cyberpesten en indicatoren van psychische problemen.

De studies rapporteerden uiteenlopende psychische symptomen:

  • 21 studies onderzochten depressie;
  • 16 studies keken naar angst;
  • 3 studies onderzochten eenzaamheid;
  • 3 studies keken naar negatieve cognities, een laag zelfbeeld of psychisch leed;
  • 3 studies onderzochten lichamelijke klachten, slaapproblemen of stress;
  • 2 studies keken naar posttraumatische stressklachten/PTSS;
  • 1 studie rapporteerde over piekeren, mentaal welzijn of levensvoldoening.

In alle 27 studies werd een positief verband gevonden tussen online pesten en psychische problemen.

Longitudinale effecten van slachtofferschap van cyberpesten op psychische symptomen

De meta-analyse toonde een significante positieve correlatie aan tussen slachtofferschap van cyberpesten en negatieve psychische uitkomsten bij kinderen en adolescenten over de tijd (r = .23, p < .001; 95% BI [0.19, 0.27]; n = 27).

Figuur 2 toont een forest plot waarin de longitudinale relatie tussen cyberpesten en algemene psychische symptomen visueel wordt weergegeven, inclusief de effectgroottes en 95%-betrouwbaarheidsintervallen van elke studie in de meta-analyse.

Vijf aanvullende forest plots met specifieke uitkomsten staan vermeld in de Bijlagen D t/m H (Supplemental Material) en tonen de longitudinale effecten van cyberpesten op:

  1. Depressie,
  2. Angst,
  3. Eenzaamheid,
  4. Lichaamsbeeld/ negatieve cognitie/ laag zelfbeeld/ psychisch leed,
  5. Lichamelijke klachten/ slaap/stress.

In Tabel 2 zijn subgroepanalyses opgenomen voor de individuele uitkomsten. Er werd een significant en positief verband gevonden tussen:

  • Cyberpesten en depressie (r = .27, p < .001; 95% BI [0.21, 0.33]; n = 23).
  • Cyberpesten en angst (r = .23, p < .001; 95% BI [0.16, 0.29]; n = 16).

Er werden geen significante verbanden gevonden tussen cyberpestslachtofferschap en andere mentale gezondheidsuitkomsten, zoals eenzaamheid, lichaamsbeeld/negatieve cognitie/laag zelfbeeld/psychisch leed, of lichamelijke klachten/slaap/stress, wegens te kleine steekproefgroottes voor deze uitkomsten.

Met een gemiddelde correlatie van r = .23 (angst) en r = .27 (depressie) toont de meta-analyse een duidelijk verband tussen online pesten en angst en depressie. 

Moderatoreffecten

We voerden subgroepanalyses uit op de dichotome moderator cultuur en meta-regressies op de continue moderatoren leeftijd, percentage meisjes, publicatiejaar en tijdsinterval.

Cultuur bleek geen significante moderator in het longitudinale verband tussen slachtofferschap van cyberpesten en psychische symptomen (p = .730). De gemiddelde correlatiecoëfficiënt (r) was .25 voor Aziatische studies (n = 7) en .23 voor Westerse studies (n = 20).

Tabel 3 bevat de gedetailleerde statistieken van de meta-regressieanalyse met moderatoren. De resultaten toonden een significant verschil aan op basis van:

  • Leeftijd (β = .04, p < .01; zie Bijlage I).
  • Percentage meisjes (β = −.003, p < .01; zie Bijlage J).
  • Publicatiejaar (β = .01, p < .001; zie Bijlage K).

Er werd geen significant moderatoreffect gevonden voor het tijdsinterval tussen meetmomenten (β = −.001, p = .526; zie Bijlage L).

Deze bevindingen laten zien dat de longitudinale impact van slachtofferschap van cyberpesten op psychische gezondheid sterker is bij oudere kinderen, bij groepen met een lager percentage meisjes en in recentere publicaties.

Toen we de analyse beperkten tot depressie als mentale gezondheidsuitkomst, bleven leeftijd (β = .05, p < .001) en percentage meisjes (β = −.00, p < .01) statistisch significante moderatoren. Echter:

  • Publicatiejaar was niet langer significant (β = .01, p = .07),
  • Terwijl tijdsinterval nu wel significant werd (β = .02, p < .001). 

Tabel 1. Kenmerken van de studies die zijn opgenomen in de meta-analyse.

 

Auteurs (Jaar)

Jaar van publicatie

Cultuur

Totale

steekproefgrootte (N)                         

Vrouwelijke(%)

Gemiddelde leeftijd

Tijdsinterval (maanden)

 

Meting van cyberpestslachtofferschap (aantal items)

 

Psychische symptomen

Correlatiecoëfficiënt

Calvete et al. (2016)

2016–2018

Westers

1050

57.9

15.43

12

CBQ (9)

Depressie, lichaamsbeeld

.117

Chu et al (2019)

2019–2021

Aziatisch

661

39.2

12.86

12

Chinese versie van de herziene CBI (14)

Depressie, angst, stress, eenzaamheid

 

.205

Cole et al. (2016)

2016–2018

Westers

827

55.1

10.90

6

PVSR (4)

Depressie, negatieve zelfcognitie

.120

Díaz and Fite (2019)

2019–2021

Westers

260

47.0

12.24

6

ECIPQ (6)

Depressie, angst

.190

Gámez-Guadix et al. (2013)

2012–2015

Westers

845

58.9

15.22

6

CBQ (9)

Depressie

.256

Gao et al. (2021)

2019–2021

Aziatisch

2104

49.9

12.75

12

Zelfrapportage CV (18)

Depressie

.210

Herge et al. (2016)

2016–2018

Westers

1162

57.0

15.80

4.1

C-PEQ (8)

Depressie, angst, lichamelijke klachten

.247

Holfeld and Mishna (2021)

2019–2021

Westers

510

61.6

13.70

6

Zelfrapportage CV (1)

PTSD

.140

Jose and Vierling (2018)

2016–2018

Westers

2179

52.1

NA

12

Zelfrapportage CV (2)

Piekeren

.163

Liu et al. (2020)

2019–2021

Aziatisch

661

41.9

13.51

8

Chinese versie van de herziene RCBPI-CS (14)

PTSD, depressie

.280

Liu et al. (2021)

2019–2021

Aziatisch

1274

46.2

15.19

6

Chinese versie van de herziene RCBPI-CS (14)

Depressie, angst

.489

Machmutow et al. (2012)

2012–2015

Westers

765

52.1

13.18

6

Zelfrapportage CV (6)

Depressie

.190

Pabian and Vandebosch (2016)

2016–2018

Westers

2128

56.6

13.02

6

Zelfrapportage CV (1)

Angst

.090

Rose and Tynes (2015)

2012–2015

Westers

559

55.1

NA

12

Schaal voor online slachtofferschap (6)

Depressie

.193

Tian et al. (2018)

2016–2018

Aziatisch

606

53.3

NA

12

EBQ (4)

Stress, depressie, angst

.137

van den Eijnden et al. (2014)

2012–2015

Westers

836

50.2

13.20

24

Zelfrapportage CV CV (7)

Eenzaamheid, angst

.085

Van Zalk and Van Zalk (2019)

2019–2021

Westers

501

51.9

13.96

8

Zelfrapportage CV (9)

Depressie, angst

.167

Wright et al. (2018)

2016–2018

Westers

1090

50.0

12.19

12

Zelfrapportage CV (6)

Depressie, angst

.315

Wright and Wachs (2019)

2019–2021

Westers

416

46.0

13.89

12

Zelfrapportage CV (9)

Depression, loneliness

.257

Wright (2015)

2012–2015

Westers

423

49.9

16.67

12

Zelfrapportage CV (13)

Depressie, angst

.485

Wright (2016)

2016–2018

Westers

867

51.0

13.67

12

Zelfrapportage CV (9)

Depressie, angst

.337

Wright (2017)

2016–2018

Westers

131

27.0

NA

12

Zelfrapportage CV (9)

Depressie

.320

Wright (2018a)

2016–2018

Westers

113

14.0

NA

12

Zelfrapportage CV (9)

Depressie

.200

Wright (2018b)

2016–2018

Westers

567

52.0

13.48

12

Zelfrapportage CV (9)

Depressie, angst

.305

Zhang et al. (2020)

2019–2021

Aziatisch

3961

43.9

10.85

6

Chinese versie van de verkorte adaptatie EBQ (4)

Negatieve cognitie, depressie

.137

Zhu et al. (2021)

2019–2021

Aziatisch

1987

43.9

12.32

6

Chinese versie van de verkorte adaptatie EBQ (4)

Angst

.230

Zimmer-Gembeck et al. (2021)

2019–2021

Westers

650

59.0

17.30

12

POTS (2)

Angst

.360

Noot. CBQ = vragenlijst over cyberpesten, C-PEQ = Cyber-Peer Experiences Questionnaire (vragenlijst over ervaringen met cyberpesten door leeftijdsgenoten), PVSR = zelfrapportage slachtofferschap door leeftijdsgenoten, EBQ = elektronische pestvragenlijst, ECIPQ = Europese vragenlijst voor cyberpestinterventie, POTS = schaal voor de perceptie van plagen, RCBPI-CS = herziene cyberpestvragenlijst – subscale cyberpesten; PTSD = posttraumatische stressstoornis. 

Figuur 2. Forest plot van de longitudinale effecten van slachtofferschap van cyberpesten op psychische symptomen.

Tabel 2. Random-effects-modellen van correlaties tussen slachtofferschap van cyberpesten en afzonderlijke uitkomsten op het gebied van psychische gezondheid.

 

 

 

 

 

Homogeneity                        Test Tau-Squared                       Test of Null

Uitkomst

k

N

Mean r

95% CI for r

[LL, UL]

 

 

Q(r)

 

 

p          I2      Tau-Squared      SE               Tau         Z-Value

Algemene psychische gezondheid

27

27,133

.232

[0.190, 0.274]

335.477

.000

92.250

0.012

0.005

0.110

10.439

 

Depressie

23

21,481

.269

[0.211, 0.325]

432.175

.000

94.909

0.021

0.008

0.144

8.799

 

Angst

16

13,987

.229

[0.162, 0.294]

253.119

.000

94.074

0.019

0.008

0.137

6.559

 

Eenzaamheid

4

2,780

.170

[0.109, 0.229]

7.895

.048

62.003

0.002

0.003

0.049

5.465

 

Lichaamsbeeld

3

5,838

.024

[−0.173, 0.219]

87.305

.815

97.709

0.030

0.033

0.173

0.235

 

Lichamelijke klachten

3

5,784

.233

[0.202, 0.264]

2.580

.000

22.481

0.000

0.001

0.015

14.390

 

Noot. CI = betrouwbaarheidsinterval.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tabel 3. Resultaten van de meta-regressie.

Moderators

β         

    SE

95% CI [ondergrens, bovengrens]

Qbetween

     p

 

 

 

 

 

 

leeftijd

.037       

    0.004

[0.030, 0.045]

94.329

.000

Vrouwelijke percentage

−.003      

    0.001

[−0.005, −0.001]

7.590

.006

Publicatiejaar

.009       

    0.002

[0.004, 0.013]

13.362

.000

Time interval

−.001      

  0.001

[−0.004, 0.002]

0.402

.526

Noot. SE = standaardfout; CI = betrouwbaarheidsinterval; df = vrijheidsgraden. 

  

Figuur 3. Resultaat van de funnel plot-analyse voor publicatiebias.

Wanneer de analyse werd beperkt tot angst als uitkomstmaat voor psychische gezondheid, bleven leeftijd (β = .05, p < .001), percentage meisjes (β = −.01, p < .001) en publicatiejaar (β = .02, p < .001) statistisch significant. Ook tijdsinterval werd statistisch significant (β = −.00, p < .05).

Publicatiebias

De funnel plot (zie Figuur 3) liet zien dat de gegevens over het algemeen symmetrisch verdeeld waren rond de gecombineerde effectgrootte. Egger’s test sloot publicatiebias uit als mogelijke vertekenende factor (t = 1.52, p = .071). Volgens Rosenberg’s Fail-Safe N zouden er 8.588 niet-gerapporteerde studies met een effectgrootte van nul nodig zijn om de p-waarde tot een niet-significant niveau te verlagen. Dit wijst erop dat de kans klein is dat de huidige bevindingen zijn beïnvloed door publicatiebias.

De resultaten bleken robuust: er was geen sprake van publicatiebias in deze meta-analyse.

Discussie

Om het longitudinale verband tussen slachtofferschap van cyberpesten en psychische symptomen te begrijpen, werd gebruikgemaakt van meta-analyse op basis van gegevens uit 27 empirische studies, met in totaal 27.133 deelnemers. Daarbij werd ook gekeken naar moderatoreffecten van leeftijd, geslacht van het kind, cultuur, publicatiejaar en tijdsinterval op dit longitudinale verband. Een samenvatting van de belangrijkste bevindingen is weergegeven in Tabel 4.

Tabel 4: Samenvatting van de belangrijkste bevindingen. 

Bevindingen:

  • In de meta-analyse werd een longitudinaal effect gevonden van slachtofferschap van cyberpesten op psychische symptomen bij kinderen en adolescenten.
  • De vijf forest plots toonden de longitudinale effecten van slachtofferschap van cyberpesten op respectievelijk depressie, angst, eenzaamheid, lichaamsbeeld/negatieve cognitie/laag zelfbeeld/psychisch leed en lichamelijke klachten/slaaptekort/stress.
  • Er werden drie significante moderatoren gevonden: percentage meisjes, leeftijd en publicatiejaar.
  • De sterkte van het verband tussen slachtofferschap van cyberpesten en psychische symptomen nam toe wanneer kinderen en adolescenten ouder waren, het percentage meisjes lager was en de studies recenter waren gepubliceerd.
  • Culturele verschillen en het tijdsinterval tussen de metingen bleken geen modererende invloed te hebben op het effect van slachtofferschap van cyberpesten op psychische symptomen.

Cyberpesten voorspelt op de lange termijn psychische klachten bij jongeren – vooral bij oudere kinderen en in recentere studies.

Longitudinale effecten van slachtofferschap van cyberpesten op psychische symptomen

Overeenkomstig met onze hypothese vonden we dat de totale effectgrootte tussen slachtofferschap van cyberpesten en psychische problemen over tijd significant, positief en van gemiddelde sterkte was (Cohen, 1988). Deze bevinding sluit aan bij eerdere cross-sectionele meta-analyses (Fisher et al., 2016; Hu et al., 2021; Kowalski et al., 2014; Yuchang et al., 2019), maar deze studie levert overtuigender en robuuster bewijs doordat uitsluitend longitudinale studies zijn meegenomen.

Cross-sectioneel onderzoek toont alleen correlaties aan, terwijl longitudinaal onderzoek meer zegt over de richting van het verband. Deze meta-analyse van longitudinale studies toont aan dat er een positief verband bestaat tussen slachtofferschap van cyberpesten en psychische klachten bij kinderen en adolescenten.

Moderatoreffecten van leeftijd, percentage meisjes en publicatiejaar

In overeenstemming met onze hypothese bleek dat de impact van slachtofferschap van cyberpesten op psychische symptomen toenam met de leeftijd. In tegenstelling tot onze hypothese bleek echter dat het effect van cyberpesten op psychische klachten juist afnam naarmate het percentage meisjes in de steekproef toenam. Er werd geen significant verschil gevonden in het effect van slachtofferschap van cyberpesten op psychische klachten tussen culturen of op basis van het tijdsinterval tussen metingen. Deze bevindingen worden hieronder verder besproken.

Ten eerste bleek dat de effectgrootte toenam naarmate de gemiddelde leeftijd van de deelnemers steeg (leeftijdsbereik: 8–19 jaar). Dit komt overeen met eerdere meta-analyses over het moderatoreffect van leeftijd op de relatie tussen cyberpesten en depressie (Hu et al., 2021; Yuchang et al., 2019). Een mogelijke verklaring is dat oudere adolescenten meer toegang hebben tot internet en sociale media dan jongere kinderen, waardoor hun kans op slachtofferschap toeneemt (Lenhart, 2010). Een andere verklaring is dat oudere adolescenten vaker te maken hebben met complexe gebeurtenissen en dagelijkse stressoren, waardoor zij kwetsbaarder zijn voor de negatieve effecten van cyberpesten. Als zij slachtofferschap van cyberpesten ervaren in combinatie met dagelijkse stress, neemt hun risico op internaliserende klachten toe (Charles et al., 2013).

