Wat is het effect van de vroege doorstroom door de 1 januari grens van leerlingen naar groep 3 voor hun schoolloopbaan?

Geplaatst op 14 december 2016

Samenvatting

Leerlingen die een verlengde kleuterbouw doorlopen, behalen in groep 4 hogere scores op reken- en taaltoetsen dan leerlingen die (versneld) doorstromen naar groep 3. Op de korte termijn heeft versneld doorstromen naar groep 3 dus gemiddeld genomen een negatief effect. Echter, later in de schoolloopbaan (in groep 6 en 8) verdwijnt dit verschil. Deze resultaten sluiten aan bij meer algemeen onderzoek naar zittenblijven, waaruit blijkt dat positieve effecten zich alleen op korte termijn voordoen en niet op de langere termijn.

Tot 1985 gold 1 oktober als grens waarop kleuters wel of niet mochten doorstromen naar de eerste klas van de lagere school (groep 3 in het basisonderwijs). Sinds de invoering van het basisonderwijs is die datum geen formeel criterium meer bij de beslissing over de overgang naar de volgende groep.

In de praktijk houden veel scholen nog 1 oktober als grens aan. Vaak gaan daar de leerlingen die geboren zijn tussen 1 oktober en 31 december (de zogenoemde herfstkinderen) na tweeënhalf jaar naar groep 3 (verlengde kleuterbouw). Andere scholen houden de grens van 31 december aan. Daar stroomt een deel van deze herfstkinderen al na ruim anderhalf jaar door naar groep 3 (versnelde doorstroom). Er zijn ook andere kinderen, niet geboren tussen 1 oktober en 31 december, die een extra jaar in groep 2 blijven als de leerkracht hen nog niet rijp vindt voor groep 3.

Kleuterbouwverlenging, als kinderen dus 2,5 jaar over groep 1 en 2 doen, wordt ook als een vorm van zittenblijven beschouwd. Over het nut en effect van zittenblijven in het algemeen bestaan zeer grote twijfels – zie ook een eerdere vraag aan de Kennisrotonde. Voor de goede orde: deze uitkomsten gelden dus voor de groep zittenblijvers als geheel, ook voor de leerlingen die in groep 3 tot en met 8 blijven zitten.

Taal en rekenen

Specifiek naar kleuterbouwverlenging is minder onderzoek gedaan. Het is een fenomeen dat in veel andere landen ook niet bestaat. Onderzoek dat wel is gedaan naar kleuterbouwverlenging wijst uit dat niet alleen herfstkinderen maar ook kinderen van laag opgeleide ouders, jongens en vooral allochtone leerlingen relatief vaak tot de groep kleuterbouwverlengers horen. Daarnaast blijkt dat deze leerlingen vóór de eventuele overgang naar groep 3 lager op taal en rekenen scoren dan leerlingen die naar groep 3 doorstromen. En de kleuterbouwverlengers scoren slechter op andere aspecten: een minder positieve werkhouding, grotere afhankelijkheid van leerkracht, sterkere mate van onderpresteren volgens de leerkracht en ze zijn vaker een zorgleerling.

Herfstkinderen

In de groep met kleuterbouwverlenging is de verwijzing naar speciaal onderwijs beduidend hoger. Kleuterbouwverlengers blijven daarentegen in de rest van de groepen minder vaak zitten dan de doorstromers. Let wel, het gaat hier steeds om de resultaten van alle kleuterbouwverlengers, dus ook de niet-herfstkinderen die in groep 2 blijven zitten.

Specifiek naar de herfstkinderen die in de kleuterbouw zijn blijven zitten, is nog minder onderzoek gedaan. Uit de enige empirische studie hierover blijkt dat in groep 4 de toetsscores op taal en rekenen voor kleuterbouwverlengers hoger dan verwacht liggen op basis van hun aanvangsscores. Ze doen het dus relatief beter dan vergelijkbare leerlingen die versneld zijn doorgestroomd.

Echter in groep 6 en 8 is dit positieve verschil voor de kleuterbouwverlengers verdwenen. Kleuterbouwverlengers komen bij de verschillende toetsen ongeveer uit op de scores die op basis van hun geschatte aanvangsscores mochten worden verwacht. De conclusie is dus dat herfstkinderen gemiddeld genomen geen profijt lijken te hebben wanneer ze verlengen in de kleuterbouw. Evenmin profiteren ze van versneld doorstromen naar groep 3.

Uitgebreide beantwoording

Opgesteld door: Sjerp van der Ploeg
Vraagsteller: lid schoolbestuur primair onderwijs

Vraag

Wat is het effect van het vroege doorstromen van leerlingen naar groep 3 door de 1 januari grens (i.p.v. 1 oktober) voor de toekomstige schoolloopbaan (PO en VO) van deze jonge leerlingen?

Kort antwoord

Leerlingen die een verlengde kleuterbouw doorlopen, behalen in groep 4 hogere toetsscores op reken- en taaltoetsen dan qua aanvangsniveau vergelijkbare leerlingen die (versneld) doorstromen naar groep 3. Op de korte termijn heeft versneld doorstromen naar groep 3 dus gemiddeld genomen een negatief effect Echter, later in de schoolloopbaan (in groep 6 en 8) verdwijnt dit verschil. Leerlingen die versneld doorstromen, behalen op de wat langere termijn dus gemiddeld genomen dezelfde toetsscores voor rekenen en taal als qua aanvangsniveau vergelijkbare leerlingen die de verlengde kleuterbouw hebben doorlopen. Deze resultaten sluiten aan bij meer algemeen onderzoek naar zittenblijven waaruit blijkt dat positieve effecten zich alleen op korte termijn voordoen en niet op de langere termijn.

Toelichting antwoord

Tot 1985 gold 1 oktober als grens waarop kleuters wel of niet mochten doorstromen naar de eerste klas van de lagere school (groep 3 in het basisonderwijs). Sinds de invoering van het basisonderwijs is die datum geen formeel criterium meer bij het beslissen over de overgang naar de volgende groep.

Conform de Wet op het Primair Onderwijs moet een kind de basisschool in acht jaar kunnen doorlopen en moet een langer of korter verblijf in een kleutergroep gebaseerd zijn op de voortgang in de ontwikkeling van dat individuele kind. De Inspectie van het Onderwijs houdt daar toezicht op.

In de praktijk houden veel scholen nog 1 oktober als grens aan. Vaak gaan daar de leerlingen die geboren zijn tussen 1 oktober en 31 december (de zogenaamde herfstkinderen) en die voor het eerst naar school gaan wanneer ze vier jaar worden, na tweeënhalf jaar naar groep 3 (verlengde kleuterbouw). Op andere scholen stroomt een deel van deze kinderen al na ruim anderhalf jaar door naar groep 3 (versnelde doorstroom). De vraag is wat de effecten zijn van deze versnelde doorstroom voor herfstkinderen ten opzichte van verlengde kleuterbouw op de onderwijsloopbaan van deze kinderen.

Wanneer herfstkinderen tweeëneenhalf jaar over groep 1 en 2 doen duiden we dat dus ook aan met kleuterbouwverlenging. Kleuterbouwverlening wordt vervolgens ook weer als een vorm van zittenblijven beschouwd. Wanneer we de wetenschappelijke literatuur bekijken is het zaak de diverse begrippen nauwkeurig te onderscheiden. In feite gaat het om drie deelverzamelingen van leerlingen.

Leerlingen kunnen in de hele basisschoolperiode blijven zitten. Ze doen dan een schooljaar over. Als leerlingen in kleuterbouw ‘blijven zitten’ wordt dat aangeduid met kleuterbouwverlening. Er zijn meer kleuterbouwverlengers dan alleen de herfstkinderen. Ook andere leerlingen in groep 2 (die dus voor 1 oktober of na 1 januari zijn geboren) waarover de leerkracht van mening is dat die nog niet rijp zijn voor de overstap naar groep 3, kunnen nog een extra jaar in groep 2 blijven. En niet alle herfstkinderen (dus tussen 1 oktober en 1 januari geboren) zijn kleuterbouwverlengers. Sommigen van hen stromen reeds na anderhalf jaar door naar groep 3. Het ‘bijzondere’ aan herfstkinderen is vooral dat er geen regulier of standaardsysteem voor doorstroom is waardoor gesproken kan worden van versnelling of vertraging. Kleuterbouwverlenging en versnelde doorstroom zijn bij hen dus keerzijden van dezelfde medaille.

Kleuterbouwverlenging wordt in het algemeen dus gezien als een vorm van zittenblijven. Over het nut en effect van zittenblijven in het algemeen bestaan zeer grote twijfels. In een eerdere recente beantwoorde vraag voor de kennisrotonde, waar de resultaten van diverse recente (internationale en nationale) onderzoeken zijn samengevat, wordt dat als volgt verwoord: “Zittenblijven in het primair onderwijs heeft in het algemeen geen positief effect op de (cognitieve) leerprestaties, ook niet op langere termijn. Onderzoek naar de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen laat zowel positieve als negatieve gevolgen zien. De gevonden positieve gevolgen op korte termijn zijn op langere termijn weer verdwenen. Het versnellen van (hoog)begaafde leerlingen lijkt een positief effect te hebben op de cognitieve ontwikkeling, ook op langere termijn. Er zijn geen significant negatieve effecten op de sociaal-emotionele ontwikkeling gevonden.”. Voor de goede orde: deze uitkomsten gelden dus voor groep zittenblijvers als geheel, ook voor de leerlingen die in groep 3 tot en met 8 blijven zitten.

Specifiek naar kleuterbouwverlenging is minder onderzoek gedaan. Het is een fenomeen dat in veel andere landen ook niet bestaat (Mulder, e.a. 2016). Uit specifiek onderzoek naar kleuterbouwverlening van Roeleveld en Van der Veen (2007) en Mulder e.a. (2016) blijkt dat niet alleen herfstkinderen maar ook allochtone leerlingen, kinderen van laag opgeleide ouders en jongens relatief vaak tot de groep kleuterbouwverlengers horen. Mulder e.a. rapporteren dat er vooral bij allochtone leerlingen substantieel vaker sprake is van kleuterbouwverlenging Daarnaast blijkt dat deze leerlingen vóór de eventuele overgang naar groep 3 lager op taal en rekenen scoren dan leerlingen die naar groep 3 doorstromen. Als laatste blijkt dat de kleuterbouwverlengers ook slechter scoren op andere aspecten: een minder positieve werkhouding, grotere afhankelijkheid van leerkracht, sterkere mate van onderpresteren volgens de leerkracht en vaker een zorgleerling.

Roeleveld en van der Veen (2007) hebben op basis van cohortanalyse verschillen tussen kleuterbouwverlengers en andere leerlingen in kaart gebracht,. Zij constateren dat in de groep met kleuterbouwverlenging de verwijzing naar speciaal onderwijs beduidend hoger is terwijl kleuterbouwverlengers in de rest van de groepen minder vaak blijven zitten dan de doorstromers. Let wel, het gaat hier steeds om de resultaten van alle kleuterbouwverlengers, dus ook de niet-herfstkinderen die in groep 2 blijven zitten.

Specifiek naar de herfstkinderen die in de kleuterbouw zijn blijven zitten, is nòg minder onderzoek gedaan. De enige empirische studie die op dit vraagstuk nog enig licht werpt, is het eerder genoemde en aangehaalde onderzoek van Roeleveld en Van der Veen (2007). Zij maken een vergelijking tussen kleuterbouwverlengers en doorstromers in groep 2 maar houden daarbij rekening met het verschil in achtergrondkenmerken en hun aanvangsniveau. Daarmee benaderen ze het mogelijke effect van de kleuterbouwverlenging (en het gespiegelde effect van versnelde doorstroom) voor de herfstkinderen eigenlijk het beste.

Daaruit blijkt dat in groep 4 de toetsscores op taal en rekenen voor kleuterbouwverlengers hoger dan verwacht liggen op basis van hun aanvangsscores. Ze doen het dus relatief beter dan vergelijkbare leerlingen die versneld zijn doorgestroomd. Echter in groep 6 en 8 is dit positieve verschil voor de kleuterbouwverlengers verdwenen. Kleuterbouwverlengers komen bij de verschillende toetsen ongeveer uit op de scores die op basis van hun geschatte aanvangsscores hadden mogen worden verwacht. De verlengde kleuterbouw blijkt dus geen bijdrage te leveren aan hogere toetsscores in groep 6 en 8. De conclusie is dus dat herfstkinderen gemiddeld genomen geen profijt lijken te hebben wanneer ze verlengen in de kleuterbouw en evenmin profijt lijken te hebben wanneer ze versneld doorstromen naar groep 3.

Geraadpleegde bronnen

  • Alten, D. van en C. Teurlings. 2016. Antwoord op vraag over effecten van zittenblijven en versnellen in het primair onderwijs. Den Haag: NRO Kennisrotonde. Verkregen 10 december 2016 via  https://www.nro.nl/wp-content/uploads/2016/10/095-Antwoordformulier-Zittenblijven-en-Versnellen.pdf
  • Driessen, G., B. Leest, L. Mulder, T. Paas en T. Verrijt. 2014. Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs:een probleem? Nijmegen: ITS.
  • Mulder, L., B. Leest, A. Veen, I. Bollen, J. Huizinga en G. Damstra. 2016. Doorstroom van kleuters Achtergrondrapportage bij de brochure voor scholen en besturen. Nijmegen/Amsterdam/Utrecht: ITS/Kohnstamm Instituut/Oberon
  • Paas, T., L. Mulder, L., en J Roeleveld. 2012. Zittenblijvers en verwezen leerlingen in het Cohortonderzoek COOL5-18. Nijmegen: ITS.
  • Roeleveld J., en  I. Veen, van der. 2007. Kleuterbouwverlenging in Nederland: omvang, kenmerken en effecten. Pedagogische Studiën, 84, 448-462.
  • Smeets, J., en W. Resing, W. 2013. Overgang van najaarsleerling naar groep 3 nader onderzocht. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 52 (9), 442-453.

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

E-learning module
Visie op het jonge kind
Visie op het jonge kind
Gratis online module over visie op het jonge kind
Wij-leren.nl Academie 
Passend Onderwijs
Meer inzicht in gedrag leerling met Aurecool.
Meer inzicht in gedrag leerling met Aurecool.
Aurecool ondersteunt jou bij begrijpen en bevorderen van de soc-emo ontwikkeling van elke leerling.
Aurecool 
Congres
Van groep 2 naar groep 3
Van groep 2 naar groep 3
Een warme overgang van speels naar schools leren
Medilex Onderwijs 
Meer inzicht in gedrag leerling met Aurecool.Klas overslaan
Klas overslaan / versnellen? Let op!
Teije de Vos
Klimroos leerlingvolgsysteem
Klimroos
Bertine van den Oever
Groep 3 Daltonproof
Groep 3 Daltonproof
Marleen Legemaat


Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

Animatie: Zittenblijven en versnellen
Animatie: Zittenblijven en versnellen
redactie
[extra-breed-algemeen-kolom2]



doubleren
jonge kind
kleuter
leerstofjaarklassensysteem

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest