Intern sturen ≠ extern verantwoorden
Geplaatst op 1 juni 2015
Dit artikel is samen geschreven met Wijnand Gijzen
Om de resultaten van het Nederlandse onderwijs te verhogen is vanaf 2008 opbrengstgericht werken in zwang geraakt. Intern sturen scholen op hun leeropbrengsten en extern verantwoorden ze zich hierover. Op het schakelpunt van deze twee ‘dimensies’ van opbrengstgericht werken bevindt zich de schoolleider. Hij staat voor de uitdagende taak om opbrengstdata voor zijn team net zo betekenisvol te laten zijn als voor het schoolbestuur en de Inspectie van het Onderwijs.
Betekenisvol
Voor een leerkracht is het vooral van belang dat leeropbrengsten inzichtelijk en gebruiksvriendelijk zijn. Doordat Cito-toetsen geen gestandaardiseerde maat hanteren, is een vaardigheidsscore van een leerling soms lastig te interpreteren. Wat is de betekenis van de vaardigheidsscore 87? Zet dit eens af tegen een IQ-score. Dit getal is onafhankelijk van leeftijd en meetmoment en maakt onmiddellijk de positie van een leerling ten opzichte van andere leerlingen duidelijk. Dit komt, omdat in het IQ-getal het landelijk gemiddelde (van 100) al besloten ligt.
Datzelfde is het geval als een Cito-vaardigheidsscore wordt uitgedrukt in een niveauwaarde (zoals het LVS ParnasSys doet). Zo is een niveauwaarde van 3,0 altijd het gemiddelde op een schaal die loopt (in stappen van 0,1) van 0 tot 5. Met deze opbrengstmaat kan een leerkracht moeiteloos vergelijken of een leerling is gegroeid en wat zijn positie is ten opzichte van andere leerlingen in de groep en in Nederland. Een andere opbrengstmaat om makkelijk mee te vergelijken is de ontwikkelingsleeftijd (afkomstig uit een observatiesysteem). De keuze van de opbrengstmaat is dus van groot belang voor het onderwijskundige inzicht in de leeropbrengsten.
Intern sturen
Als de leeropbrengsten betekenisvol zijn, komt dat het proces van opbrengstgericht werken op schoolniveau ook ten goede.
Weliswaar is een Cito-vaardigheidsscore de meest betrouwbare opbrengstmaat, maar dat zegt niet dat deze maat intern ook gehanteerd moet worden. Een niveauwaarde, die een bewerking is van een vaardigheidsscore, of een (geobserveerde) ontwikkelingsleeftijd, zijn weliswaar minder betrouwbaar, maar leiden onmiskenbaar tot meer begrip bij de teamleden die dagelijks bezig zijn om leerprocessen bij leerlingen aan te sturen.
De richting die betekenisvolle opbrengstdata geeft aan onderwijskundige interventies is belangrijker dan de hoogste mate van betrouwbaarheid. Een gemiddelde vaardigheidsscore van 65 in een groep zegt een leerkracht en een schoolleider veel minder dan een gemiddelde niveauwaarde van 3,4 of een gemiddelde ontwikkelingsleeftijd van 6;6 jaar (aan het eind van groep 2).
Less is more
Intern draait het dus allemaal om een betekenisvolle opbrengstmaat. Wat hierbij nog meer helpt, is dat data zó wordt weergegeven dat het een leerkracht input geeft voor het dagelijks handelen. Hierbij geldt: ‘less is more’. Liever een eenvoudig, betekenisvol overzicht dan een ondoorzichtige brij aan data. Vaak worden de leeropbrengsten van een groep als een gemiddelde of als een procentuele verdeling van de leerlingen over de verschillende Citoniveaus weergegeven.
Deze twee manieren hebben een zwakke verbinding met het didactisch handelen. De didactische betekenis van opbrengstdata kan aanzienlijk worden versterkt als het principe van de middenmoot wordt toegepast. Door dit zichtbaar te maken (zie figuur 1), wordt het didactisch vertrekpunt van elke leerkracht (en van een school) expliciet gemaakt. Daarmee wordt ook duidelijk op welke onderwijsaanpak (basis, verrijkt of intensief) een interventie plaats moet vinden.
Extern verantwoorden
Voor de buitenwereld van een school is het van belang dat opbrengstdata vergelijkbaar is. Zowel de besturen als de Inspectie van het Onderwijs willen vaststellen of de leeropbrengsten in lijn liggen met de bestuurs- of landelijke normen. Niet zelden leidt deze vergelijking tot een oordeel over de onderwijskwaliteit. Het is dus van belang dat opbrengstdata zo betrouwbaar mogelijk is. Vanuit die gedachte is de keuze voor de gemiddelde vaardigheidsscore begrijpelijk.
Er is nog een tweede reden waarom bij externe verantwoording de betrouwbaarheid van de data belangrijk is. De onderwijsinspectie kijkt bij het beoordelen van de opbrengsten naar de Cito- Eindtoets, aangevuld met de tussentijdse toetsgegevens van groep 3 (technisch lezen), groep 4 (technisch lezen, rekenen, begrijpend lezen) en groep 6 (begrijpend lezen en rekenen). Door deze steekproef is de betrouwbaarheid van (deze beperkte dataset) van groter belang dan wanneer de opbrengsten van álle groepen zouden worden geanalyseerd.
Samengevat
Intern sturen is niet gelijk aan aan extern verantwoorden. Het is echter ook gelijk, want gaat het over het gebruik van dezelfde set opbrengstdata in twee ‘werelden’. Deze set wordt alleen anders gebruikt. Het is aan de schoolleider om dit goed te doorzien en hiertussen te schakelen. Dat betekent dat hij het interne proces van opbrengstgericht werken op een andere manier mag vormgeven dan de wijze waarop hij zich extern verantwoordt. Intern draait alles om de betekenisvolheid van data. Extern gaat het om de betrouwbaarheid. Schoolleiders die dit onderscheid maken, leggen niet alléén de verbinding tussen opbrengstdata en de praktijk van de leerkracht. Ze geven hiermee ook actief invulling aan hun rol van onderwijskundig leider. Gouda, 9 december 2014
afbeelding 1: het schooloverzicht
Het schooloverzicht heeft tot doel om in één keer zicht te krijgen op hoe de opbrengsten van de verschillende groepen én de schoolpopulatie zich verhouden tot de opbrengstambities van de school. Als basis voor de data in de afbeelding zijn de Cito-toetsen Rekenen & Wiskunde van de groepen 1 t/m 8 in januari 2014 verwerkt in de maat van de niveauwaarden. Telkens is de middelste 50% van de opbrengsten weergegeven (25% van de leerlingen scoort hoger, 25% van de leerlingen scoort lager). De lengte van elke balk geeft de spreiding van de middenmoot weer.
We zien achtereenvolgens op de horizontale lijn onderaan:
- De landelijke normen (groene balk)
- De opbrengstambities van de school + de gerealiseerde schoolopbrengsten (oranje balken)
- De groepsopbrengsten (blauwe balken)
De groene en oranje lijnen geven de begrenzingen aan van respectievelijk de landelijke normen en de ambitie schoolstandaarden. We zien achtereenvolgens:
- De onderste groene lijn: de landelijke voldoende norm, dat wat de 75% best presterende leerlingen bereikt (C-niveau of hoger, 2,0)
- De bovenste groene lijn: de landelijke gevorderde norm, dat wat de 25% best presterende leerlingen bereikt (A-niveau, 4,0)
- De onderste oranje lijn: de ambitie schoolstandaard voldoende, dat wat de school met de 75% best presterende leerlingen wil bereiken
- De bovenste oranje lijn: de ambitie schoolstandaard gevorderd, dat wat de school met de 25% best presterende leerlingen wil bereiken
In het artikel ‘van brij naar betekenis’ (van Hasselt, juni 2014) wordt beschreven hoe op schoolniveau op basis van bestaande data een simpel en betekenisvol overzicht kan worden gemaakt. Dit overzicht is het vertrekpunt in de schoolbespreking over het school- en groepsbeleid dat nodig is om de opbrengstambities te bereiken. Hiermee wordt het schooloverzicht de ruggengraat van het opbrengstgericht werken binnen de school. U kunt het gehele artikel hier downloaden: van brij naar betekenis.
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!
Gerelateerd
Medilex Onderwijs
Wij-leren.nl Academie