Opvallend genoeg nam het effect van cyberpesten af naarmate er meer meisjes in de steekproef zaten

Tegen de verwachting in – en in tegenstelling tot eerdere studies – bleek uit deze studie dat de effectgrootte afnam naarmate het percentage meisjes in de steekproef toenam (Hu et al., 2021; Yuchang et al., 2019). Een mogelijke verklaring is dat jongens vaker slachtoffer worden van cyberpesten dan meisjes (Cénat et al., 2019; Festl & Quandt, 2016). Hogere niveaus van slachtofferschap van cyberpesten werden gevonden bij jongens die al eerder waren blootgesteld aan antisociale online content (Festl & Quandt, 2016). Wanneer jongens deelnemen aan antisociaal online gedrag, komen zij mogelijk vaker in contact met (online) groepen waarin antisociale normen en gedragingen meer geaccepteerd zijn. Dit verhoogt hun risico op slachtofferschap. Daardoor wordt de relatie tussen slachtofferschap en psychische symptomen zwakker naarmate het percentage meisjes hoger is.

Onderzoekers discussiëren nog steeds over de vraag of de prevalentie van cyberpesten toeneemt of juist is gestabiliseerd over de tijd (Kowalski et al., 2014). Sommige cross-sectionele studies laten zien dat de prevalentie toeneemt naarmate technologie zich ontwikkelt (Slonje & Smith, 2008; vgl. Olweus, 2013).

Een meta-regressie van studies in de Verenigde Staten toonde bovendien een consistente toename in slachtofferschap van cyberpesten aan tussen 2010 en 2017 (Kennedy, 2021). Veel van de opgenomen studies maakten echter gebruik van dezelfde steekproef en slechts één was een longitudinale studie. Dit wijst op de noodzaak voor verder onderzoek. Een andere cross-sectionele studie onder tieners in Australië concludeerde dat de prevalentie van cyberpesten tussen 2015 en 2020 niet veranderde, terwijl het slachtofferschap van cyberpesten wél toenam (Trompeter et al., 2022).

De huidige meta-analyse includeerde empirische studies over cyberpesten die tussen 2012 en 2021 zijn gepubliceerd en vond dat de effectgrootte van de relatie tussen slachtofferschap van cyberpesten en psychische symptomen varieerde per publicatiejaar. Dit is in overeenstemming met eerdere bevindingen uit meta-analyses die aantonen dat de effectgrootte van slachtofferschap van cyberpesten en depressie in meer recente publicaties groter was (Yuchang et al., 2019).

Jongens lopen mogelijk meer risico op online slachtofferschap – vooral wanneer zij actief zijn in antisociale digitale omgevingen.

Moderatoreffecten van cultuur en tijdsinterval

Overeenkomstig met eerdere bevindingen (Hu et al., 2021) liet deze studie zien dat culturele verschillen geen modererende invloed hadden op het effect van slachtofferschap van cyberpesten op psychische symptomen. Volgens sommige rapporten is cyberpesten uitgegroeid tot een wereldwijd probleem dat omstandigheden en cultuur overstijgt (Kraft, 2006). Met andere woorden: het internet verbindt jongeren wereldwijd en cyberpesten is een wijdverspreid probleem geworden dat zich manifesteert in diverse culturen (Lee et al., 2017).

Het is mogelijk dat het internet zelf bijdraagt aan het vervlakken van culturele verschillen, aangezien het een eigen cultuur vormt met eigen normen. Het overstijgt nationale grenzen, ras, etniciteit en andere subgroepsverschillen en stelt mensen in staat hun eigen online presentatie te kiezen, aan te passen en vorm te geven.

Daarnaast bleek uit deze studie dat het effect van slachtofferschap van cyberpesten op psychische symptomen niet significant verschilde op basis van het tijdsinterval tussen metingen. Dit is enigszins verrassend in het licht van de bevindingen van Cole en Maxwell (2003). Zij toonden aan dat de relatie tussen tijdsinterval en effectgrootte een kromlijnig patroon volgt, weergegeven als een omgekeerde U-curve: de effectgrootte neemt eerst toe bij langere intervallen, bereikt een piek en neemt daarna weer af tot vrijwel nul.

Een mogelijke verklaring is dat het aantal geïncludeerde studies (n = 27) onvoldoende was om in deze moderatoranalyse voldoende effectgroottes per categorie te genereren. Dit de statistische kracht heeft beperkt.

Cyberpesten lijkt een grensoverschrijdend probleem: cultuur had geen invloed op de ernst van psychische gevolgen.

Implicaties voor onderzoek, praktijk en beleid

Uit de bevindingen van dit onderzoek volgen meerdere implicaties voor onderzoek, beleid en praktijk (zie Tabel 5). Hoewel het aantal studies naar slachtofferschap van cyberpesten de afgelopen jaren is toegenomen, zijn er maar weinig kwantitatieve syntheses van deze studies beschikbaar. Er zijn slechts vijf gerelateerde meta-analyses gevonden die de relatie tussen slachtofferschap van cyberpesten en verschillende psychische klachten hebben onderzocht (Fisher et al., 2016; Hu et al., 2021; Kowalski et al., 2014; Tran et al., 2023; Yuchang et al., 2019).

Eerdere meta-analyses namen alleen cross-sectionele studies op, terwijl deze studie de bestaande literatuur uitbreidt door longitudinale studies te analyseren. Dit levert nieuwe inzichten op in de langetermijneffecten van cyberpestslachtofferschap op de psychische gezondheid van kinderen en adolescenten.

Hoewel in 27 verschillende studies diverse psychische symptomen werden onderzocht in relatie tot cyberpesten, steeds op basis van ten minste twee meetmomenten, bleef de samenhang tussen slachtofferschap van cyberpesten en negatieve psychische uitkomsten opvallend consistent. Dit impliceert dat het effect van cyberpesten op psychische klachten substantieel is en zeer waarschijnlijk niet op toeval berust.

Deze bevindingen monden uit in een oproep tot actie aan onderzoekers, beleidsmakers en praktijkprofessionals om gezamenlijk preventie- en interventie-inspanningen te ontwikkelen die bijdragen aan het mentale welzijn van individuele kinderen en adolescenten en aan het collectieve welzijn van de samenleving en haar ecosystemen.

Langdurige blootstelling aan cyberpesten blijkt structureel en significant samen te hangen met psychische klachten – een signaal dat vraagt om systematische preventie en gerichte interventie.

Tabel 5. Implicaties voor onderzoek, praktijk en beleid.

Domein

Implicaties

  

Onderzoek

  • Verder onderzoek is nodig om tot nauwkeurigere resultaten te komen en een breder scala aan moderatoren te testen.
  • Toekomstig onderzoek zou gebaat zijn bij de opname van diverse culturele contexten, zodra er meer relevant onderzoek beschikbaar is.
  • Er is behoefte aan een meer genuanceerde en holistische verklaring van verschillende vormen van cyberpesten. Dit kan bijdragen aan de ontwikkeling van effectievere interventieprogramma’s om cyberpesten aan te pakken.
  

Praktijk

  • Het ontwikkelen van een positieve emotionele band tussen ouder en kind is cruciaal om bescherming te bieden tegen slachtofferschap van cyberpesten en psychische klachten.
  • Gezien de grotere behoefte aan autonomie bij kinderen en adolescenten, kan het gebruik van actieve mediatie in plaats van restrictieve mediatie effectiever zijn om hen te beschermen tegen online schade
  

Beleid

  • Om potentiële risico’s in de online omgeving te beperken, moeten passende beleidsmaatregelen en wetgeving worden ingevoerd in landen die nog geen regelgeving hebben voor online veiligheid.
  • Zelfregulering binnen de sector moet worden gestimuleerd en contentaanbieders moeten sociaal verantwoordelijk worden gehouden voor de inhoud die zij genereren.
  • Aangezien slachtofferschap van cyberpesten geen grenzen kent en de impact op psychische klachten universeel en consistent is over culturen heen, is het wenselijk om samenwerking tussen verschillende regio’s in de wereld te bevorderen.

Daarnaast toonde een meta-regressie van studies in de Verenigde Staten een consistente toename in slachtofferschap van cyberpesten tussen 2010 en 2017 (Kennedy, 2021). Veel van de opgenomen studies maakten echter gebruik van dezelfde steekproef en slechts één studie was longitudinaal van aard. Dit wijst op de noodzaak voor verder onderzoek. Een andere cross-sectionele studie onder Australische tieners concludeerde dat de prevalentie van cyberpesten tussen 2015 en 2020 niet veranderde, terwijl het slachtofferschap van cyberpesten toenam (Trompeter et al., 2022).

De huidige meta-analyse includeerde empirische studies over cyberpesten die tussen 2012 en 2021 zijn gepubliceerd en toonde aan dat de effectgrootte van de relatie tussen slachtofferschap van cyberpesten en psychische symptomen varieerde per publicatiejaar. Dit sluit aan bij eerdere meta-analytische bevindingen waaruit bleek dat de effectgrootte tussen cyberpesten en depressie toenam in meer recente publicaties (Yuchang et al., 2019).

In recentere studies is het verband tussen cyberpesten en psychische klachten sterker. Dat is een trend die om aandacht vraagt.

Moderatoreffecten van cultuur en tijdsinterval

Overeenkomstig met eerdere bevindingen (Hu et al., 2021) liet deze studie zien dat culturele verschillen géén modererende invloed hadden op het effect van slachtofferschap van cyberpesten op psychische symptomen. Volgens sommige rapporten is cyberpesten uitgegroeid tot een wereldwijd probleem dat nationale omstandigheden en culturele contexten overstijgt (Kraft, 2006). Met andere woorden: het internet verbindt jongeren wereldwijd en cyberpesten is een wijdverspreid fenomeen geworden dat zich manifesteert in uiteenlopende culturen (Lee et al., 2017).

Het is mogelijk dat het internet zelf bijdraagt aan het vervlakken van culturele verschillen, doordat het fungeert als een eigen cultuur met specifieke normen. Het overstijgt nationale grenzen, etniciteit en subgroepverschillen en stelt individuen in staat zelf te kiezen hoe zij zich online presenteren, aanpassen en identificeren.

Verder bleek uit deze studie dat het effect van slachtofferschap van cyberpesten op psychische klachten niet significant verschilde op basis van het tijdsinterval tussen de meetmomenten. Dit is enigszins verrassend in het licht van de bevindingen van Cole en Maxwell (2003). Zij toonden aan dat de relatie tussen tijdsinterval en effectgrootte een omgekeerd U-vormig patroon volgt: de effectgrootte neemt toe naarmate het tijdsinterval groter wordt, bereikt een piek op een bepaald punt en daalt daarna weer tot vrijwel nul.

Een mogelijke verklaring is dat het aantal geïncludeerde studies (n = 27) te klein was om voldoende effectgroottes binnen elk interval te genereren. Dit heeft de statistische kracht van deze moderatoranalyse beperkt.

De psychische impact van cyberpesten blijkt cultureel grensoverschrijdend en blijft, ongeacht tijdsverloop, een consistent risico voor jongeren.

Implicaties voor onderzoek, praktijk en beleid

Uit de bevindingen van dit onderzoek volgen verschillende implicaties voor onderzoek, beleid en praktijk (zie Tabel 5). Het aantal studies naar slachtofferschap van cyberpesten is de afgelopen jaren toegenomen, maar er zijn nog maar weinig kwantitatieve syntheses van deze onderzoeken beschikbaar. Slechts vijf gerelateerde meta-analyses zijn gevonden die de relatie tussen slachtofferschap van cyberpesten en verschillende psychische problemen onderzochten (Fisher et al., 2016; Hu et al., 2021; Kowalski et al., 2014; Tran et al., 2023; Yuchang et al., 2019).

Eerdere meta-analyses baseerden zich uitsluitend op cross-sectionele data. Deze studie breidt de bestaande literatuur uit door gebruik te maken van longitudinale studies. Dit levert nieuwe inzichten en perspectieven op over de langetermijneffecten van cyberpestslachtofferschap op de psychische gezondheid van kinderen en adolescenten. Hoewel in 27 verschillende studies diverse psychische symptomen werden onderzocht in relatie tot cyberpesten, steeds op basis van ten minste twee meetmomenten, bleef de samenhang tussen slachtofferschap van cyberpesten en negatieve psychische uitkomsten opmerkelijk consistent. Dit impliceert dat het verband substantieel is en waarschijnlijk niet op toeval berust.

Deze bevindingen vormen een oproep aan onderzoekers, beleidsmakers en professionals in de praktijk om gezamenlijk te werken aan preventie- en interventiestrategieën die het mentale welzijn van individuele kinderen en jongeren versterken, evenals het collectieve welzijn van de samenleving en haar ecosystemen.

Bij het ontwikkelen van preventieve en curatieve interventies ter ondersteuning van kinderen en adolescenten die slachtoffer zijn van cyberpesten, is het van belang om gebruik te maken van de ondersteunende personen in hun sociale netwerk – in het bijzonder ouders en leeftijdsgenoten. Ouders blijven voor kinderen en adolescenten een invloedrijke en betrouwbare steunbron, ook al nemen leeftijdsgenoten vanaf de vroege adolescentie een steeds belangrijkere rol in. Het opbouwen van een positieve emotionele band tussen ouder en kind is daarom van cruciaal belang, omdat dit fungeert als een beschermende factor tegen slachtofferschap van cyberpesten.

De consistentie van de bevindingen onderstreept de urgentie om preventie- en interventiebeleid stevig te verankeren.

Ouderlijke mediatiestrategieën zijn essentieel om kinderen en adolescenten bewust te maken van de risico’s en gevolgen van het delen van persoonlijke informatie en om hen te leren hoe zij zichzelf online kunnen beschermen en kritisch kunnen nadenken over wat zij wel en niet delen (Liu et al., 2013). Voor adolescenten is het gebruik van actieve mediatie (zoals gesprekken over gevaren in de online wereld) vaak effectiever dan restrictieve mediatie (zoals regels of beperkingen rondom internetgebruik), gezien hun grotere behoefte aan autonomie ten opzichte van jongere kinderen.

De effectiviteit van dergelijke mediatiestrategieën hangt deels af van de aard van de ouder-kindrelatie – en met name of deze relatie emotioneel sterk, positief en gebaseerd op vertrouwen is (Huang et al., 2024).

Een andere bijdrage van deze studie is het onderzoeken van het moderatoreffect van het tijdsinterval en het hernieuwd analyseren van de moderatoreffecten van leeftijd, geslacht, cultuur en publicatiejaar met behulp van verschillende longitudinale datasets met gemengde steekproeven.

De effectiviteit van wet- en regelgeving tegen cyberpesten is in sommige regio’s nog onbekend (Foody et al., 2017) en veel landen (zoals China) beschikken nog altijd niet over dergelijke regelgeving. Daarom is er een dringende behoefte aan passende beleidsmaatregelen en wetgeving om potentiële risico’s in cyberspace te beperken. Voor landelijk beleid en richtlijnen is het belangrijk dat deze afgestemd zijn op de context en behoeften van specifieke bevolkingsgroepen.

Naast regelgeving is het ook essentieel om zelfregulering binnen de sector te bevorderen en om contentaanbieders sociaal verantwoordelijk te houden voor de inhoud die zij genereren. Aangezien slachtofferschap van cyberpesten geen grenzen kent en de impact op psychische symptomen universeel blijkt, is het wenselijk om samenwerking tussen regio’s wereldwijd te stimuleren. Dit kan bijdragen aan een gedeeld begrip van dit fenomeen en aan de ontwikkeling van internationale standaarden en richtlijnen.

Cyberpesten is een grensoverschrijdend probleem dat vraagt om grensoverstijgende oplossingen – in gezin, beleid en samenleving.

Beperkingen en toekomstig onderzoek

Deze review kent enkele beperkingen.

  • Ten eerste zijn er slechts 27 onafhankelijke studies opgenomen in de meta-analyse. Naarmate er meer longitudinale studies beschikbaar komen, kunnen toekomstige meta-analyses deze bevindingen verder bevestigen en mogelijk een breder scala aan moderatoren onderzoeken. De kleine steekproefomvang beperkt ook de statistische kracht en generaliseerbaarheid van onze meta-regressieresultaten; daarom dienen de uitkomsten van de meta-regressie met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden.
  • Ten tweede richtte deze meta-analyse zich uitsluitend op doorzoekbare Engelstalige literatuur. Toekomstig onderzoek zou ook publicaties in andere talen kunnen meenemen. Dit kan mogelijk leiden tot een bredere selectie van studies uit diverse culturele contexten.
  • Ten derde richtte het merendeel van de studies in deze meta-analyse zich op depressie en angst, terwijl er slechts een beperkt aantal studies was over andere psychische symptomen. Conclusies over andere mentale gezondheidsklachten dan depressie en angst dienen daarom met voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd.
  • Ten vierde moet ook het resultaat dat cultuur geen moderator was met enige voorzichtigheid worden beoordeeld, aangezien in deze analyse alleen Aziatische en Westerse culturen met elkaar werden vergeleken. Toekomstige meta-analyses zouden kunnen profiteren van de opname van andere culturele contexten, zodra meer relevant onderzoek beschikbaar is.
  • Tot slot onderzocht deze studie niet de diversiteit in ervaringen met cyberpestslachtofferschap, zoals verschillen in het type technologisch platform (bijv. telefoongesprekken, sms, e-mail, afbeeldingen, video’s). Omdat technologische ontwikkelingen leiden tot een verscheidenheid aan platforms voor cyberpesten, is een meer genuanceerde uitleg en beter begrip van de ervaringen met verschillende vormen van online pesten noodzakelijk. Dit kan bijdragen aan het ontwerpen van effectievere interventies tegen cyberpesten (Khan et al., 2020). Primaire studies zouden deze factoren moeten meenemen bij het onderzoeken van deze relatie.

Niet alle vormen van cyberpesten zijn gelijk. Toekomstig onderzoek moet meer oog hebben voor bijvoorbeeld verschillen tussen culturen en digitale platforms.

Conclusie

Deze meta-analyse had als doel om te onderzoeken wat de invloed is van slachtofferschap van cyberpesten op de psychische gezondheid van kinderen en jongeren over een langere periode. Daarnaast is gekeken naar factoren die deze relatie mogelijk beïnvloeden. Op basis van 27 longitudinale studies, gepubliceerd tussen januari 2010 en juni 2021, bleek dat het negatieve effect van cyberpesten op psychische klachten bij kinderen en adolescenten consistent terugkwam, ongeacht het type klacht.

Behalve leeftijd, het aandeel meisjes in de onderzoeksgroep en het jaar waarin de studie werd gepubliceerd, werden er geen andere factoren gevonden die de sterkte van dit verband beïnvloedden. Zo bleken culturele achtergrond en het tijdsverschil tussen het meten van het pesten en de klachten geen rol te spelen. Dit wijst erop dat de negatieve impact van cyberpesten op het psychisch welzijn van jongeren breed voorkomt, in verschillende contexten en over langere tijd.

Vanwege deze duidelijke gevolgen is het belangrijk om sterk in te zetten op preventieve programma’s tegen cyberpesten en op professionele hulp voor slachtoffers. Verder onderzoek – zowel nieuwe studies als aanvullende meta-analyses – is nodig om beter te begrijpen welke factoren het effect van cyberpesten kunnen versterken of juist verzachten. Dat inzicht helpt om gerichte en effectieve ondersteuning te ontwikkelen voor jongeren die met cyberpesten te maken krijgen.

Om jongeren beter te beschermen is diepgaander onderzoek nodig naar de mechanismen achter de psychische gevolgen van online pesten.

Verklaring van belangenconflicten

De auteur(s) verklaren dat er geen potentiële belangenconflicten zijn met betrekking tot het onderzoek, het auteurschap en/of de publicatie van dit artikel.

Financiering

De auteur(s) verklaren dat dit onderzoek financieel is ondersteund door het Academic Research Fund Tier 1 van het Ministerie van Onderwijs van Singapore [subsidienummer: FY2019-FRC2-002].

Bijlagen

Zie het oorspronkelijke paper.

    Noten

    1. Internaliserende problemen verwijzen naar innerlijke ervaringen en symptomen zoals verdriet, angst en eenzaamheid. Dit staat tegenover externaliserende problemen, zoals agressie en hyperactiviteit (Levesque, 2011).
    2. Kinderen worden gedefinieerd als alle mensen jonger dan achttien jaar (UNESCO, 2020).
    3. Adolescentie wordt gedefinieerd als de overgangsfase tussen kindertijd en volwassenheid, die loopt van 10 tot 19 jaar (WHO, 2024).

    Referenties

    Referenties gemarkeerd met een asterisk zijn opgenomen in de meta-analyse.

    • Alba, J., Calvete, E., Wante, L., Van Beveren, M. -L., & Braet, C. (2018). Early maladaptive schemas as moderators of the asso- ciation between bullying victimization and depressive symp- toms in adolescents. Cognitive Therapy and Research, 42(1), 24–35. https://doi.org/10.1007/s10608-017-9874-5
    • Barlett, C. P., Gentile, D. A., Anderson, C. A., Suzuki, K., Sakamoto, A., Yamaoka, A., & Katsura, R. (2014). Cross-cultural differ- ences in cyberbullying behavior: A short-term longitudinal study. Journal of Cross-cultural Psychology, 45(2), 300–313. https://doi.org/10.1177/0022022113504622
    • Bennett, D. S., Ambrosini, P. J., Kudes, D., Metz, C., & Rabinovich, H. (2005). Gender differences in adolescent depression: Do symptoms differ for boys and girls? Journal of Affective Disorders, 89(1–3), 35–44. https://doi.org/10.1016/j. jad.2005.05.020
    • Bergeron, N., & Schneider, B. H. (2005). Explaining cross-national differences in peer-directed aggression: A quantitative synthe- sis. Aggressive Behavior: Official Journal of the International Society for Research on Aggression, 31(2), 116–137. https:// doi.org/10.1002/ab.20049
    • Bergstrom, J. C., & Taylor, L. O. (2006). Using meta-analysis for benefits transfer: Theory and practice. Ecological Economics, 60(2), 351–360. https://doi.org/10.1016/j.ecole- con.2006.06.015
    • Bonanno, R. A., & Hymel, S. (2013). Cyber bullying and internal- izing difficulties: Above and beyond the impact of traditional forms of bullying. Journal of Youth and Adolescence, 42, 685– 697. https://doi.org/10.1007/s10964-013-9937-1
    • Borenstein, M., Hedges, L. V., Higgins, J. P. T., & Rothstein, H. R. (2010). A basic introduction to fixed-effect and random-effects models for meta-analysis. Research Synthesis Methods, 1(2), 97–111. https://doi.org/10.1002/jrsm.12
    • Brody, N., & Vangelisti, A. L. (2017). Cyberbullying: Topics, strat- egies, and sex differences. Computers in Human Behavior, 75, 739–748. https://doi.org/10.1016/j.chb.2017.06.020
    • *Calvete, E., Orue, I., & Gámez-Guadix, M. (2016). Cyberbullying victimization and depression in adolescents: The mediating role of body image and cognitive schemas in a one-year prospective study. European Journal on Criminal Policy and Research, 22(2), 271–284. https://doi.org/10.1007/s10610-015-9292-8
    • Campbell, M., Spears, B., Slee, P., Butler, D., & Kift, S. (2013). Victims’ perceptions of traditional and cyberbullying, and the psychosocial correlates of their victimisation. In P. Smith (Ed.), Emotional and behavioural difficulties associated with bullying and cyberbullying (pp. 161–173). Routledge.
    • Cassidy, W., Faucher, C., & Jackson, M. (2013). Cyberbullying among youth: A comprehensive review of current international research and its implications and application to policy and practice. School Psychology International, 34(6), 575–612. https://doi.org/10.1177/0143034313479697
    • Cénat, J. M., Smith, K., Hébert, M., & Derivois, D. (2019). Cybervictimization and suicidality among French undergradu- ate Students: A mediation model. Journal of Affective Disorders, 249, 90–95. https://doi.org/10.1016/j.jad.2019.02.026
    • Charles, S. T., Piazza, J. R., Mogle, J., Sliwinski, M. J., & Almeida,D. M. (2013). The wear and tear of daily stressors on mental health. Psychological Science, 24(5), 733–741. https://doi. org/10.1177/0956797612462222
    • Christina, S., Magson, N. R., Kakar, V., & Rapee, R. M. (2021). The bidirectional relationships between peer victimization and internalizing problems in school-aged children: An updated systematic review and meta-analysis. Clinical Psychology Review, 85, 101979. https://doi.org/10.1016/j.cpr.2021.101979
    • *Chu, X. W., Fan, C. Y., Lian, S. L., & Zhou, Z. K. (2019). Does bullying victimization really influence adolescents’ psycho- social problems? A three-wave longitudinal study in China. Journal of Affective Disorders, 246, 603–610. https://doi. org/10.1016/j.jad.2018.12.103.
    • Cohen, J. (1988). Statistical power analysis for the behavioral sci- ences. Lawrence Erlbaum Associates.
    • Cole, D. A., & Maxwell, S. E. (2003). Testing mediational models with longitudinal data: Questions and tips in the use of structural equation modeling. Journal of Abnormal Psychology, 112(4), 558–577. https://doi.org/10.1037/0021-843X.112.4.558
    • Cole, D. A., Nolen-Hoeksema, S., Girgus, J., & Paul, G. (2006). Stress exposure and stress generation in child and adolescent depression: A latent trait-state-error approach to longitudinal analyses. Journal of Abnormal Psychology, 115(1), 40–51. https://doi.org/10.1037/0021-843X.115.1.40
    • *Cole, D. A., Zelkowitz, R. L., Nick, E., Martin, N. C., Roeder, K. M., Sinclair-McBride, K., & Spinelli, T. (2016). Longitudinal and incremental relation of cybervictimization to negative self- cognitions and depressive symptoms in young adolescents. Journal of Abnormal Child Psychology, 44(7), 1321–1332. https://doi.org/10.1007/s10802-015-0123-7
    • Dennehy, R., Meaney, S., Walsh, K. A., Sinnott, C., Cronin, M., & Arensman, E. (2020). Young people’s conceptualizations of the nature of cyberbullying: A systematic review and synthesis of qualitative research. Aggression and Violent Behavior, 51, 101379. https://doi.org/10.1016/j.avb.2020.101379
    • *Díaz, K. I., & Fite, P. J. (2019, August). Cyber victimization and its association with substance use, anxiety, and depression symptoms among middle school youth. Child & Youth Care Forum 48(4), 529–544.
    • Dooley, J. J., Gradinger, P., Strohmeier, D., Cross, D., & Spiel,C. (2010). Cyber-victimisation: The association between help-seeking behaviours and self-reported emotional symp- toms in Australia and Austria. Journal of Psychologists and Counsellors in Schools, 20(2), 194–209. https://doi. org/10.1375/ajgc.20.2.194
    • Eyuboglu, M., Eyuboglu, D., Pala, S. C., Oktar, D., Demirtas, Z., Arslantas, D., & Unsal, A. (2021). Traditional school bully- ing and cyberbullying: Prevalence, the effect on mental health problems and self-harm behavior. Psychiatry Research, 297, 113730. https://doi.org/10.1016/j.psychres.2021.113730
    • Fahy, A. E., Stansfeld, S. A., Smuk, M., Smith, N. R., Cummins, S., & Clark, C. (2016). Longitudinal associations between cyber- bullying involvement and adolescent mental health. Journal of Adolescent Health, 59(5), 502–509. https://doi.org/10.1016/j. jadohealth.2016.06.006
    • Ferreira, P. C., Simão, A. V., Ferreira, A., Souza, S., & Francisco,S. (2016). Student bystander behavior and cultural issues in cyberbullying: When actions speak louder than words. Computers in Human Behavior, 60, 301–311. https://doi. org/10.1016/j.chb.2016.02.059
    • Festl, R., & Quandt, T. (2016). The role of online communication in long-term cyberbullying involvement among girls and boys. Journal of Youth and Adolescence, 45(9), 1931–1945. https:// doi.org/10.1007/s10964-016-0552-9
    • Fisher, B. W., Gardella, J. H., & Teurbe-Tolon, A. R. (2016). Peer cybervictimization among adolescents and the associated inter- nalizing and externalizing problems: A meta-analysis. Journal of Youth and Adolescence, 45(9), 1727–1743. https://doi. org/10.1007/s10964-016-0541-z
    • Foody, M., Samara, M., El Asam, A., Morsi, H., & Khattab, A. (2017). A review of cyberbullying legislation in Qatar: Considerations for policy makers and educators. International Journal of Law and Psychiatry, 50, 45–51. https://doi. org/10.1016/j.ijlp.2016.10.013
    • Gakidou, E., Afshin, A., Abajobir, A. A., Abate, K. H., Abbafati, C., Abbas, K. M., Abd-Allah, F., Abdulle, A. M., Abera, S. F., & Aboyans, V. (2017). Global, regional, and national com- parative risk assessment of 84 behavioural, environmental and occupational, and metabolic risks or clusters of risks, 1990– 2016: A systematic analysis for the Global Burden of Disease Study 2016. The Lancet, 390(10100), 1345–1422. https://doi. org/10.1016/S0140-6736(17)32366-8
    • *Gámez-Guadix, M., Orue, I., Smith, P. K., & Calvete, E. (2013). Longitudinal and reciprocal relations of cyberbullying with depression, substance use, and problematic internet use among adolescents. Journal of Adolescent Health, 53(4), 446–452. https://doi.org/10.1016/j.jadohealth.2013.03.030
    • *Gao, L., Liu, J., Yang, J., & Wang, X. (2021). Longitudinal rela- tionships among cybervictimization, peer pressure, and adoles- cents’ depressive symptoms. Journal of Affective Disorders, 286, 1–9. https://doi.org/10.1016/j.jad.2021.02.049
    • Hawker, D. S., & Boulton, M. J. (2000). Twenty years’ research on peer victimization and psychosocial maladjustment: A meta-analytic review of cross-sectional studies. The Journal of Child Psychology and Psychiatry and Allied Disciplines, 41(4), 441–455.
    • *Herge, W. M., La Greca, A. M., & Chan, S. F. (2016). Adolescent peer victimization and physical health problems. Journal of Pediatric Psychology, 41(1), 15–27. https://doi.org/10.1093/ jpepsy/jsv050
    • *Holfeld, B., & Mishna, F. (2021). The development of post-trau- matic stress symptoms among adolescents who experience cyber and traditional victimization over time. Journal of Youth and Adolescence, 50, 2339–2350. https://doi.org/10.1007/ s10964-021-01394-3
    • Hu, Y., Bai, Y., Pan, Y., & Li, S. (2021). Cyberbullying victim- ization and depression among adolescents: A meta-analysis. Psychiatry Research, 305, 114198. https://doi.org/10.1016/j. psychres.2021.114198
    • Huang, D., Yin, W., & Luo, Y. (2024). Parental mediation and mobile phone dependency among Chinese migrant children: A moderated mediation model of self-control and parent-child communication. Children and Youth Services Review, 166, 107977. https://doi.org/10.1016/j.childyouth.2024.107977
    • *Jose, P. E., & Vierling, A. (2018). Cybervictimisation of adoles- cents predicts higher rumination, which in turn, predicts worse sleep over time. Journal of Adolescence, 68, 127–135. https:// doi.org/10.1016/j.adolescence.2018.07.011
    • Kennedy, R. S. (2021). Bullying trends in the United States: A meta-regression. Trauma, Violence, & Abuse, 22(4), 914–927. https://doi.org/10.1177/1524838019888555
    • Khan, F., Limbana, T., Zahid, T., Eskander, N., & Jahan, N. (2020). Traits, trends, and trajectory of tween and teen cyberbullies. Cureus, 12(8), e9738. https://doi.org/10.7759/cureus.9738
    • Kim, S., Kimber, M., Boyle, M. H., & Georgiades, K. (2019). Sex differences in the association between cyberbullying victimiza- tion and mental health, substance use, and suicidal ideation in adolescents. The Canadian Journal of Psychiatry, 64(2), 126–135. https://doi.org/10.1177/0706743718777397
    • Kowalski, R. M., Giumetti, G. W., Schroeder, A. N., & Lattanner, M.R. (2014). Bullying in the digital age: A critical review and meta- analysis of cyberbullying research among youth. Psychological Bulletin, 140(4), 1073–1137. https://doi.org/10.1037/a0035618
    • Kowalski, R. M., & Limber, S. P. (2013). Psychological, physical, and academic correlates of cyberbullying and traditional bully-ing. Journal of Adolescent Health, 53(1), S13–S20. https://doi. org/10.1016/j.jadohealth.2012.09.018
    • Kraft, E. (2006). Cyberbullying: A worldwide trend of misusing technology to harass others. WIT Transactions on Information and Communication Technologies, 36, 155–166.
    • Lee, J. (2021). Pathways from childhood bullying victimiza- tion to young adult depressive and anxiety symptoms. Child Psychiatry & Human Development, 52(1), 129–140. https:// doi.org/10.1007/s10578-020-00997-4
    • Lee, J., Abell, N., & Holmes, J. L. (2017). Validation of measures of cyberbullying perpetration and victimization in emerging adulthood. Research on Social Work Practice, 27(4), 456–467. https://doi.org/10.1177/1049731515578535
    • Lee, J., Cheung, H. S., Chee, G., & Chai, V. E. (2021). The mod- erating roles of empathy and attachment on the association between latent class typologies of bullying involvement and depressive and anxiety symptoms in Singapore. School Mental Health, 13(3), 518–534. https://doi.org/10.1007/S12310-021-09411-3
    • Lei, H., Mao, W., Cheong, C. M., Wen, Y., Cui, Y., & Cai, Z. (2020). The relationship between self-esteem and cyberbully- ing: A meta-analysis of children and youth students. Current Psychology, 39, 830–842. https://doi.org/10.1007/s12144-019-00407-6
    • Lenhart, A. (2010). Cyberbullying: What the research is telling us. Speech delivered at The Youth Online Safety Working Group.
    • Lessne, D., & Harmalkar, S. (2013). Student reports of bullying and cyber-bullying: Results from the 2011 School Crime Supplement to the National Crime Victimization Survey. Web Tables. NCES 2013-329. National Center for Education Statistics.
    • Levesque, R. J. (Ed.). (2011). Encyclopedia of adolescence.Springer Science & Business Media.
    • Li, C., Wang, P., Martin-Moratinos, M., Bella-Fernandez, M., & Blasco-Fontecilla, H. (2024). Traditional bullying and cyber- bullying in the digital age and its associated mental health prob- lems in children and adolescents: A meta-analysis. European Child & Adolescent Psychiatry, 33(9), 2895–2909. https://doi. org/10.1007/s00787-022-02128-x
    • Li, Q. (2008). A cross-cultural comparison of adolescents’ expe- rience related to cyberbullying. Educational Research, 50(3), 223–234. https://doi.org/10.1080/00131880802309333
    • Liu, C., Ang, R. P., & Lwin, M. O. (2013). Cognitive, personality, and social factors associated with adolescents’ online personal information disclosure. Journal of Adolescence, 36, 629–638. http://doi.org/10.1016/j.adolescence.2013.03.016
    • *Liu, C., Liu, Z., & Yuan, G. (2020). The longitudinal influence of cyberbullying victimization on depression and posttraumatic stress symptoms: The mediation role of rumination. Archives of Psychiatric Nursing, 34(4), 206–210. https://doi.org/10.1016/j. apnu.2020.05.002
    • *Liu, C., Liu, Z., & Yuan, G. (2021). Longitudinal associations between cyberbullying victimization, mindfulness, depression, and anxiety: A mediation analysis. Journal of Aggression, Maltreatment & Trauma, 31, 121–132. https://doi.org/10.108 0/10926771.2021.1876197
    • *Machmutow, K., Perren, S., Sticca, F., & Alsaker, F. D. (2012). Peer victimisation and depressive symptoms: Can specific cop- ing strategies buffer the negative impact of cybervictimisation? Emotional and Behavioural Difficulties, 17(3–4), 403–420. https://doi.org/10.4324/9781315656694-19.
    • Marciano, L., Schulz, P. J., & Camerini, A. L. (2020). Cyberbullying perpetration and victimization in youth: A meta-analysis of longi- tudinal studies. Journal of Computer-Mediated Communication, 25(2), 163–181. https://doi.org/10.1093/jcmc/zmz031
    • Olweus, D. (2013). School bullying: Development and some important challenges. Annual Review of Clinical Psychology, 9(1), 751–780.
    • *Pabian, S., & Vandebosch, H. (2016). An investigation of short- term longitudinal associations between social anxiety and victimization and perpetration of traditional bullying and cyberbullying. Journal of Youth and Adolescence, 45(2), 328–339. https://doi.org/10.1007/s10964-015-0259-3
    • Palermiti, A. L., Servidio, R., Bartolo, M. G., & Costabile, A. (2017). Cyberbullying and self-esteem: An Italian study. Computers in Human Behavior, 69, 136–141. https://doi. org/10.1016/j.chb.2016.12.026
    • Pichel, R., Foody, M., O’Higgins Norman, J., Feijóo, S., Varela, J., & Rial, A. (2021). Bullying, cyberbullying and the overlap: What does age have to do with it?. Sustainability, 13(15), 8527. https://doi.org/10.3390/su13158527
    • Polanin, J. R., Pigott, T. D., Espelage, D. L., & Grotpeter, J. K. (2019). Best practice guidelines for abstract screening large- evidence systematic reviews and meta-analyses. Research Synthesis Methods, 10(3), 330–342. https://doi.org/10.1002/ jrsm.1354
    • Reijntjes, A., Kamphuis, J. H., Prinzie, P., & Telch, M. J. (2010). Peer victimization and internalizing problems in children: A meta-analysis of longitudinal studies. Child Abuse & Neglect, 34(4), 244–252. https://doi.org/10.1016/j.chiabu.2009.07.009
    • *Rose, C. A., & Tynes, B. M. (2015). Longitudinal associations between cybervictimization and mental health among US ado- lescents. Journal of Adolescent Health, 57(3), 305–312. https:// doi.org/10.1016/j.jadohealth.2015.05.002
    • Sánchez, V., Muñoz-Fernández, N., & Vega-Gea, E. (2017). Peer sexual cybervictimization in adolescents: Development and validation of a scale. International Journal of Clinical and Health Psychology, 17(2), 171–179. https://doi.org/10.1016/j. ijchp.2017.04.001
    • Schneider, S. K., O’donnell, L., Stueve, A., & Coulter, R. W. (2012). Cyberbullying, school bullying, and psychological distress: A regional census of high school students. American Journal of Public Health, 102(1), 171–177. https://doi.org/10.2105/ AJPH.2011.300308
    • Shamseer, L., Moher, D., Clarke, M., Ghersi, D., Liberati, A., Petticrew, M., Shekelle, P., & Stewart, L. A.; PRISMA-P Group. (2015). Preferred reporting items for systematic review and meta-analysis protocols (PRISMA-P) 2015: Elaboration and explanation. BMJ, 349. https://doi.org/10.1136/bmj.g7647
    • Slonje, R., & Smith, P. K. (2008). Cyberbullying: Another main type of bullying? Scandinavian Journal of Psychology, 49(2), 147–154. https://doi.org/10.1111/j.1467-9450.2007.00611.x
    • Smith, P. K., Mahdavi, J., Carvalho, M., Fisher, S., Russell, S., & Tippett, N. (2008). Cyber bullying: Its nature and impact in secondary school pupils. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 49, 376–385. https://doi.org/10.1111/j.1469- 7610.2007.01846.x
    • Stapinski, L. A., Araya, R., Heron, J., Montgomery, A. A., & Stallard, P. (2015). Peer victimization during adolescence: Concurrent and prospective impact on symptoms of depression and anxiety. Anxiety, Stress, & Coping, 28(1), 105–120. https:// doi.org/10.1080/10615806.2014.962023
    • Tennant, J. E., Demaray, M. K., Coyle, S., & Malecki, C. K. (2015). The dangers of the web: Cybervictimization, depres- sion, and social support in college students. Computers in Human Behavior, 50, 348–357. https://doi.org/10.1016/j. chb.2015.04.014
    • *Tian, L., Yan, Y., & Huebner, E. (2018). Effects of cyberbully- ing and cybervictimization on early adolescents’ mental health: Differential mediating roles of perceived peer relationship stress. Cyberpsychology, Behavior, and Social Networking, 21(7), 429–436. https://doi.org/10.1089/cyber.2017.0735
    • Tran, H. G. N., Thai, T. T., Dang, N. T. T., Vo, D. K., & Duong,M. H. T. (2023). Cyber-victimization and its effect on depres- sion in adolescents: a systematic review and meta-analysis. Trauma, Violence, & Abuse, 24(2), 1124–1139. https://doi. org/10.1177/15248380211050597
    • Trompeter, N., Jackson, E., Sheanoda, V., Luo, A., Allison, K., & Bussey, K. (2022). Cyberbullying prevalence in Australian adolescents: Time trends 2015-2020. Journal of School Violence, 21(3), 252–265.
    • UNESCO. (2020, June 22). Child. https://uis.unesco.org/node/3079800
    • United Nations International Children’s Emergency Fund. (2020).Cyberbullying: What is it and how to stop it. https://www.uni-cef.org/end-violence/how-to-stop-cyberbullying#8
    • *van den Eijnden, R., Vermulst, A., van Rooij, A. J., Scholte, R., & van de Mheen, D. (2014). The bidirectional relationships between online victimization and psychosocial problems in adolescents: A comparison with real-life victimization. Journal of Youth and Adolescence, 43(5), 790–802. https://doi. org/10.1007/s10964-013-0003-9
    • *Van Zalk, N., & Van Zalk, M. (2019). Longitudinal links between adolescent social anxiety and depressive symptoms: Testing the mediational effects of cybervictimization. Child Psychiatry & Human Development, 50(2), 186–197. https://doi.org/10.1007/ s10578-018-0829-1
    • WHO. (2024). Adolescent health. https://www.who.int/health-top- ics/adolescent-health
    • Winding, T. N., Skouenborg, L. A., Mortensen, V. L., & Andersen, J. H. (2020). Is bullying in adolescence associated with the development of depressive symptoms in adulthood? A longitudinal cohort study. BMC Psychology, 8, 122. https:// doi.org/10.1186/s40359-020-00491-5
    • *Wright, M. F. (2015). Cyber victimization and perceived stress: Linkages to late adolescents’ cyber aggression and psychologi- cal functioning. Youth & Society, 47(6), 789–810. https://doi. org/10.1177/0044118X14537088
    • *Wright, M. F. (2016). Cyber victimization and psychological adjustment difficulties among adolescents: The role of tech- nology mediation and social support from school resource officers. Policing: An International Journal, 39(3), 536–550. https://doi.org/10.1108/pijpsm-02-2016-0016
    • *Wright, M. F. (2017). Cyber victimization and depression among adolescents with intellectual disabilities and devel- opmental disorders: The moderation of perceived social support. Journal of Mental Health Research in Intellectual Disabilities, 10(2), 126–143. https://doi.org/10.1080/19315864.2016.1271486
    • *Wright, M. F. (2018a). Cyber victimization and depression among adolescents with autism spectrum disorder: The buffer- ing effects of parental mediation and social support. Journal of Child & Adolescent Trauma, 11(1), 17–25. https://doi. org/10.1007/s40653-017-0169-5
    • *Wright, M. F. (2018b). Cyberbullying victimization through social networking sites and adjustment difficulties: The role of parental mediation. Journal of the Association for Information Systems, 19(2), 113–123. https://doi.org/10.17705/jais1.00486
    • *Wright, M. F., & Wachs, S. (2019). Adolescents’ psychologi- cal consequences and cyber victimization: The moderation of school-belongingness and ethnicity. International Journal of Environmental Research and Public Health, 16(14), 2493. https://doi.org/10.3390/ijerph16142493.
    • *Wright, M. F., Wachs, S., & Harper, B. D. (2018). The moderation of empathy in the longitudinal association between witness- ing cyberbullying, depression, and anxiety. Cyberpsychology: Journal of Psychosocial Research on Cyberspace, 12(4), arti- cle 6. http://doi.org/10.5817/CP2018-4-6
    • Yang, F. (2021). Coping strategies, cyberbullying behaviors, and depression among Chinese netizens during the COVID-19 pandemic: A web-based nationwide survey. Journal of Affective Disorders, 281, 138–144. https://doi.org/10.1016/j. jad.2020.12.023
    • Yuchang, J., Junyi, L., Junxiu, A., Jing, W., & Mingcheng, H. (2019). The differential victimization associated with depres- sion and anxiety in cross-cultural perspective: A meta-analy- sis. Trauma, Violence, & Abuse, 20(4), 560–573. https://doi. org/10.1177/1524838017726426
    • *Zhang, D., Huebner, E. S., & Tian, L. (2020). Longitudinal asso- ciations among neuroticism, depression, and cyberbullying in early adolescents. Computers in Human Behavior, 112, 106475. https://doi.org/10.1016/j.chb.2020.106475
    • *Zhu, J., Chen, Y., Su, B., & Zhang, W. (2021). Anxiety symptoms mediates the influence of cybervictimization on adolescent non-suicidal self-injury: The moderating effect of self-control. Journal of Affective Disorders, 285, 144–151. https://doi. org/10.1016/j.jad.2021.01.004
    • *Zimmer-Gembeck, M. J., Rudolph, J., Webb, H. J., Henderson, L., & Hawes, T. (2021). Face-to-face and cyber-victimization: A longitudinal study of offline appearance anxiety and online appearance preoccupation. Journal of Youth and Adolescence, 50, 2311–2323. https://doi.org/10.1007/s10964-020-01367-y
    • Zhong, M., Huang, X., Huebner, E. S., & Tian, L. (2021). Association between bullying victimization and depressive symptoms in children: The mediating role of self-esteem. Journal of Affective Disorders, 294, 322–328. https://doi. org/10.1016/j.jad.2021.07.016

    Auteursbiografieën

    • Jungup Lee, PhD, is universitair hoofddocent aan de afdeling Social Work en mede-directeur van het Social Service Research Centre aan de National University of Singapore. Haar onderzoek richt zich op het verfijnen van het begrip van hoe ingrijpende jeugdervaringen latere gedrags- en gezondheidsuitkomsten beïnvloeden. Haar onderzoeksinteresses omvatten cyberpesten, geweld en veiligheid op school, kindermishandeling, online intimidatie, seksueel geweld via technologie, interacties tussen mens en AI in de jeugdhulpverlening, mentale gezondheid van jongeren en digitaal welzijn.
    • Hyekyung Choo, PhD, is universitair hoofddocent aan de afdeling Social Work van de National University of Singapore. Haar onderzoek richt zich op twee gebieden. Enerzijds bestudeert zij gezondheidsrisico’s en risicovol online gedrag bij kinderen en adolescenten, met bijzondere aandacht voor internetgameverslaving. Anderzijds richt haar onderzoek zich op kinderen uit sociaal kwetsbare gezinnen, zoals gezinnen met een laag inkomen, kinderen van immigrantenouders en kinderen van ouders met een psychische aandoening. 
    • Yijing Zhang, MSW, is promovendus aan de afdeling Counseling, Higher Education, and Special Education (School Psychology Program) van de University of Maryland, College Park. Haar onderzoeksinteresses omvatten de relatie tussen leraar en leerling, sociaal-emotioneel leren, pesten en het bevorderen van positieve jeugdervaringen.
    • Hoi Shan Cheung, PhD, is universitair docent aan de afdeling Psychologie en Opvoeding & Ontwikkeling van het Kind van het National Institute of Education, Nanyang Technological University. Haar onderzoek richt zich op de rol van ouders en leeftijdsgenoten als beschermende factoren voor kinderen en jongeren die schoolgerelateerd pesten hebben meegemaakt en hoe deze ondersteuningssystemen bijdragen aan het aanpassingsvermogen en welzijn van kinderen en adolescenten.
    • Qiyang Zhang, PhD, is onderzoeker aan de National University of Singapore. Haar onderzoek richt zich op meta-analyses en systematische reviews, het welzijn van studenten, schoolgebaseerde interventies voor mentale gezondheid en het sociale mediagebruik van adolescenten.
    • Rebecca P. Ang, PhD, is hoogleraar aan de afdeling Psychologie en Opvoeding & Ontwikkeling van het Kind van het National Institute of Education, Nanyang Technological University. Haar onderzoeksinteresses omvatten pesten en cyberpesten bij kinderen en adolescenten, ontwikkelingspsychopathologie (inclusief interventies) en multisysteemondersteuning ter bevordering van de mentale gezondheid en het welzijn van kinderen en jongeren.
    Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

    Dossiers

    Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 4000+ artikelen.