Optimaal feiten leren met ict

  Geplaatst op 1 juni 2016

Auteurs: Hedderik van Rijn, Menno Nijboer

Feitjes leer je het beste als je ze geregeld herhaalt en overhoord wordt door iemand die inspeelt op wat je al wel en nog niet kent. Deze vorm van maatwerk kan nu ook door de computer geleverd worden, dankzij programma’s die gebaseerd zijn op modellen van het menselijk geheugen. Resultaat: indrukwekkend verbeterde leerprestaties.

Feitenkennis

Zonder kennis van het Duitse vocabulaire is het onmogelijk om de schoonheid van Rilke’s gedichten te waarderen, zonder kennis van de jaartallen van belangrijke gebeurtenissen vallen veel geschiedkundige trends niet te verklaren, en zonder de namen van hoofdsteden te kennen zijn stukken uit een kwaliteitskrant vaak niet te plaatsen.

Hoewel het voor veel scholieren geen populair deel van het onderwijs is, zal het leren van een basishoeveelheid feitenkennis noodzakelijk blijven wat vaak neerkomt op domweg stampen. “Stampen” bestaat uit het zo vaak mogelijk herhalen van de leerstof, vaak op de laatste dag voor een toets, of zelfs in de uren voorafgaand aan een toets.

Vaak is dit niet veel meer dan het herhaald overlezen van rijtjes met te leren woorden. Het is echter al meer dan een eeuw bekend dat deze methode op langere termijn erg inefficiënt is: op het moment van de toets is de kennis misschien nog wel bekend, maar al snel daarna is de geleerde materie vergeten (Ebbinghaus, 1885).

Het spreidingseffect en het overhooreffect

Eén van de redenen waarom overlezen zo weinig effectief is, is dat informatie die je passief tot je hebt genomen minder goed beklijft dan informatie die je actief hebt opgehaald. Dit zogenoemde overhooreffect wordt veroorzaakt door de betere verbindingen die in het geheugen worden aangemaakt bij actief ophalen. Hierdoor is een overhoring als leermethode een veel betere voorbereiding op een latere toets dan het overlezen van de lesstof.

Een ander effect dat het beklijven van kennis positief beïnvloedt is het spreidingseffect. Zoals veel mensen uit ervaring weten, is het beter om het leren over een aantal dagen te verdelen, dan alles in de avond voor een toets te persen. Maar zelfs binnen één enkele leersessie geldt dit leereffect: het is beter om een feitje met geruime tussenposes te leren, dan hetzelfde feitje meerdere keren achter elkaar te onthouden.

Als leerlingen elkaar helpen bij het leren van feitenkennis, of ouders hun kinderen helpen, gebeurt dit vaak in de vorm van overhoren. Misschien zonder dat de leerling het beseft leidt het overhoren, vanwege het overhooreffect, tot het beter onthouden van de kennis.

Daarnaast zal een goede overhoorder impliciet het spreidingseffect meenemen: een feitje dat de leerling direct weet, zal de overhoorder niet snel nog een keer vragen, maar een feitje dat met veel horten en stoten wordt geproduceerd, zal hij veel sneller laten terugkomen. Hiermee voldoet een goede overhoorder dus aan de twee belangrijkste criteria voor het succesvol leren van feitenkennis: het spreidingseffect en het overhooreffect.

Het zal echter duidelijk zijn dat deze methode alleen werkt als de volgorde waarin de feitjes worden aangeboden als maatwerk is aangepast aan de leerling. Dit is dan ook één van de redenen waarom het lastig is om deze principes te gebruiken als er geen overhoorder in de buurt is. En dat is dan weer een reden waarom deze principes niet vaker in het onderwijs worden gebruikt (Pashler et al., 2007).

Feitenleer-methodes

Om het spreidingseffect en het overhooreffect toch te kunnen gebruiken, zijn er over de jaren heen verschillende systemen ontwikkeld, zoals het Leitner-systeem en de Pimsleur-methode. In de Pimsleur-methode wordt de informatie met steeds grotere intervallen herhaald. Deze methode voldoet hiermee aan het spreidingseffect en aan het overhooreffect. Echter, het interval tussen de herhalingen wordt niet aangepast op de individuele leerder – het systeem levert confectie waarbij het uitgaat van de gemiddelde leerling.

Waar de Pimsleur-methode voor iedereen hetzelfde is, is het Leitner-systeem volledig gestuurd door de antwoorden van de leerder. Hoewel deze methode aan de meeste criteria voor het optimaal leren van feiten voldoet, is het een methode die niet goed om kan gaan met “twijfelachtige” antwoorden, want wat als een leerder het antwoord wel weet, maar pas na 5 minuten nadenken?

Geheugenmodellen

Gelukkig kunnen moderne theorieën over het menselijk geheugen ons helpen om maatwerk te leveren voor het optimaal leren van feitjes (Pavlik & Anderson, 2005; Taatgen, 2009). Volgens deze theorieën kan het kennisniveau van ieder feitje worden uitgedrukt als een getal dat aangeeft hoe “actief” dat feitje in ons geheugen is.

Bepalend zijn het aantal eerdere oefeningen en de data/tijdstippen waarop het feitje precies is geoefend. Figuur 1 laat twee verschillende situaties zien: de blauwe, doorgetrokken lijn geeft de activatie aan van een “gestampt” feitje dat vier keer kort achter elkaar is geoefend, de rode, gestippelde lijn representeert een feitje dat even vaak maar meer gespreid is aangeboden.

De pieken die in de lijnen te zien zijn, geven de momenten aan waarop het feitje is geoefend. Zoals te zien is in deze grafiek, zakt de activatie na een oefening heel snel weg, maar neemt dit verval met de tijd af. Vanuit het oogpunt van het leren van feiten is de interessantste observatie dat vlak na de laatste aanbieding het “gestampte” feitje actiever is, maar dat dit feitje ook sneller weg zakt, waardoor het gespreid aangeboden feitje uiteindelijk tot een hoger kennisniveau zal leiden.

De verklaring hiervoor is dat de snelheid van het verval van een feitje afhankelijk is van hoe actief het feitje was toen het opnieuw werd aangeboden. Tijdens gespreid aanbieden zal de activatie bij nieuwe aanbiedingen lager zijn, en dus het verval ook kleiner. Hierdoor zorgt gespreid aanbieden tot het beter beklijven van kennis.

 

Figuur 1. Door meer gespreid leren (de rode, gestippelde lijn) zal de uiteindelijke beheersing van een feitje beter zijn dan bij het kort achter elkaar herhalen van een feitje.

Het model dat is afgebeeld in figuur 1 gaat uit van een geïdealiseerde situatie waarin alle feitjes even snel wegzakken. Een meer realistische situatie is afgebeeld in figuur 2, waarbij één feitje makkelijk is (de blauwe lijn), en één feitje moeilijk (de rode, gestippelde lijn). Zoals in deze figuur te zien is, zal het moeilijke feitje zes keer moeten worden herhaald om op een gelijk niveau uit te komen als het makkelijke feitje. Dit fenomeen is precies waarom menselijke overhoorders zo effectief zijn – die kunnen hier zonder moeite op inspelen.

Figuur 2. Door individuele verschillen kan een makkelijk feitje (de blauwe lijn) met maar twee leermomenten uiteindelijk even goed beheerst worden als een moeilijker feitje (de rode, gestippelde lijn) waarvoor zes leermomenten nodig waren.

Volgens dit type geheugenmodellen is de activatie van een feitje direct gekoppeld aan de tijd die het kost om dat feitje op te halen: een feitje dat heel laag actief is, zal moeilijker op te halen zijn waardoor dit proces langer zal duren, als het feitje al niet vergeten is. Daarom kan de tijd die het kost om een antwoord te geven gebruikt worden om in te schatten hoe goed iemand een bepaald feit kent.

Op basis daarvan kan de interne activatie worden aangepast zodat het model het onderscheid leert tussen makkelijke en moeilijke feitjes. Daarna kan het model worden gebruikt om te voorspellen hoe de beheersing van deze feitjes zal wegzakken na verloop van tijd.

Ict-ondersteund leren van feiten

Het idee dat hierboven wordt beschreven kan worden toegepast in een systeem dat geoptimaliseerd leren van feitenkennis mogelijk maakt. Dit systeem bevat een computersimulatie van hoe het menselijk geheugen werkt en kan op ieder moment een inschatting geven van hoe goed ieder feitje beheerst wordt. In dit systeem wordt dat feitje aangeboden dat op dat moment een lage activatie heeft.

Herhaling voorkomt dat deze feitjes vergeten worden en omdat de activatie laag is, zal de herhaling veel effect hebben. Op deze manier implementeert het systeem op een vloeiende manier de spreidings- en overhoorprincipes: feitjes die moeilijk zijn zakken snel weg, en worden dus snel herhaald. Feitjes die echter makkelijk zijn, worden snel beantwoord, en daardoor zullen ze minder vaak worden herhaald.

Gedurende de afgelopen jaren hebben studenten van de Rijksuniversiteit Groningen dit systeem geïmplementeerd en uitgebreid getest op middelbare scholen en in de eerste jaren van universitaire opleidingen. In vergelijkingen met gewoon “stampen” of met verschillende vormen van “verbeterd stampen” levert deze geoptimaliseerde methode verbeteringen op die meer dan één rapportcijferpunt kunnen zijn (Van Rijn, 2010).

Deze methode is verbeterd en getest in het Kennisnetproject SlimStampen, in NT2-lessen (Nederlands als Tweede Taal). SlimStampen bleek een ideaal systeem te zijn in deze lessen: doordat het systeem zich automatisch aanpast aan het niveau van de leerling, kon het zowel nuttig worden gebruikt voor leerlingen met een zeer beperkte taal-achtergrond, als voor leerlingen die een academische opleiding hadden afgerond. Door de aanpassingen op individueel niveau, bleek deze geoptimaliseerde leermethode ook zeer motiverend te werken.

Referenties

  • Ebbinghaus, H. (1885). Memory: A contribution to experimental psychology. Teachers College, Columbia University, vertaald door Henry A. Ruger en Clara E. Bussenius (1913). Beschikbaar op: http://psychclassics.yorku.ca/Ebbinghaus/index.htm.
  • Pashler, H., Bain, P., Bottge, B. , Graesser, A., Koedinger, K., McDaniel, M. & Metcalfe, J. (2007). Organizing Instruction and Study to Improve Student Learning (NCER 2007-2004). Washington, DC: National Center for Education Research, Institute of Education Sciences, U.S. Department of Education.
  • Pavlik, P.I., & Anderson, J.R. (2005). Practice and forgetting effects on vocabulary memory: An activation-based model of the spacing effect. Cognitive Science, 29(4), 559-86.
  • Rijn, H. van (2010) SlimStampen. Optimaal leren door kalibratie op kennis en vaardigheid.http://onderzoek.kennisnet.nl/onderzoeken-totaal/slimstampen.
  • Taatgen, N.A. (2009). Kennisopslag, vergeten en geheugen. In R. Klarus & R.J. Simons (Red.), Wat is goed onderwijs? Bijdragen uit de psychologie (pp. 33-46). Den Haag: Lemma.

Wat we weten over feiten leren met ict

  • Om zo optimaal mogelijk feiten te leren moet het leerschema worden aangepast aan de kennis en kunde van de individuele leerling. Daarnaast moet rekening worden gehouden met spreidingseffecten (leren met tussenpozen) en met het overhooreffect (actief ophalen van de feiten middels een overhoring zorgt voor betere verbindingen in het geheugen).
  • Deze vorm van maatwerk kan nu ook door de computer geleverd worden, dankzij programma’s die gebaseerd zijn op modellen van het menselijk geheugen.
  • Door de adaptiviteit van deze computermodellen krijgt iedere leerling een op zijn of haar leercapaciteiten aangepast leerprogramma. Hierdoor zijn de leeropbrengsten duidelijk hoger, evenals de motivatie van de leerder.

Bron: Kennisnet

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

Waarom leren leerlingen meer van animaties met pauzes?.
redactie
Weinig ICT-gebruik
Leraren benutten specifieke mogelijkheden ICT nauwelijks
Annemieke Top
Schermen-schermtijd verminderen
Meer of minder schermen op school?
Ruben du Burck
Digitale dementie
Digitale dementie - Manfred Spitzer
Machiel Karels
Ontketen het brein van je kind
Ontketen het brein van je kind
Marleen Legemaat
Ontketen het brein van je kind
Ontketen het brein van je kind
Marleen Legemaat
Digitale media en kinderhersenen
Digitale media en kinderhersenen
Ewald Vervaet


Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

[extra-breed-algemeen-kolom2]



 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest