Wat is het effect van een continurooster in het basisonderwijs op de leerresultaten en schoolwelbevinden van leerlingen?

Geplaatst op 3 augustus 2016

Samenvatting

Bij een continurooster blijven de leerlingen van de school verplicht tussen de middag over op school. Ondanks over het algemeen positieve oordelen van leraren en directie op scholen met een ‘5-gelijke-dagen-model’ (variant van continurooster) ontbreekt wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van een continurooster. Wel zijn er beperkte resultaten van onderzoek naar het bioritme van basisschoolkinderen in relatie tot hun functioneren en leerprestaties. Die suggereren dat de beste tijd om met meer aandacht en concentratie te werken tussen 10 en 12 uur en tussen 14 en 16.30 uur ligt. Een continurooster zou op basis hiervan dus slecht aansluiten bij het concentratievermogen van de leerlingen.

Bij een continurooster maakt de pauze tussen de middag deel uit van de schooltijd. Leerlingen eten kort op school met de leerkracht, waarna ze nog een kwartier tot half uur spelen. Het idee is dat de kortere onderbreking van het lesprogramma goed is voor het creëren van rust in de klas. Het opstartmoment na (een soms onrustige) lunch en lange pauze verdwijnt namelijk op deze manier. Kinderen blijven in het ritme en pakken het lesprogramma ’s middags makkelijker op.

Onderwijstijd

Van de leraren die werken op een ‘5-gelijke-dagen-model’-school (een variant van het continurooster), is tussen de 40 en de 50 procent van mening dat de effectieve onderwijstijd hierdoor is toegenomen. Van de onderwijspersoneelsleden meent 15 tot 20 procent dat de effectieve onderwijstijd juist is afgenomen. Ook het oordeel van de schooldirecties over het 5-gelijke-dagenmodel is positief. De invoering heeft volgens hen geleid tot meer rust in de school, meer tijd voor leerkrachten om na schooltijd op school nog dingen te doen, en meer duidelijkheid voor ouders en leerlingen (Paulussen-Hoogeboom en De Weerd, 2014).

Bioritme

Onderzoek waarin een directe koppeling is gelegd tussen het hanteren van een continurooster en de onderwijskwaliteit of leerprestaties, ontbreekt. Opvallend in dit verband zijn wel de volgende bevindingen. In hun internationale reviewstudie naar effecten van verschillende invullingen van de schooldag, de schoolweek en het schooljaar gaan Driessen, Claassen en Smit (2010) specifiek in op wat er bekend is over bioritme en dagarrangementen. Het weinige onderzoek op dit terrein laat zien dat de beste leertijd voor leerlingen om geconcentreerder te werken, ligt tussen 10 en 11.30 à 12 uur en tussen 14 en 16.30 uur. Dat zou betekenen dat een continurooster leerlingen op biologisch gezien ongunstige leertijden toch onderdelen van het lesprogramma aanbiedt. Op dat moment (tussen 12 en 14 uur) zou het juist beter zijn te ontspannen met rust, bewegen en recreatie. Daarna neemt het concentratievermogen van leerlingen weer toe.

Uitgebreide beantwoording

Opgesteld door: Sjerp van der Ploeg
Vraagsteller: Zorgcoördinator primair onderwijs

Vragen

Wat is het effect van een continurooster in het basisonderwijs op de leerresultaten en schoolwelbevinden van leerlingen? Hebben bepaalde typen leerlingen hier meer/minder voordeel bij dan andere leerlingen?

Wat is er bekend over de effecten op de leerresultaten en welbevinden van het gelijk trekken van lestijd in de bovenbouw en onderbouw in het basisonderwijs?

Context

De achtergrond van de eerste vraag is dat sinds 1 augustus 2007 (toen scholen de verplichting kregen om te zorgen voor de voor-, tussen- en naschoolse opvang) steeds meer basisscholen overstappen op een continurooster. Daarbij is de middagpauze korter dan normaal en blijven kinderen verplicht op school. De gedachte is dat dit positieve effecten heeft op de leerlingen omdat het meer duidelijkheid en rust creëert en leerlingen ’s middags snel het lesprogramma weer kunnen oppakken.

De vraag is in hoeverre deze vermeende voordelen en de effecten ervan ook empirisch onderbouwd kunnen worden. Pakt een kortere pauze positief uit voor de leerresultaten? En werkt het voor alle typen leerlingen positief uit?
De achtergrond van de tweede vraag is dat sinds de Wet flexibilisering schooltijden sinds 1 augustus 2006 van kracht is scholen zelf de lestijden mogen bepalen, zolang er maar 7520 lesuren (onderwijstijd) in acht jaar worden gegeven. Scholen lijken deze uren steeds gelijk over de onderbouw en bovenbouw te verdelen. Dat is anders dan voorheen toen de bovenbouw vaak meer uren les had dan de onderbouw. Dat roept de vraag op welke effecten er uitgaan van het gelijk trekken van lestijd. De vraag is of de totale lestijd nog net zo goed wordt besteed, als kleuters onder lestijd meer buitenspelen terwijl dit ten koste gaat van de uren die ze aan lesstof kunnen besteden in groep 6 of 7.

Korte antwoorden

Het continurooster wordt op steeds meer scholen ingevoerd, meestal vanuit het motief dat het goed is voor de leerlingen (betere dagindeling en effectieve besteding van de lestijd). Wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van een continurooster ten opzichte van het traditionele overblijfmodel ontbreekt evenwel. Wel suggereren beperkte onderzoeksresultaten naar het bioritme van basisschoolkinderen in relatie tot hun functioneren en leerprestaties dat de beste leertijd om met meer attentie en concentratie te werken tussen 10 en 12 uur en tussen 14 en 16.30 uur ligt. Een continurooster, waarin het lesprogramma juist tussen 12.00-14.00 uur zoveel mogelijk doorloopt, zou op basis hiervan dus slecht aansluiten bij het concentratievermogen van de leerlingen op basis van hun bioritme.

Over de mate waarin de onderwijstijd in de onderbouw en de bovenbouw in het basisonderwijs is gelijkgetrokken in de afgelopen jaren, zijn geen empirische gegevens gevonden. Evenmin is duidelijk met welke lesprogramma die extra uren in de onderbouw gevuld worden. Tevens ontbreken onderzoeksresultaten naar effecten van meer onderwijstijd in de onderbouw ten koste van uren in de bovenbouw van het basisonderwijs. Wel wijst de onderzoeksliteratuur In het algemeen aan dat de omvang van de leertijd (uren les) veel minder relevant is voor leerprestaties dan de leskwaliteit (een opbrengstgerichte en gestructureerde aanpak).

Toelichting antwoord

Continurooster

Bij een continurooster blijven de leerlingen van de school verplicht tussen de middag over op school. De pauze tussen de middag maakt deel uit van de schooltijd. Leerlingen eten kort op school met de leerkracht, waarna ze nog een kwartier tot half uur spelen. Dit laatste gebeurt bij toerbeurt door leerkrachten of vrijwilligers of pedagogisch medewerkers van de buitenschoolse opvang (bso). Het idee is dat de kortere onderbreking van het lesprogramma goed is voor het creëren van rust in de klas doordat het opstartmoment na (een soms onrustige) lunch en lange pauze op deze manier verdwijnt. Kinderen blijven in het ritme en pakken het lesprogramma ’s middags makkelijker op.

Over het aantal scholen dat van een continurooster gebruik maakt, is het een en ander bekend. Een meting onder basisscholen en besturen eind 2013 laat zien dat 15% een continurooster hanteert en 4% het zogenaamde ‘5-gelijke-dagenmodel’ dat nagenoeg altijd een continurooster impliceert (Witteman-Van Leeuwen en De Weerd, 2014). Dat komt dus in totaal neer op 19% basisscholen met een continurooster. Uit een recente enquête onder leraren in het basisonderwijs (Grinsven en Beliaeva,
2015) weten we dat 32% van de leraren in het basisonderwijs aangeeft dat in het schooljaar 2015-2016 op hun school een continurooster of het ‘5-gelijke-dagenmodel’ wordt gehanteerd. Hoewel beide onderzoeken een andere opzet kennen, lijkt op basis hiervan het continurooster aan een snelle opmars bezig.

Uit de eerste meting van de ‘Monitor Andere Schooltijden’ (Oberon, 2011) blijkt dat leerlinggebonden motieven de boventoon voeren bij de keus voor verandering van schooltijden (waaronder invoering van het continurooster). Scholen geven een betere dagindeling voor leerlingen en effectieve besteding van de lestijd als belangrijkste motieven aan (resp. door 62 en 51 procent genoemd). Daarnaast worden een betere dagindeling voor leerkrachten (door 44 procent), de organisatie van het overblijven (door 38 procent) en wensen van ouders (door 34 procent) als redenen opgegeven om andere schooltijden in te voeren. Het onderzoek van Van den Tillaart en De Weerd (2012) levert soortgelijke conclusies over de motieven van scholen om over te stappen naar het ´5-gelijke-dagen-model´. Een betere dagindeling voor leerlingen door minder versnippering en minder onrust, het oplossen van knelpunten in de tussenschoolse opvang, en effectieve besteding van lestijd hebben vooral een grote rol gespeeld in de keus voor het aangepaste model. Ook hier komen de wens van (toekomstige) ouders en betere dagindeling voor de leraren als aanvullende redenen naar voren.

Ondanks deze motieven van de scholen is er geen (wetenschappelijke) onderbouwing voor de veronderstellingen dat het continurooster bijdraagt aan een betere dagindeling voor leerlingen, dat het voor meer rust zorgt en dat het voor een effectievere besteding van lestijd zorgt.

Wat we wel weten is dat van de leraren, die werken op een ‘5-gelijke-dagen-model’-school, tussen de 40 en de 50 procent van mening is dat de effectieve onderwijstijd door het 5-gelijke-dagen-model is toegenomen. Het aandeel van de onderwijspersoneelsleden dat van mening is dat de effectieve onderwijstijd juist is afgenomen, bedraagt tussen de 15 en 20 procent. Ook het oordeel van de schooldirecties over het 5-gelijke-dagenmodel is positief. De invoering heeft volgens hen geleid tot: meer rust in de school, meer tijd voor leerkrachten om na schooltijd op school nog dingen te doen, en meer duidelijkheid voor ouders en leerlingen (Paulussen-Hoogeboom en De Weerd, 2014).

Onderzoek waarin een directie koppeling is gelegd tussen het hanteren van een continurooster en de onderwijskwaliteit of leerprestaties, ontbreekt. Opvallend in dit verband zijn wel de volgende bevindingen. In hun internationale reviewstudie naar effecten van verschillende invullingen van de schooldag, de schoolweek en het schooljaar gaan Driessen, Classen en Smit (2010) specifiek in op hetgeen er bekend is over bioritme en dagarrangementen. Ze constateren dat het weinige onderzoek op dit terrein laat zien dat de beste leertijd voor leerlingen om met meer concentratie te werken, ligt tussen 10 en 11.30 à 12 uur en tussen 14 en 16.30 uuri. Dat zou betekenen dat een continurooster leerlingen op biologisch gezien ongunstige leertijden toch onderdelen van het lesprogramma aanbiedt.

Op dat moment (tussen 12 en 14 uur) zou het juist beter zijn te ontspannen met rust, bewegen en recreatie. Juist daarna neemt het concentratievermogen van leerlingen weer toe.

Er zijn sporadisch scholen die rekening houden met het bioritme van leerlingen. De eerdere genoemde enquête onder leraren (Grinsven en Beliaeva, 2015) laat zien dat op minder dan 4 procent van de scholen waar zij werken het zogenaamde bio-ritme-model wordt aanhouden (van 10.00 tot 12.00 uur en van 14.30 tot 16.30 uur les, een lange middagpauze van 12.00 tot 14.30 uur met opvang op school, inclusief lunch en ontspanning, cultuur en sport). Vooral opvallend is dat de meeste ondervraagde leraren (ook die op scholen met andere modellen) het bio-rimte-model als beste voor de leerlingen bestempelen. Bijna één derde van de leraren denkt dat het bio-ritme model het beste is vanuit het belang van de leerlingen. Het continurooster scoort fors lager met 14 procent van de leraren die denkt dat dit het beste model is voor de leerlingen. Vervolgens blijkt dat dezelfde leraren het bio-ritme-model vanuit het belang van de andere groepen (leraren, ouders, directies) veelal als slechtste model bestempelen. Vanuit deze optiek is de invulling van de middagpauze in het basisonderwijs dus meer gebaseerd op belangen van andere betrokkenen dan op die van de leerling zelf.

Gelijk trekken onderwijstijd in onderbouw en bovenbouw

Sinds de Wet flexibilisering schooltijden van kracht is (1 augustus 2006) mogen scholen binnen de volgende kaders zelf hun lestijden bepalen: een kind op de basisschool moet in de eerste 4 schooljaren (onderbouw): minimaal 3.520 uur les krijgen en in de laatste 4 schooljaren (bovenbouw) 3.760 uur. Over 8 schooljaren moet het minimaal 7.520 uur bedragen. Dat betekent dat scholen nog 240 uur naar eigen inzicht kunnen verdelen over de onderbouw en de bovenbouw.

Voor invoering van deze Wet flexibilisering schooltijden had de bovenbouw vaak meer uren dan de onderbouw. In de regel ging dat om 1000 uur per schooljaar in de bovenbouw, tegenover 880 uur in de onderbouw. Er zijn signalen dat scholen de uren steeds meer gelijk over de onderbouw en bovenbouw verdelen, dus in alle leerjaren ongeveer 940 uur. Het is niet duidelijk wat het eventuele effect is van het gelijk trekken van lestijd in onderbouw en bovenbouw. De vraag is bijvoorbeeld of de totale lestijd nog net zo goed wordt besteed, als kleuters onder lestijd meer buitenspelen terwijl dit ten koste gaat van de uren die ze aan lesstof kunnen besteden in groep 6 of 7.

Er is voor zover bekend geen onderzoek gedaan naar de mate waarin scholen de onderwijstijd in onderbouw en bovenbouw gelijktrekken. Ook is niet bekend met welk lesprogramma die eventuele extra uren dan worden gevuld. In meer algemene zin lijkt het aanbieden van meer of minder uren niet van doorslaggevende betekenis voor de leerprestaties van leerlingen. Uit een recente overzichtsstudie naar de effecten van onderwijstijd (Scheerens, 2013) blijkt dat voldoende onderwijstijd een
basisvoorwaarde is voor leren. Tegelijkertijd leidt uitbreiding van de officiële lestijd op school, meer huiswerk, en extra tijd buiten de schooluren niet ‘automatisch’ tot betere onderwijsprestaties. De positieve effecten van meer onderwijstijd blijken bijzonder klein. In de studie zijn de uitkomsten van een groot aantal internationale onderzoeken naar leertijd en onderwijsprestaties geanalyseerd. Waar in eerder onderzoek doorgaans kleine positief effecten werden gevonden, levert een meta-analyse nog aanmerkelijk kleinere effectgroottes op. Niet de onderwijstijd maar de kwaliteit van het onderwijs dat wordt gegeven in die tijd bepaalt de effectiviteit ervan in termen van leerprestaties.

Geraadpleegde bronnen

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

Congres
Concentratie in de klas in vo en mbo
Concentratie in de klas in vo en mbo
Inzicht en handvatten om de focus van je leerlingen te verbeteren
Medilex Onderwijs 
Webinar
Executieve functies een nieuwe hype?
Executieve functies een nieuwe hype?
Webinar met Emiel van Doorn
Wij-leren.nl Academie 
Aan de slag met flexibele schooltijden
Anders organiseren met flexibele schooltijden: Ander onderwijs of onderwijs anders organiseren?
Lidwien Kok


Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

[extra-breed-algemeen-kolom2]



concentratie
concentratieproblemen
continurooster

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest