Zijn leerlingen die op jongere leeftijd naar speciaal basisonderwijs (sbao) of speciaal onderwijs (so) worden verwezen succesvoller dan leerlingen die later zijn verwezen?

Geplaatst op 18 april 2016

Samenvatting

Leer- of gedragsproblemen vroegtijdig onderkennen, is in het voordeel van leerlingen, zo blijkt uit verscheidene onderzoeken. Hoe eerder de problemen worden gesignaleerd, des te eerder kan worden begonnen met interventies. Dit geldt voor zowel leer- als gedragsproblemen. Dit wil niet zeggen dat deze behandeling het beste kan plaatsvinden in het speciaal basisonderwijs (sbao) of speciaal onderwijs (so). Voor hun leerresultaten zijn veel leerlingen er juist bij gebaat om in het reguliere onderwijs te blijven. Keerzijde is dat het reguliere onderwijs het zelfvertrouwen en de motivatie van sommige leerlingen geen goed doet.

Vroege signalering en snelle interventies bieden betere kansen op een gunstige ontwikkeling van kinderen, blijkt uit diverse onderzoeken. Internationaal onderzoek wijst uit dat vroegtijdige interventies bij leer- en gedragsproblemen een positieve invloed hebben op het gedrag van het kind en, op de langere termijn, op de schoolloopbaan en de socio-economische status. Vooral interventies binnen het onderwijs zijn effectief. Leerproblemen die op school zijn geconstateerd, kunnen daar het beste worden behandeld, niet in een aparte behandelsetting.

Bij problemen op het gebied van lichamelijke, psychische of sociale ontwikkeling, kan vroeg ingrijpen erger voorkomen. Ook Nederlands onderzoek wijst daarop. Een effectieve aanpak bestaat uit een combinatie van goed klassenmanagement, positieve gedragsinterventies en gedragsondersteuning.

Vroegtijdige onderkenning en behandeling betekent niet dat kinderen daarvoor naar het sbao of so moeten. Behandelingen kunnen ook worden uitgevoerd in een reguliere setting, maar vragen dan wel om extra professionaliteit en een intensievere aanpak.

Speciaal of regulier onderwijs

Zijn kinderen met een specifieke ondersteuningsbehoefte beter af in het reguliere basisonderwijs, het sbao of het so? Voor hun leerprestaties lijken ze beter af te zijn in het reguliere onderwijs. Risicoleerlingen in het sbao ontwikkelen zich wat betreft hun taal- en rekenprestaties gemiddeld minder gunstig. Ook leerlingen met een indicatie voor speciaal onderwijs zijn vaak beter af in het reguliere onderwijs. Kinderen met een indicatie voor cluster 4 die naar het so gaan, hebben een grotere achterstand op de gebieden technisch en begrijpend lezen, spelling en rekenen-wiskunde, dan vergelijkbare leerlingen in het reguliere onderwijs.

Hoger prestatieniveau

Hoe kunnen we verklaren dat veel leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften (toch) beter af zijn in het reguliere onderwijs? Ten eerste is het gemiddelde prestatieniveau in het reguliere onderwijs hoger en kunnen deze leerlingen zich optrekken aan de anderen. Voor zover bekend gaat dit niet ten koste van de beter presterende leerlingen.

Een andere verklaring is dat de kwaliteit van het sbao en het so de afgelopen jaren te wensen overliet. De Inspectie van het Onderwijs heeft dit in het verleden geconstateerd. Recent meldde de Inspectie dat de kwaliteit sterk is verbeterd in het sbao (2013) en so (2013, 2014).

Zelfvertrouwen en motivatie

Kinderen met een cognitieve beperking vergelijken zichzelf met hun klasgenoten zonder beperkingen. Op grond daarvan kunnen ze negatieve denkbeelden ontwikkelen over zichzelf (Smeets e.a., 2007).
Niet bij alle leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften neemt hun zelfvertrouwen en motivatie af. Voor kinderen met een licht verstandelijke handicap is op psychosociaal gebied na vier jaar geen verschil tussen leerlingen in het speciaal onderwijs en in het reguliere onderwijs (Peetsma e.a., 2001).

De verklaring hiervoor is dat deze kinderen hun prestaties niet vergelijken met hun klasgenoten; ze beseffen dat ze ‘anders’ zijn. Dit geldt niet voor kinderen met specifieke leerstoornissen of gedragsmoeilijkheden. Zij hebben een gemiddelde intelligentie en zien de ‘gemiddelde’ basisschoolleerling dus wel als referentiegroep. Dat die vergelijking voor hen niet gunstig is, lijkt nadelig te zijn voor hun psychosociale ontwikkeling (Peetsma e.a., 2001).

Terug verwijzen

Het idee van vroegtijdige verwijzing naar het sbao of so is dat er uiteindelijk meer leerlingen teruggaan naar het regulier onderwijs. Maar of dat gebeurt is niet bekend. Wel weten we dat het percentage terugverwijzingen over de gehele linie gering is. Vanuit het sbao stromen de meeste leerlingen door naar lwoo of pro, vanuit het so naar een andere so/vso-school.

Uitgebreide beantwoording

Opgesteld door: Anne Luc van der Vegt
Vraagsteller: coördinator van een samenwerkingsverband passend onderwijs PO

Vraag

Is er een relatie tussen het moment van verwijzing naar speciaal basisonderwijs (sbao) of speciaal onderwijs (so) en succes in het vervolg van de schoolloopbaan?

Zijn leerlingen die op jongere leeftijd worden verwezen succesvoller dan leerlingen die op latere leeftijd verwezen zijn?

Antwoord

Het wetenschappelijke debat over de voor- en nadelen van vroegtijdige verwijzing naar het speciaal onderwijs word al langer dan een halve eeuw gevoerd. Al in de jaren vijftig benadrukten sommige experts het belang van vroegtijdige onderkenning van leerproblemen en vroegtijdige verwijzing naar speciaal onderwijs. Anderen wezen erop dat ‘trage’ leerlingen juist gebaat zijn om niet te snel te worden verwezen. Dat geeft hen de gelegenheid om de achterstand nog in te halen (Van Bemmelen, 1959).

Hoewel er verscheidene onderzoeken zijn waarbij de ontwikkeling van leerlingen in basisonderwijs, sbao en so met elkaar wordt vergeleken, is er geen onderzoek bekend dat rechtstreeks antwoord geeft op de gestelde vraag.
We bespreken daarom achtereenvolgens verschillende aspecten van de vraag, en bekijken vervolgens of we op basis daarvan een conclusie kunnen trekken. We onderscheiden de volgende deelvragen:

  1. Wat zijn de voor- en nadelen van vroegtijdige signalering van specifieke ondersteuningsbehoefte?
  2. Welke verschillen zien we tussen leerlingen in het regulier basisonderwijs, sbao en so wat betreft: a) leerprestaties, b) sociaal-emotionele ontwikkeling, c) schoolloopbaan.

We bespreken achtereenvolgens de genoemde aspecten. In de conclusies combineren we de bevindingen tot een antwoord op de gestelde vraag.

Vroegtijdige onderkenning leer- en gedragsproblemen

Vroege signalering en snelle interventies bieden betere kansen op een gunstige ontwikkeling van kinderen, blijkt uit diverse onderzoeken. Internationaal ondezoek wijst uit dat vroegtijdige interventies bij leer- en gedragsproblemen een positieve invloed hebben op het gedrag van het kind en, op de langere termijn, op de schoolloopbaan en de socio-economische status (Glascoe, 1997). Vooral interventies die worden ingezet binnen het onderwijs zijn effectief (Ramey & Ramey, 1998). Als leerproblemen worden geconstateerd op school, kunnen ze het beste in het onderwijs worden behandeld, niet in een aparte behandelsetting.

Vroeg ingrijpen bij problemen op het gebied van lichamelijke, psychische of sociale ontwikkeling, kan (ergere) problemen voorkomen. Ook Nederlands onderzoek wijst daarop. Vroegtijdige onderkenning is van belang, bij zowel taalstoornissen als gedragsproblemen. Als bij kinderen op 2-jarige leeftijd wordt vastgesteld dat ze een taalstoornis hebben en daarop behandeling volgt, neemt het aantal kinderen dat speciaal onderwijs nodig heeft met een derde af (Van Agt, 2011). Ook bij gedragsproblemen is een vroegtijdig ingezette aanpak effectief, waarbij het accent ligt op preventie. Een effectieve aanpak bestaat uit een combinatie van effectief klassenmanagement, positieve gedragsinterventies en gedragsondersteuning (Van Tuijl, 2009).

Vroegtijdige onderkenning en behandeling betekent niet dat kinderen worden doorverwezen naar het sbao of so. Behandelingen kunnen ook worden uitgevoerd in een reguliere setting, maar vragen dan wel om extra professionaliteit en een meer intensieve aanpak.

Speciaal of regulier onderwijs

Zijn kinderen met een specifieke ondersteuningsbehoefte beter af in het reguliere basisonderwijs, het sbao of het so? We kijken achtereenvolgens naar de a) leerprestaties, b) de sociaal-emotionele ontwikkeling (zelfvertrouwen en motivatie) en c) de schoolloopbaan van leerlingen: hoe vaak komt terugverwijzing naar het reguliere onderwijs voor?

Een beperking van de studies die we hier bespreken is dat ze weliswaar een vergelijking mogelijk maken tussen de schooltypen, maar geen zicht geven op de voor- en nadelen van vroegtijdige verwijzing. Onderzoek dat specifiek daarop betrekking heeft, hebben we niet aangetroffen.

A) Leerprestaties

Presteren leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften beter in het sbao of so dan in het regulier basisonderwijs? Naar deze kwestie zijn in Nederland recentelijk enkele studies verricht. Daarbij is een vergelijking gemaakt tussen leerlingen met vergelijkbare problematiek in verschillende schooltypen. Het lijkt erop dat veel van deze leerlingen beter af zijn in het reguliere onderwijs. Risicoleerlingen die worden verwezen naar het sbao ontwikkelen zich wat betreft hun taal- en rekenprestaties minder gunstig dan vergelijkbare leerlingen die het regulier basisonderwijs blijven volgen (Jepma, 2003).

Ook leerlingen met een indicatie voor speciaal onderwijs zijn vaak beter af in het regulier onderwijs. Kinderen met een indicatie voor cluster 4 die naar het so gaan, hebben een grotere achterstand op de gebieden technisch en begrijpend lezen, spelling en rekenen-wiskunde, dan vergelijkbare leerlingen in het regulier onderwijs (Stoutjesdijk & Scholte, 2009).

Niet voor alle leerlingen geldt dit in gelijke mate. Onderzoek wijst erop dat vooral de leerlingen met een laag IQ er profijt van hebben als ze naar een reguliere school gaan in plaats van een sbao- of so-school. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor leerlingen met Down (De Graaf 2005). Voor leerlingen met een specifieke leerstoornis geldt dit voordeel niet (Smeet e.a., 2007).

Hoe kunnen we verklaren dat veel leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften (toch) beter af zijn in het reguliere onderwijs? In de eerste plaats moeten we bedenken dat het gemiddelde prestatieniveau in het regulier onderwijs hoger is. Het voordeel daarvan is dat kinderen met extra ondersteuningsbehoeften zich kunnen optrekken aan het niveau van de andere leerlingen. Voor zover bekend gaat dit niet ten koste van de prestaties van de beter presterende leerlingen (Ruijs, Peetsma & Van der Veen, 2009). Een andere verklaring is dat de kwaliteit van het sbao en het so de afgelopen jaren te wensen overliet. De Inspectie van het Onderwijs heeft dit in het verleden geconstateerd. Recentelijk heeft de Inspectie geconstateerd dat de kwaliteit sterk is verbeterd in het sbao (2013) en so (2013, 2014).

B) Zelfvertrouwen en motivatie

Bij de vergelijking tussen regulier onderwijs, sbao en so kijken we niet alleen naar leerprestaties, maar ook naar de sociaal-emotionele ontwikkeling. Het is namelijk denkbaar dat leerlingen met leerproblemen in het regulier onderwijs veel negatieve ervaringen opdoen, doordat ze achterblijven ten opzichte van hun klasgenoten. Dit kan ten koste gaan van hun zelfvertrouwen en motivatie.

Dit wordt inderdaad door onderzoek bevestigd. Kinderen met een cognitieve beperking vergelijken zichzelf met hun klasgenoten zonder beperkingen; op grond daarvan kunnen ze negatieve denkbeelden ontwikkelen over zichzelf (Smeets e.a., 2007).

Ander onderzoek wijst uit dat de competentiebeleving van ‘rugzakleerlingen’ in het reguliere onderwijs minder goed was dan die van rugzakleerlingen in het sbao (Kroesbergen e.a., 2010). Afname van zelfvertrouwen en motivatie geldt niet voor alle leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften. Voor kinderen met een licht verstandelijke handicap is op psychosociaal gebied na 4 jaar geen verschil tussen kinderen in het speciaal onderwijs en in het regulier onderwijs (Peetsma e.a., 2001). De verklaring hiervoor is dat deze kinderen hun prestaties niet vergelijken met hun klasgenoten; ze beseffen dat ze ‘anders’ zijn. Dit geldt niet voor kinderen met specifieke leerstoornissen of gedragsmoeilijkheden. Zij hebben een gemiddelde intelligentie en zien de ‘gemiddelde’ basisschoolleerling dus wel als referentiegroep. Dat die vergelijking voor hen niet gunstig is, lijkt nadelig te zijn voor hun psychosociale ontwikkeling (Peetsma e.a., 2001).

C) Schoolloopbaan na het speciaal onderwijs of speciaal basisonderwijs

Een reden om leerlingen vroegtijdig te verwijzen naar sbao of so is dat dit de kans vergroot dat ze terugkeren naar het regulier onderwijs. Of dit gebeurt, is uit onderzoek naar schoolloopbanen niet precies te destilleren. Wel zijn er kengetallen beschikbaar over de doorstroom van alle leerlingen samen (vroeg of laat verwezen) uit het sbao en so naar andere schooltypen(CBS, 2014).

Daaruit weten we dat terugverwijzing vanuit sbao naar bao tamelijk zeldzaam is. Van de leerlingen die jaarlijks uitstromen uit het sbao, gaat slechts 2% naar het basisonderwijs. De meeste sbao-leerlingen stromen door naar praktijkonderwijs (pro) of vmbo met leerwegondersteuning (lwoo) (69%).

Vanuit het so stroomt 7 procent van de leerlingen door naar het basisonderwijs, 10 procent naar het sbao. Twee derde stroomt door naar een andere school voor so of vso.

Conclusie

Wanneer leer- of gedragsproblemen vroegtijdig worden onderkend, is dat in het voordeel van de leerlingen, blijkt uit verscheidene onderzoeken. Hoe eerder de problemen worden gesignaleerd, des te eerder kan worden begonnen met interventies. Dit geldt voor zowel leer- als gedragsproblemen. Op basis van onderzoek kunnen we niet stellen dat deze behandeling het beste kan plaatsvinden in het sbao of het so. Als we kijken naar de leerresultaten, zijn veel leerlingen er juist bij gebaat om in het regulier onderwijs te blijven. De keerzijde is dat deelname aan het reguliere onderwijs het zelfvertrouwen en motivatie van veel leerlingen geen goed doet.

We weten niet of bij een vroegtijdige verwijzing naar het sabo of so resulteert in een groter aantal terugverwijzingen naar het regulier onderwijs. Wel weten we dat het percentage terugverwijzingen over de gehele linie gering is. Vanuit het sbao stromen de meeste leerlingen door naar lwoo of pro, vanuit het so naar een andere so/vso-school.

Geraadpleegde bronnen

  1. H.M.E. van Agt (2011). Language disorders in children. Impact and the effects of screening. Rotterdam: Erasmus Universiteit. http://repub.eur.nl/pub/22726/110316_Agt,%20Heleen%20Marie%20Elisabeth%20van.pdf
  2. Allan, J., & Brown, S. (2001). Special Schools and Inclusion. Educational Review, 53, 2, 199-207.
  3. Van Bemmelen, J. M. (1959). Onaangepast gedrag bij gehandicapte kinderen, Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs en Orthopaedagogiek, 39, 1-12.
  4. CBS (2014) Ondersteuning en stromen in het passend onderwijs. Factsheet. www.onderwijsincijfers.nl
  5. Glascoe F.P., Foster E.M., Wolraich M.L. (1997). An economic analysis of developmental detection methods. Pediatrics 99(6): 830-837.
  6. Graaf, G. de (2005). ‘Effecten van regulier versus speciaal onderwijs aan kinderen met Downsyndroom’. In: Down+Up, herfst, bijlage bij nr. 71.
  7. Inspectie van het Onderwijs (2013) De staat van het onderwijs; Onderwijsverslag 2011/2012. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. http://www.onderwijsinspectie.nl/binaries/content/assets/Onderwijsverslagen/2013/onderwijsverslag-2011-2012-printversie.pdf
  8. Inspectie van het Onderwijs (2014). De staat van het onderwijs; Onderwijsverslag 2012/2013. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. http://www.onderwijsinspectie.nl/binaries/content/assets/Onderwijsverslagen/2014/onderwijsverslag-2012-2013.pdf
  9. Jepma, IJ. (2003). De schoolloopbaan van risicoleerlingen in het primair onderwijs. Amsterdam: UvA. http://dare.uva.nl/record/1/270758
  10. Kooiker, S.E. (red.). (2006). Jeugd met beperkingen. Rapportage gehandicapten 2006. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. https://www.scp.nl/dsresource?objectid=53bd3f17-feea-47b1-921b-ed1f9f2224d9&type=org
  11. Kroesbergen, E. H., Sontag, L., Steensel, R. C. M. van, Leseman, P. P. M. Ven, S. H. G. van der. (2010). Plaatsing van leerlingen met een beperking in het reguliere onderwijs: de ontwikkeling van schoolvaardigheden, competentiebeleving en probleemgedrag. Pedagogische Studiën, 87, 350-366.
  12. Peetsma, T., Vergeer, M., Roeleveld, J., & Karsten, S. (2001). Inclusion in Education: comparing pupils’ development in special and regular education. Educational Review, 53, 2, 125-135.                                                                                               https://emmaleathersenportfolio.wikispaces.com/file/view/Inclusion+in+Education-+comparing+pupils%E2%80%99+development+in+special+and+regular+education.pdf
  13. Pijl, S.J., H. Nakken en P. Edelenbos (1999). Review: Integratie in onderwijs. Groningen: Gion.
  14. Ramey, C. T., & Ramey, S. L. (1998). Early Intervention and Early Experience. American Psychologist, 53, 2, 109-120. https://static.vtc.vt.edu/media/documents/179_-_Early_intervention_and_early_experience.pdf
  15. Ruijs, N. M., & Peetsma, T. T. D. (2009). Effects of inclusion on students with and without special educational needs reviewed. Educational Research Review, 4, 67 - 79.                                                                                                                               https://www.researchgate.net/profile/Nienke_Ruijs/publication/248571719_Effects_of_inclusion_on_students_with_and_without_special_educational_needs_reviewed/links/565d9f1008aefe619b2650c7.pdf
  16. Smeets, E., Veen, van der I., Derriks, M., Roeleveld, J. (2007). Zorgleerlingen en leerlingenzorg op de basisschool. Nijmegen/Amsterdam: ITS/SCO-Kohnstamm Instituut. http://its.ruhosting.nl/publicaties/pdf/r1778.pdf
  17. Stoutjesdijk, R. & Scholte, E.M (2009). Cluster 4 speciaal onderwijs: een vergelijking tussen leerlingen op cluster 4 scholen en cluster 4 rugzakleerlingen. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 48 161-169. http://www.horizon.eu/wp-content/uploads/2012/09/Artiekel-Orthopedagogiek.pdf
  18. Van Tuijl, C. (2009). Uitdagende kinderen tijdig in beeld. Vroegtijdige onderkenning en aanpak van (jonge) risicokinderen. Hengelo: Hogeschool Edith Stein.

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

Passend Onderwijs
Meer inzicht in gedrag leerling met Aurecool.
Meer inzicht in gedrag leerling met Aurecool.
Aurecool ondersteunt jou bij begrijpen en bevorderen van de soc-emo ontwikkeling van elke leerling.
Aurecool 
Professionalisering
De beste nascholing volg je bij Medilex Onderwijs
De beste nascholing volg je bij Medilex Onderwijs
Gemiddeld beoordelen deelnemers ons met een 8,4
Medilex Onderwijs 
Meer inzicht in gedrag leerling met Aurecool.Zorg voor het kind
Zorg voor het kind: passend onderwijs - onderwijsbehoeften
Arja Kerpel
Passend onderwijs
Passend onderwijs op een basisschool - ondersteuningsplicht
Arja Kerpel
Gelijke kansen
Sociaal milieu nog altijd van invloed op schoolloopbaan
Annemieke Top
Attitude in de klas
Het belang van attitudes in Passend Onderwijs
Anke de Boer
Brede school en integratie
De Brede School: passend onderwijs en integratie
Anke de Boer


Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

Hoe zorgen we er in Nederland voor dat iedereen kan meedoen?
Hoe zorgen we er in Nederland voor dat iedereen kan meedoen?
redactie
Passend onderwijs in een video van één minuut uitgelegd
Passend onderwijs in een video van één minuut uitgelegd
redactie
[extra-breed-algemeen-kolom2]



ambulante begeleiding
clusteronderwijs
inclusief onderwijs (ION)
ondersteuningsplan
ondersteuningsplicht
ondersteuningsprofiel
passend onderwijs
speciaal basisonderwijs
speciaal onderwijs

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest