Kwaliteitszorg, innovatie en schoolontwikkeling - review

Geplaatst op 1 juni 2016

Managementsamenvatting

Ter afsluiting van de BOPO-periode 2005-2008 is per onderzoekslijn een review verricht. In deze review staan twee onderzoekslijnen centraal: ‘kwaliteitszorg, schoolontwikkeling en innovatie’ en ‘bestuurlijke verhoudingen en ondersteuning’. Het review kent drie onderdelen: (1) beleidsreconstructie, (2) internationale ontwikkelingen en (3) uitkomsten van BOPO-studies en additioneel Nederlands onderzoek.

Beleidsreconstructie

In het eerste hoofdstuk wordt duidelijk dat onderwijsvernieuwing een complex proces is. Onderzoeken en evalueren van onderwijsvernieuwing betekent het zorgvuldig analyseren van de invloed van verschillende actoren en domeinen (doelstellingen, onderwijsmethoden, leraar, directeur, school, ondersteuning, externe beoordeling, nationaal en lokaal beleid) op de realisatie van vernieuwingen. Het tweede hoofdstuk brengt belangrijke kenmerken van het vernieuwingsbeleid voor het voetlicht. Uit de analyse blijkt dat er beleidsintenties worden aangekondigd, flankerende activiteiten worden opgezet en resultaten worden verzameld en geëvalueerd die betrekking hebben op alle genoemde domeinen en de interacties daartussen. Voor actoren op het lokale niveau is het wellicht niet altijd duidelijk waarom in de loop van een korte periode aanpassingen worden doorgevoerd (minder kerndoelstellingen), nieuwe voorstellen gelanceerd worden (leerlijnen), thema’s meer centraal worden gesteld (kwaliteitszorg, professionalisering van leraren en directeuren), enzovoorts. Het derde hoofdstuk gaat in op het huidige (vernieuwings)beleid voor het Primair Onderwijs. Dit kan worden beschreven aan de hand van drie algemene vaststellingen. Allereerst is er de vaststelling dat het huidige onderwijsbeleid wordt gekenmerkt door deregulering en versterken van de autonomie van scholen én door de verwachting dat scholen de kwaliteit van hun onderwijs bewijzen, verantwoorden en borgen. Dergelijk beleid kan negatieve effecten hebben als te veel of uitsluitend wordt gewerkt vanuit een strategie die gekenmerkt is door vooral of uitsluitend (extern) toevoegen van technische oplossingen aan de bestaande praktijk. Sturen door de overheid vanuit (meetbare) doelen moet gepaard gaan met het creëren van maatregelen gericht op permanente professionele ontwikkeling van alle actoren die verantwoordelijk zijn voor het realiseren van de beleidsdoelen. Een tweede vaststelling is dat toekennen van autonomie aan de scholen en dus verruimen van de lokale beslissingsruimte, een verdeling van macht en verantwoordelijkheden impliceert over verschillende niveaus. Een permanente analyse en onderzoek van deze “policy alignment” moet vooral gericht zijn op het verbeteren van het handelen van professionals op meso- en microniveau. Elke beleidsmaatregel zou (vooraf) moeten worden beoordeeld op een eventuele bijdrage aan het verbeteren van het handelen van actoren die een centrale invloed hebben op de kwaliteit van primaire processen (onderwijzen van leraren, leren van leerlingen). Een derde vaststelling, is dat de afstand tussen beleidsmaatregelen en kernactiviteiten op scholen moet worden verkleind en dat dit een opgave is zowel voor beleidsverantwoordelijken op alle niveaus, als ook voor ondersteuners en onderzoekers. Zaken als datafeedback, leerlingvolgsystemen, docentnetwerken, professionalisering moeten op hun waarde worden onderzocht vanuit het criterium wat hun bijdrage is aan het versterken van de kwaliteit van activiteiten die rechtstreeks invloed hebben op de leeropbrengsten.

Internationale ontwikkelingen

In de afgelopen jaren hebben zich internationaal interessante ontwikkelingen voorgedaan die ook van belang zijn voor de Nederlandse situatie. Op basis van een analyse van internationale evidence-based websites en overzichtsartikelen en metaanalyses op verschillende deelterreinen is de internationale body of knowledge samengevat. Internationaal is er een sterke groei van zogenaamde evidence-based websites om beleidsverantwoordelijken, begeleiders, directeuren, leerkrachten en onderzoekers te voorzien van eerlijke (wetenschappelijk verantwoorde) en bruikbare informatie over de effecten van innovaties. De duidelijkheid en toegankelijkheid van de informatie op de websites kan zeker nog verbeterd worden. Minder dan 20% van het onderzoek voldoet aan de harde kwaliteitscriteria voor degelijk onderzoek en slechts een klein deel van het onderzochte deugdelijke onderzoek blijkt daadwerkelijk effectief voor leerlingen. Meer aandacht voor getrouwheid van invoering is noodzakelijk. Evidence-based werken heeft het potentieel om de onderwijspraktijk substantieel te wijzigen en onderwijsonderzoek een veel belangrijker plaats te geven in (ontwerp en analyse van) het onderwijsbeleid. Een beleidsprogramma met inhoudelijk samenhangende syntheses van onderzoek is nastrevenswaardig. Integrale verbeteringsprogramma’s doen het relatief goed, maar meer zicht op het samenspel van werkzame factoren is noodzakelijk. Recente metaanalyse over professionele ontwikkeling laat duidelijke effecten bij leerlingen zien.

Analyse BOPO- en andere studies

De BOPO-studies gezamenlijk leveren relevante kennis op over de karakteristieken van kwaliteitszorg, innovaties en professionele ontwikkeling die samenhang vertonen met schoolontwikkeling. Echter, er is nauwelijks sprake van onderzoek naar de effecten van voornoemde op het functioneren van leerlingen (resultaten, gedrag, motivatie), noch op de kwaliteit of opbrengsten op schoolniveau. Verklaringen van waarom iets wel of niet werkt kunnen dan ook nauwelijks worden geboden. Er is sprake van een grote variatie aan onderzoeksmethoden (literatuurstudie, survey, secundaire analyses, casestudies en combinaties daarvan). Vaak is sprake van niet representatieve steekproeven en geringe respons. De focus is (bijna) altijd de schoolleider (of bestuur, management). Het oordeel van leerkrachten wordt slechts aanvullend gevraagd. Het oordeel of de mening van leerlingen is nooit onderwerp van onderzoek. Hoewel expliciet om terugkoppelingsmomenten is gevraagd, is dit maar bij vier van de zes studies het geval (paneldiscussie, expertraadpleging, etc.).

Specifiek uit de BOPO-studies (uitkomsten)

Casestudyscholen ervaren een sterke samenhang tussen kwaliteitszorg en schoolontwikkeling. Uitwisseling van kwaliteitsgegevens tussen scholen onderling gebeurt nog (te) weinig. De meeste leraren beoordelen de beheersing van vooral hun onderwijscompetenties als (ruim) voldoende (loopbaancompetenties minder) en er is geen relatie vastgesteld tussen het opdoen van leerrelevante ervaringen door leerkrachten en schooleffectiviteit. Er is weinig empirisch onderzoek naar de effectiviteit van netwerken en de onderzochte netwerken zijn vooral bedoeld voor gespecialiseerde leraren met als doel professionalisering en verbetering van de lespraktijk; de relatie met verbetering van de onderwijspraktijk is niet empirisch onderzocht.
De akkoorddefinitie van het nieuwe leren is: onderwijs met één of meer van de uitgangspunten: a) aandacht voor zelfregulatie en metacognitie, b) ruimte voor zelfverantwoordelijk leren, c) leren in een authentieke leeromgeving, d) leren als sociale activiteit, e) leren met ict en f) gebruik van nieuwe beoordelingsmethodieken. Over leeropbrengsten is eigenlijk niets bekend, alleen internationaal onderzoek geeft aanwijzingen voor positief verband tussen a, d en e en leeropbrengsten. Echter dit onderzoek is vaak niet in het PO uitgevoerd. Nederlandse trendscholen die een nieuw leerconcept gebruiken (ongeveer 10%) hebben het doel om de kwaliteit te verbeteren en het welbevinden van leerlingen en personeel te verhogen, maar dit is niet nader onderzocht.
Veelgenoemde bronnen van bureaucratisering zijn de Inspectie, de gemeenten, overleggen, personeelszaken, planschrijven en afstemming met het bovenschools management. Onderwijskansenscholen hebben een hogere bureaucratiescore.

Analyse additionele Nederlandse studies 

Voor kwaliteitszorg, besturen en inspectie blijkt dat tot 2006 sprake is van gestage vooruitgang van kwaliteitszorg. In 2008 geeft de Onderwijsinspectie 39% van de scholen hiervoor een voldoende. Progressie in kwaliteitszorg hangt positief samen met: (a) het zich op de hoogte stellen van opvattingen van leerlingen, (b) het regelmatig vaststellen van onderwijskwaliteit van de school en daarover aan de ouders rapporteren, (c) monitoring van de ontwikkeling van leerlingen door leerkrachten, (d) het laten uitvoeren van een schoolzelfevaluatie door een externe instantie. Kwaliteitsproblemen gaan vaak samen met problemen in het management van de school en gebrekkig bestuur. Een kwart van de bovenschoolse organisaties is weinig transparant en een kwart van de besturen verwacht eind 2006 een eigen verantwoordingssystematiek volgens de Code Goed Bestuur te hebben. Bijna alle scholen en bovenschools management vinden dat het inspectietoezicht de school stimuleert tot schoolverbetering en dat het de kwaliteit van de school bevordert. Er is weinig onderzoek naar effecten van inspectiebezoeken, noch naar de relatie tussen kwaliteitszorg en onderwijskwaliteit. Prestatie-indicatoren en inspectiebezoeken leiden soms tot strategisch gedrag van scholen.
Uit de Innovatiemonitor Primair Onderwijs blijkt 75% van de scholen met onderwijsverbetering en -vernieuwing bezig te zijn. Daarbij wordt weinig aandacht besteed aan onderzoek naar invoering en effecten. Veel overhaaste en ondoordachte innovaties worden te snel verspreid. Niet bewezen innovaties kosten veel tijd, geld en energie van de leerkrachten en beïnvloeden de toekomstige innovatiebereidheid negatief. Er is vergelijkend onderzoek naar innovatie- of verbeterprojecten op het gebied van leesonderwijs, adaptief onderwijs, sociaal functioneren en er worden positieve verbanden met leerlingfunctioneren vastgesteld. Wat betreft onderwijskwaliteit blijkt het aantal zeer zwakke scholen rond de 1,5 à 2 procent met 19% risicoscholen. Er is weinig onderzoek beschikbaar naar kenmerken van deze scholen en hoe scholen en besturen daarmee omgaan. Rond tweederde van de basisscholen stelt tekorten vast in de kennis of vaardigheden van hun leerlingen (vooral lezen, taal en rekenen). In een metastudie concludeert Scheerens (2008) dat effectieve leertijd, curriculumkwaliteit, resultaatgerichtheid en een ordelijk klimaat de belangrijkste voorspellers zijn van effectieve scholen.

De bevindingen van de review zijn voorgelegd aan een aantal experts en mede op basis van de discussie in de expertmeeting wordt een aantal aanbevelingen gedaan en geprioriteerd.
Aanbevelingen voor het beleid:

  1. Actuele ontwikkelingen zoals ‘evidence based onderwijs’ vragen om een goede coördinatie. Verricht onderzoek naar wie gebruik maakt van welke informatie(bronnen) en hoe.
  2. In lerarenopleidingen en bij de huidige leraren expliciet aandacht besteden aan evidence-based onderzoek. Bevorder een onderzoekende cultuur met kennisgemeenschappen van professioneel autonome leraren.
  3. Maak onderscheid in bewezen-effectief en veelbelovende programma’s.
  4. Specifiek aandacht voor getrouwheid van implementatie en de tussenstappen naar leerlingeffecten (vergelijking van implementatievarianten).
  5. Ontwikkel een BOPO-onderzoeksprogramma waarmee de vraag naar effectiviteit kan worden beantwoord: a) aandacht voor inhoudelijk (samenhangende) praktijkvriendelijke syntheses van onderzoek over praktijkgerichte programma’s en b) besteed consequent bijv. 2% van het budget voor innovaties aan evaluatieen experimenteel onderzoek.
  6. Leren van elkaar: experts moeten in andere organisatorische constructies samenwerken (vgl. onderwijsbewijs.nl).

Aanbevelingen voor de praktijk:

  1. Start met een innovatie of programma waarvan bekend is dat het werkt en probeer dat opnieuw in de eigen school uit.
  2. Investeer in leer- of verbeternetwerken, maar onder bepaalde condities
  3. Kies voor innovaties met innovatieve instructievormen, externe begeleiding, inzet van coaches, aandacht voor continue professionele ontwikkeling, meetbare doelen, begeleidend onderzoek en monitoring.
  4. Investeer in de ontwikkeling tot een professionele leergemeenschap.
  5. Reflectie op eigen handelen door inzet van professioneel autonome leerkrachten, bovenschools management en andere schoolleiders als ‘critical friend’.

Aanbevelingen voor onderzoek:

  1. BOPO-onderzoek meer aandacht voor: a) effecten ervan op het leerresultaten, gedrag en motivatie, b) evidence-based onderzoek, c) ontwikkelingsgericht onderzoek, d) de groep of klas als aangrijpingspunt, met specifieke aandacht voor de leerkracht en de leerling als respondent en e) terugkoppeling en relevant buitenlands effect onderzoek.
  2. Zorg voor een vertaalslag van onderzoeksresultaten in toegankelijke documenten (bijv. publieksversie).
  3. Onderzoek de relatie tussen kwaliteitszorg, schoolverbetering en onderwijskwaliteit en de effecten van een versoberd toezicht. Bovendien aandacht voor vormen van datafeedback bij de monitoring van zeer zwakke én risicoscholen. 4. Onderzoek nodig naar de effecten van ’bottum-up’ innovaties (bijv. ‘nieuw leren’).
  4. Onderzoek effecten van varianten van professionele ontwikkeling van leerkrachten in combinatie met netwerken (binnen versus buiten de school).
  5. Meer aandacht voor de rol van lectoren en praktijkgericht onderzoek is essentieel maar nog te weinig uitgekristalliseerd. Stel een bijzonder hoogleraar Duurzame Onderwijsinnovatie in. 

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Details van het onderzoek

  
NWO-projectnummer:  413-07-003
Titel onderzoeksproject:  Review Kwaliteitszorg, innovatie en schoolontwikkeling
Looptijd:01-01-2008 tot 02-03-2009

Projectleider(s)

Naam Instelling E-mail
Dr. R.H. Hofman Rijksuniversiteit Groningen r.h.hofman@rug.nl

Publicatie(s)

Relevante links(s)

[Bron: Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO)]



Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

Gerelateerd

Eric van 't Zelfde - De verdeling van onze onderwijskwaliteit
Eric van 't Zelfde - De verdeling van onze onderwijskwaliteit
redactie
Kim Spinder - Succesvolle innovatiestrategie in het onderwijs
Kim Spinder - Succesvolle innovatiestrategie in het onderwijs
redactie
Onderwijskwaliteit in een video van één minuut uitgelegd
Onderwijskwaliteit in een video van één minuut uitgelegd
redactie
Schoolontwikkeling in een video van één minuut uitgelegd
Schoolontwikkeling in een video van één minuut uitgelegd
redactie
Hoe kunnen organisaties spelend veranderen? Tjipcast 022
Hoe kunnen organisaties spelend veranderen? Tjipcast 022
redactie
Is het tijd voor een digitale revolutie in het beroepsonderwijs?
Is het tijd voor een digitale revolutie in het beroepsonderwijs?
redactie
Hoe kun je als professional regie nemen over innovatie? Tjipcast 037
Hoe kun je als professional regie nemen over innovatie? Tjipcast 037
redactie
Veranderen in organisaties: Klein maar fijn? Tjipcast 028
Veranderen in organisaties: Klein maar fijn? Tjipcast 028
redactie
Vaart maken in organisaties. Tjipcast 016
Vaart maken in organisaties. Tjipcast 016
redactie
Veranderen in organisaties: hoe hou je het simpel? Tjipcast 039
Veranderen in organisaties: hoe hou je het simpel? Tjipcast 039
redactie
[extra-breed-algemeen-kolom2]



innovleren
kwaliteitszorg
onderwijskwaliteit
schoolontwikkeling

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest